Het hof heeft in zijn arrest overwogen dat het het vonnis “zal bevestigen behalve ten aanzien van de straf” en heeft in zijn arrest geen beslissing opgenomen over de in de beslag genomen voorwerpen. Ik besteed hieraan aandacht bij de bespreking van het tweede middel.
HR, 18-06-2019, nr. 17/04748
ECLI:NL:HR:2019:968, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18-06-2019
- Zaaknummer
17/04748
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:968, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 18‑06‑2019; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHAMS:2017:3248, (Gedeeltelijke) vernietiging met terugwijzen
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:389
ECLI:NL:PHR:2019:389, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 16‑04‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:968
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2019-0270
Uitspraak 18‑06‑2019
Inhoudsindicatie
Medeplegen witwassen geldbedrag, art. 420bis.1.b Sr. Verbeurdverklaring van inbeslaggenomen computer, zaktelefoons, USB-stick en verpakkingsmaterialen. In aanmerking genomen hetgeen is bewezenverklaard en mede gelet op hetgeen Hof blijkens bewijsvoering dienaangaande heeft vastgesteld, is ’s Hofs oordeel dat bewezenverklaarde m.b.v. die voorwerpen is begaan of voorbereid, zonder nadere, doch ontbrekende motivering niet begrijpelijk. Volgt partiële vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 17/04748
Datum 18 juni 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van8 augustus 2017, nummer 23/000136-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
hierna: de verdachte.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft N. van Schaik, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1
Het middel klaagt over de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen vermeld in het dictum van het vonnis van de Rechtbank onder 1, 6, 8, 9, 10, 14, 15, 16, 17, 18 en 19.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat hij:
“omstreeks 12 september 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader, een geldbedrag van in totaal EUR 2.136.030,-, voorhanden gehad, terwijl hij en zijn mededader wisten, dat bovenomschreven geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - geheel of gedeeltelijk afkomstig was uit enig misdrijf.”
2.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de bewijsvoering die is weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 5 tot en met 8.
2.2.3
Het Hof heeft, anders dan de Rechtbank, aan de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd en heeft het vonnis waarvan beroep voor het overige bevestigd, waarbij het Hof kennelijk heeft beoogd de beslissing van de Rechtbank tot verbeurdverklaring van inbeslaggenomen voorwerpen te bevestigen. Het door het Hof in zoverre bevestigde vonnis van de Rechtbank houdt onder het opschrift ‘Beslag’ het volgende in:
“Verbeurdverklaring
De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1. 1.00 STK Zaktelefoon Blackberry, 5251646;
- 6. 1.00 STK USB-stick (memorykaart) Kingston, 5251938;
- 8. 1.00 STK Zaktelefoon Blackberry Curv, 5251645;
- 9. 1.00 STK Verpakkingsmateriaal, 5252116;
- 10. 1.00 STK Verpakkingsmateriaal, 5252117;
- 14. 1.00 STK Computer Thinkpad, 5251674;
- 15. 1.00 STK Zaktelefoon, 5251675;
- 16. 1.00 STK Zaktelefoon Nokia, 5251676;
- 17. 1.00 STK Zaktelefoon Blackberry, 5251677;
- 18. 1.00 STK Zaktelefoon Blackberry, 5251678;
- 19. 1.00 STK Zaktelefoon Nokia, 5251679.
dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het onder 1 bewezen geachte is begaan of voorbereid.”
Het in zoverre bevestigde vonnis houdt voorts onder het opschrift ‘Beslissing’ dienaangaande – kort gezegd – in dat bovengenoemde voorwerpen verbeurd worden verklaard.
2.3
In aanmerking genomen hetgeen ten laste van de verdachte is bewezenverklaard en mede gelet op hetgeen het Hof blijkens de bewijsvoering dienaangaande heeft vastgesteld, is het oordeel van het Hof dat het bewezenverklaarde met behulp van de in het middel bedoelde voorwerpen is begaan of voorbereid, zonder nadere, doch ontbrekende motivering niet begrijpelijk. Het middel slaagt.
3. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de verbeurdverklaring van de in het door het Hof in zoverre bevestigde vonnis van de Rechtbank genoemde voorwerpen, genummerd 1, 6, 8, 9, 10, 14, 15, 16, 17, 18 en 19, alsmede wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert de opgelegde gevangenisstraf in die zin dat deze 28 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, beloopt;
- wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2019.
