Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/6.3.5.1
6.3.5.1 Algemeen
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS388334:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Smits 2008, p. 95-96.
Zie ook Frumer 2001, p. 120, nr. 163; Snijders 1988, p. 406-407; Snijders 1995, p. 34-36; Kuijer 2004, p. 143; Meijer 2011, p. 89; Jacot-Guillarmod 1988, p. 287-288.
HR 25 mei 2007, NJ 2007, 294 (Spaanderman/Anova), r.o. 3.5; HR 24 april 2009, NJ 2010,171, m.nt. H.J. Snijders (IMS/Modsaf c.s. II), r.o. 4.3.1; zie bijv. ook Hof 's-Gravenhage 28 december 2010, NJF 2011,160.
Zie bijv. HR 20 mei 2005, NJ 2007,114, m.nt. H.J. Snijders onder NJ 2007, 115 (Gem. Amsterdam/ Honnebier), r.o. 3.8; HR 8 juli 2011, NJ 2011, 310 (Blom/'t Sleyk c.s.).
HR 24 maart 2006, NJ 2007,115, m.nt. H.J. Snijders (Meurs/Newomij), r.o. 3.4.4.
Hiervoor is gebleken dat het recht op een eerlijke behandeling meerdere aspecten omvat, zoals het beginsel van 'equality of arms' en de 'right to an adversarial procedure'. Het omvat mede hetgeen naar Nederlands burgerlijk procesrecht wordt verstaan onder het beginsel van hoor en wederhoor.1
In zijn algemeenheid geldt dat deze beginselen ook van toepassing zijn in arbitrage- en bindendadviesprocedures.2 Zo bepaalt artikel 1039 lid 1 Rv dat partijen op voet van gelijkheid worden behandeld en dat het scheidsgerecht iedere partij de gelegenheid geeft, voor haar rechten op te komen en haar stellingen voor te dragen. Schending van het beginsel van hoor en wederhoor in een arbitrageprocedure kan leiden tot vernietiging van het scheidsrechterlijke vonnis. Daarbij geldt dat, hoewel de overheidsrechter artikel 1065 lid 1 onder e Rv in zijn algemeenheid met terughoudendheid dient toe te passen, er voor een terughoudende toepassing volgens de Hoge Raad geen plaats is wanneer moet worden geoordeeld dat bij de totstandkoming van het arbitrale vonnis is gehandeld in strijd met het recht van hoor en wederhoor.3 Schending van hoor en wederhoor kan ook een reden zijn voor vernietiging van een bindend advies op grond van artikel 7:904 lid 1 BW,4 al zal hiertoe niet in alle gevallen aanleiding bestaan.5
In zijn algemeenheid kan kortom gezegd worden dat het recht op een eerlijke behandeling ook van toepassing is in arbitrage- en bindendadviesprocedures. Het is echter de vraag in hoeverre dit ook geldt voor alle deelaspecten, die uit dit recht zijn afgeleid. Hierna zal op een aantal van deze specifieke deelaspecten worden ingegaan.