De procesovereenkomst
Einde inhoudsopgave
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/6.3.5.3:6.3.5.3 Uitsluiting van het recht op een gelijke behandeling
De procesovereenkomst (BPP nr. XIII) 2012/6.3.5.3
6.3.5.3 Uitsluiting van het recht op een gelijke behandeling
Documentgegevens:
M.W. Knigge, datum 24-10-2012
- Datum
24-10-2012
- Auteur
M.W. Knigge
- JCDI
JCDI:ADS385926:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie bijv. HR 25 mei 2007, NJ 2007, 294 (Spaanderman/Anova); HR 20 mei 2005, NJ 2007,114, m.nt. H.J. Snijders onder NJ 2007,115 (Gem. Amsterdam/Honnebier), m.n. r.o. 3.6.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Hiervoor is aangenomen dat partijen in het kader van de overheidsrechtspraak het recht op een gelijke behandeling niet bij overeenkomst aan de kant kunnen zetten. Te verwachten is dat hetzelfde geldt in het kader van arbitrage en bindend advies. Het belang van een voldoende toegang tot rechtspraak en van vertrouwen in de overheid staan ook in dit verband hieraan in de weg. Dat het belang van vertrouwen in de rechtspraak bij arbitrage en bindend advies een veel minder grote rol speelt, is onvoldoende reden om iets anders aan te nemen.
Inderdaad blijkt dat partijen met de enkele overeenkomst tot arbitrage of bindend advies nog geen afstand hebben gedaan van het recht op een gelijke behandeling. Voor de arbitrage volgt dit reeds uit artikel 1039 lid 1 Rv, waarin is bepaald dat partijen op voet van gelijkheid worden behandeld. Ook uit de jurisprudentie volgt dat partijen in het kader van arbitrage en bindend advies recht hebben op een gelijke behandeling.1 Aannemelijk is dat partijen ook bij expliciete overeenkomst dit beginsel niet buiten toepassing kunnen laten.