Conclusie 16‑04‑2019
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Middelen over de bewezenverklaring van witwassen, de verbeurdverklaring van verschillende voorwerpen en de onttrekking aan het verkeer van een auto. De conclusie strekt tot vernietiging t.a.v. de strafoplegging.
Nr. 17/04748 Zitting: 16 april 2019 | Mr. F.W. Bleichrodt Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het gerechtshof Amsterdam heeft bij arrest van 8 augustus 2017 het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 30 december 2016 bevestigd, behalve voor zover het de oplegging van de straf betreft, en met aanvulling van gronden. De verdachte is wegens “medeplegen van witwassen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan tien voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek als bedoeld in art. 27(a) Sr. Voorts zijn beslissingen genomen ten aanzien van in beslag genomen voorwerpen, één en ander zoals vermeld in het vonnis van de rechtbank.1.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mr. N. van Schaik, advocaat te Utrecht, heeft drie middelen van cassatie voorgesteld.
3. Het eerste middel behelst de klacht dat het bewezen verklaarde niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
4. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“omstreeks 12 september 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader, een geldbedrag van in totaal EUR 2.136.030,-, voorhanden gehad, terwijl hij zijn mededader wisten, dat bovenomschreven geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - geheel of gedeeltelijk afkomstig was uit enig misdrijf.”
5. De rechtbank heeft de bewezenverklaring doen steunen op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van bevindingen (inclusief fotobijlagen) van 13 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar S-091, doorgenummerde pagina 138 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Er is een peilbaken geplaatst in een Volkswagen Jetta, voorzien van kenteken [kenteken] (verder Jetta). Op 12 september 2016 werd aan de hand van een peilbaken gezien dat de Jetta zich in de omgeving van het [wijk 1] bevond, waaronder de [b-straat] , alwaar de ingang van de parkeergarage van het [wijk 1] is. Aan de hand van deze gegevens is een observatie ingesteld met behulp van een videocamera. In dit proces-verbaal worden twee mannen waargenomen die later die dag - na aanhouding - zijn geïdentificeerd als [medeverdachte] en [verdachte] .
13:18 uur
Ik zie dat in de parkeergarage de Jetta geparkeerd staat op of vlak naast parkeerplaats 325. Op dit tijdstip komen twee mannen, [medeverdachte] en [verdachte] , uit de centrale trappen-lifthal van de percelen gevestigd aan de [a-straat] . Zij lopen in de richting van de Jetta. [verdachte] draagt een naar schatting half gevulde blauwe Albert Heijn tas. [medeverdachte] draagt twee plastic tassen. Opvallend is dat de tassen vanaf de bovenzijde open staan waardoor voor de drager van de tas te zien is wat in de tassen zit.
13:20 uur
Ik zie dat [medeverdachte] en [verdachte] naast de Jetta staan. Beide staan aan de bestuurderszijde van de Jetta.
13:21 uur
[medeverdachte] staat bij het bestuurdersportier. [verdachte] loopt terug in de richting van de trappen-/lifthal en loopt daar naar binnen. Op de camerabeelden is te zien dat [verdachte] alleen terugkomt en niet meer in zijn handen heeft. Uit de bakengegevens komt naar voren dat de Jetta kort daarna naar buiten rijdt.
Herkenning [verdachte]
Op 12 september 2016 omstreeks 17:40 uur is [verdachte] aangehouden op de [c-straat] te [plaats] . Bij zijn aanhouding is een foto gemaakt. Op basis van mijn waarnemingen in de voornoemde parkeergarage en de opgenomen videobeelden herken ik de man uit de parkeergarage als zijnde [verdachte] .
2. Een proces-verbaal van bevindingen van 12 september 2016, in de wettelijke
vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren S-117 en S- 138, doorgenummerde pagina 169 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op maandag 12 september 2016 omstreeks 18:00 uur hebben wij, verbalisanten, het geld in beslag genomen dat na een doorzoeking van een verborgen ruimte in het voertuig voorzien van het kenteken [kenteken] , merk Volkswagen, model Jetta is aangetroffen.
