De procesovereenkomst
Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/6.4:6.4 Conclusie
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/6.4
6.4 Conclusie
Documentgegevens:
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS388335:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In dit hoofdstuk is onderzocht in hoeverre partijen bij procesovereenkomst kunnen afwijken van fundamentele beginselen van procesrecht. Gebleken is dat partijen deze mogelijkheid in de overheidsprocedure slechts in zeer beperkte mate hebben. Zo kunnen zij geen behandeling met gesloten deuren overeenkomen (paragraaf 6.2.2), kunnen zij niet afwijken van het recht op een onafhankelijk en onpartijdig gerecht (paragraaf 6.2.3) en kunnen zij niet bepalen dat motivering van de uitspraak achterwege zal blijven (paragraaf 6.2.7). Partijen kunnen weliswaar overeenkomen om geen pleidooi in hun zaak te houden, maar zij kunnen niet bepalen dat de procedure geheel schriftelijk zal verlopen (paragraaf 6.2.5). Het recht op een gelijke behandeling kan niet bij procesovereenkomst aan de kant worden geschoven. Ook kunnen partijen niet het recht uitsluiten om zich over bijvoorbeeld een bepaalde bewijsverrichting uit te laten en kunnen zij niet geldig overeenkomen dat enkel de rechter van bepaalde vertrouwelijke stukken of inlichtingen kennis kan nemen, zonder dat de wederpartij deze mogelijkheid heeft (paragraaf 6.2.4). Wel kunnen partijen tot op zekere hoogte de processuele middelen die in een procedure ter beschikking staan beperken. Daarbij geldt wel dat partijen voldoende mogelijkheden moeten overhouden om hun zaak naar voren te brengen (paragraaf 6.2.4). Ook kunnen partijen binnen bepaalde grenzen de termijnen die in de procedure gelden verlengen (paragraaf 6.2.6).
In het kader van arbitrage en bindend advies hebben partijen duidelijk meer vrijheid om bij overeenkomst fundamentele rechten buiten toepassing te verklaren. Met de enkele overeenkomst tot arbitrage of bindend advies kunnen zij nog niet worden geacht volledig afstand te hebben gedaan van deze beginselen. Deze beginselen zijn dus tot op zekere hoogte ook van toepassing in deze procedures, al zal de bescherming die zij bieden in sommige gevallen wel minder vergaand zijn dan in het kader van de overheidsrechtspraak. Bij expliciete overeenkomst hebben partijen bovendien ruime mogelijkheid om fundamentele rechten aan de kant te schuiven. Zo is het voor hen mogelijk om een vertrouwelijke behandeling van hun zaak overeen te komen (paragraaf 6.3.3), om af te spreken dat de procedure volledig schriftelijk zal verlopen (paragraaf 6.3.6) en om lange termijnen voor de behandeling vast te stellen (paragraaf 6.3.7). Partijen hebben een ruime bevoegdheid om de procedure vorm te geven, maar dienen wel steeds de reële mogelijkheid te behouden om hun zaak naar voren te brengen (paragraaf 6.3.5.2). In het kader van het bindend advies kunnen partijen zelfs behandeling overeenkomen door een bindend adviseur die daadwerkelijk partijdig is, ook voordat er sprake is van een geschil. In het kader van de arbitrage kunnen partijen enkel, op het moment dat het geschil reeds gerezen is, een arbiter benoemen die de schijn van partijdigheid tegen zich heeft. Ook kunnen zij op dat moment bepalen dat arbiters in het kader van de beoordeling van bewijsmateriaal eigen onderzoek zullen verrichten (paragraaf 6.3.4).
Ook in het kader van arbitrage en bindend advies zijn niet alle procesovereenkomsten toelaatbaar. Een overeenkomst waarbij partijen afspreken dat motivering van de uitspraak geheel achterwege zal blijven, kan niet worden geaccepteerd. Wel zou het voor partijen mogelijk moeten zijn om af te spreken dat de uitspraak niet gemotiveerd wordt, tenzij een van de partijen hierom binnen een bepaalde termijn alsnog verzoekt (paragraaf 6.3.8). Partijen kunnen het recht op een gelijke behandeling niet bij overeenkomst buiten toepassing verklaren (paragraaf 6.3.5.3). Zij kunnen verder niet afspreken dat er geen gelegenheid zal zijn zich uit te laten over bijvoorbeeld een bepaalde bewijsverrichting. Ook kunnen zij niet overeenkomen dat arbiters en bindend adviseurs kennis kunnen nemen van bepaalde stukken of inlichtingen, die een van beide partijen niet kent. Indien arbiters of bindend adviseurs het toch wenselijk achten dat beide partijen kennis hebben van bepaalde informatie en/of zich hierover uit kunnen laten, kunnen zij, ondanks een dergelijke afspraak, partijen hiertoe de gelegenheid bieden (paragraaf 6.3.5.4).