De voorlopige telling komt uit de volgende bedragen:
* Geld aangetroffen in zwarte tas in voertuig:
-14 maal € 50,-
- 2 maal € 20,-
- 2 maal € 5,-
- Totaalbedrag € 750,-
- Inbeslaggenomen onder goednummer 5251579.
* Geld los aangetroffen in verborgen ruimte voertuig:
- 189 maal € 5,-
- Totaalbedrag € 945,-
- Inbeslaggenomen onder goednummer 5251578.
* Geld aangetroffen in witte plastic tas in verborgen ruimte voertuig:
- 2.496 maal € 50,-
- 201 maal € 5,-
- Totaalbedrag € 125.805,-
- Inbeslaggenomen onder goednummer 5251581
* Geld aangetroffen in Albert Heijn tas gewikkeld in Albert Heijn tas:
- 19.283 maal €50,-
- 298 maal € 100,-
- 235 maal € 20,-
- Totaalbedrag € 998.650,-
- Inbeslaggenomen onder goednummer 5251711.
* Geld aangetroffen in Albert Heijn tas gewikkeld in Lidl tas
- Deels geteld
- 10.578 maal € 20,-
- Totaalbedrag € 211.560,-
- Inbeslaggenomen onder goednummer 5251712.
- De rest van geld zal op ander moment geteld worden.
3. Een proces-verbaal van bevindingen van 13 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren S-160 en S-098, doorgenummerde pagina 171 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op maandag 12 september 2016 werd geld in beslag genomen dat werd aangetroffen in een verborgen ruimte van de Volkswagen, model Jetta, kenteken [kenteken] . Het aangetroffen geld is op 12 september 2016 gedeeltelijk geteld. Dit betrof een bedrag van € 1.337.710,-. Op 13 september 2016 is het restant geteld. Dit geld is aangetroffen in de Albert Heijn tas, gewikkeld in de Lidl tas en inbeslaggenomen onder 525228.
- 800 maal € 500,- > € 400.000,-
- 232 maal € 200,- > € 46.400,-
- 1974 maal € 100,- > € 197.400,-
- 1113 maal €50,->€55.650,-
- 100 maal € 20,- > € 2.000,-
- 9691 maal €10,->€96.910,-
- Totaalwaarde 798.360,-
De totaaltelling van de aangetroffen bankbiljetten, die werden geteld op 12 en 13 september 2016 betreft: € 2.136.070,- (€ 1.337.710 + € 798.360).
4. Een proces-verbaal sporenonderzoek (inclusief fotobijlagen) met nummer PL1300-2016074196-68 van 14 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , doorgenummerde pagina 232 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op maandag 12 september 2016 te 15:30 werd door ons verbalisanten een forensische onderzoek verricht naar de aanwezigheid van geprepareerde verborgen ruimtes in een motorvoertuig. In de onderzoekgarage stond een grijze 4-deurs Volkswagen Jetta, voorzien van kentekenplaten met de combinatie [kenteken] .
Na het weghalen van de zitting van de achterbank voelden wij dat er iets achter de rugleuning van de achterbank geplaatst was. De ontgrendeling van de rugleuning werkte niet. In het portier vak van het linker achterportier zagen wij een rode white-board magneet. Op het moment dat deze magneet bij de zitting van de achterbank geplaatst werd, hoorden wij een motorisch geluid en wij hoorden en voelden dat de rugleuning ontgrendeld werd.
De rugleuning werd door ons naar voren gekanteld waardoor er diverse tassen en bundels bankbiljetten zichtbaar werden. In de witte kunststof draagtas werden meerdere bundels eurobankbiljetten aangetroffen. In een kunststof draagtas van supermarktketen Albert Heijn werd een tweede kunststof draagtas van Albert Heijn aangetroffen. In deze draagtas werd een relatief grote hoeveelheid eurobankbiljetten aangetroffen. In een kunststof draagtas van supermarktketen Lidl werd een draagtas van Albert Heijn aangetroffen. In deze draagtas werd eveneens een relatief grote hoeveelheid eurobankbiljetten aangetroffen. Tevens werd er een lege kunststof draagtas van Albert Heijn aangetroffen.
5. Een proces-verbaal van correctie op geldtelling van 20 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar S-138, doorgenummerde pagina 268 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 12 september 2016 is door mij, samen met verbalisant [verbalisant 4] een gedeelte van het geld te geteld wat is aangetroffen in de Volkswagen Jetta voorzien van het kenteken [kenteken] . Het totale bedrag door ons geteld was € 1.337.710,-.
Het geld is afgestort bij de Centrale Kas van de Eenheid Amsterdam. Aldaar is het geld opnieuw geteld en bleek het totaalbedrag € 1.337.670,-.
Tussen het in eerste instantie door ons getelde totaalbedrag en het door de medewerkers van de Kas getelde totaalbedrag zit een tekort van € 40,-.
Het totale geldbedrag wat in de Volkswagen Jetta voorzien van het kenteken [kenteken] is aangetroffen dient dus gerectificeerd te worden tot € 2.136.030,-.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juli 2017.
Deze verklaring houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik ben de persoon die op de camerabeelden van 12 september 2016 is te zien in de parkeergarage van het [wijk 1] te [plaats] .
6. Het hof heeft daaraan de volgende bewijsmiddelen toegevoegd.
“Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2016074196 van 12 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 5] en [verbalisant 7], doorgenummerde pagina’s 266 en 267.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 12 september 2016 werd binnengetreden in de woning [c-straat 1] te [plaats] .
In de fouillering van [verdachte] werden op 12 september 2016 twee sleutelbossen aangetroffen. Beide sleutelbossen werden door mij, verbalisant [verbalisant 5], op diezelfde avond gepast op de portiek- en voordeur van de woning [a-straat 1] , [postcode] te [plaats] . De sleutels van één van deze sleutelbossen bleken te passen op zowel de portiek- als de voordeur van voornoemde woning.
Een proces-verbaal van bevindingen doorzoeking [a-straat 1] met nummer 2016074196 van 13 september 2016, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 6], doorgenummerde pagina’s 62 en 64.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 12 september 2016 is het Arrestatieteam binnengetreden in de woning gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] . Omstreeks 17:59 uur is de doorzoeking ter inbeslagneming geopend door de rechter-commissaris. In de gang werden 2 geldtelmachines aangetroffen.”
7. De rechtbank heeft het volgende overwogen over het bewijs van het ten laste gelegde:
“Wetenschap geldbundels
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde op standpunt gesteld dat - indien de rechtbank van oordeel is dat verdachte één van de twee personen is geweest die op 12 september 2016 tassen in de Volkswagen Jetta heeft geplaatst - uit het dossier onvoldoende blijkt dat verdachte wetenschap heeft gehad van de inhoud van de tassen zoals aangetroffen in de Volkswagen Jetta.
De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt in het bijzonder het navolgende. Mensen die naar een auto lopen met tassen in hun hand die een paar miljoen euro contant geld bevatten, en die tassen vervolgens plaatsen in een speciaal geprepareerde verborgen ruimte in die auto, plegen te weten wat zij doen, en plegen dus ook te weten dat die tassen contant geld bevatten. Verdachte, die zich consequent op zijn zwijgrecht heeft beroepen, heeft de rechtbank geen enkele reden gegeven om ervan uit te gaan dat zich hier een andere situatie voordoet.
Wat de verdediging overigens heeft aangevoerd over de tassen, snijdt geen hout, zoals blijkt uit het volgende. Uit het proces-verbaal van sporenonderzoek, verricht in het voornoemde voertuig, is uiteengezet hoe de tassen en het geld in de verborgen ruimte zijn aangetroffen. Daarbij valt op dat er slechts twee tassen in de verborgen ruimte zijn aangetroffen. De half gevulde blauwe Albert Heijn tas - gedragen door verdachte - is niet in de verborgen ruimte aangetroffen. Op de geheel gevulde in de verborgen ruimte aangetroffen blauwe Albert Heijn tas, gedragen door medeverdachte [medeverdachte] , is een wit halfdoorschijnend plastic tasje gevonden met daarin bundels van € 50,-. Op de daarnaast aangetroffen en door de medeverdachte [medeverdachte] gedragen witte Lidl-tas zijn bundels biljetten van € 20,- waarneembaar die over de rand van de tas uitkomen. Uit de observatie in de parkeergarage op 12 september 2016 is niet gebleken dat het witte plastic tasje en de €20 biljetten uitkomend over de rand van de witte Lidl tas al zichtbaar waren. De rechtbank concludeert derhalve dat de inhoud van de halfgevulde tas - gedragen door verdachte - is overgezet in de verborgen ruimte. Daarmee is de wetenschap omtrent de inhoud van de tassen gegeven. De politie heeft geverbaliseerd dat er geen lege Albert Heijn tas in de Volkswagen Jetta is aangetroffen, maar met de verdediging merkt de rechtbank op dat uit pagina 456 blijkt dat er wel degelijk een lege AH-shopper tas is aangetroffen. Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunt dit het gegeven dat de door de verdachte gedragen half gevulde AH-shopper tas in de auto is achtergelaten. Immers is tijdens de observatie op 12 september 2016 waargenomen dat verdachte alleen terugloopt naar de trappen-/lifthal en daarbij niets meer in zijn handen heeft. De medeverdachte [medeverdachte] is na het verlaten van de parkeergarage naar Rotterdam gereden en aldaar aangehouden, waarmee alternatieve scenario’s omtrent de wijze van aantreffen van de tassen in de verborgen ruimte uitgesloten zijn.
(…)
Medeplegen
Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd kan verdachte ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde als medepleger worden aangemerkt. Volgens vaste jurisprudentie is niet nodig dat alle medeplegers uitvoeringshandelingen verrichten, noch dat zij op de hoogte zijn van alle details van de criminele activiteiten. De deelnemers moeten zich er wel van bewust zijn dat zij samenwerken en moeten weten waarop die samenwerking is gericht, oftewel welk doel zij gezamenlijk trachten te verwezenlijken. Bovendien moet de bijdrage van elke verdachte aan het strafbare feit van voldoende gewicht zijn. Rekening kan daarbij worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling en het belang van de rol van de verdachte. Verdachte heeft samen met de medeverdachte [medeverdachte] de tassen in een verborgen ruimte van de Volkswagen Jetta geplaatst en wist dat de tassen uit misdrijf afkomstig contant geld bevatten. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een bewuste en nauwe samenwerking aanwezig ten aanzien van het voorhanden hebben van een groot geldbedrag dat van misdrijf afkomstig is. De wezenlijk en significatie bijdrage van verdachte is gelegen in het dragen van de tassen met daarin een fors geldbedrag, en het helpen plaatsen van die tassen in een verborgen ruimte van een personenauto. Uit het feit dat het om een zeer groot geldbedrag gaat, valt daarnaast op te maken dat verdachte kennelijk wordt vertrouwd om zulke grote bedragen aan misdaadgeld te beheren, waarmee zijn significatie bijdrage kracht wordt bijgezet.
8. Het hof heeft zich in zoverre verenigd met het vonnis in eerste aanleg en dit bevestigd. Het hof heeft in aanvulling hierop het volgende overwogen over het bewijs van het ten laste gelegde2.:
“Tijdens de observatie op 12 september 2016 zien verbalisanten in de omgeving van de parkeergarage van het [wijk 1] te [plaats] dat de medeverdachte [medeverdachte] om 12:30 uur de Volkswagen Jetta bestuurt. Om 13:18 uur zien de verbalisanten voornoemde Jetta geparkeerd staan in voornoemde parkeergarage.
Op dat moment komen de verdachte en zijn medeverdachte uit de trappen-lifthal van de percelen gevestigd aan de [a-straat] . De verdachte draagt een Albert Heijn shopper en zijn medeverdachte draagt een Albert Heijn shopper en een witte shopper. Ze lopen gezamenlijk naar de Jetta en staan dan samen aan de bestuurderszijde van de auto. De verdachte loopt vervolgens zonder tas(sen) terug naar de trappenhal en gaat daar naar binnen. Kort daarna wordt de Jetta naar buiten gereden. Bij de doorzoeking van de Volkswagen Jetta op 12 september 2016 om 18:00 uur wordt (naar later blijkt) € 2.136.030,00 aangetroffen verpakt in een zwarte tas, een witte tas en 2 Albert Heijn tassen en los in de verborgen ruimte die in de Volkswagen Jetta wordt aangetroffen.
Wanneer verbalisanten ter doorzoeking van de woning aan de [c-straat 1] te [plaats] in afwachting zijn van de rechter-commissaris, zien zij twee mannen bij de voordeur staan. Eén van hen is de verdachte, die aangaf naar de woning te zijn gekomen voor ‘ [medeverdachte] ’ (het hof begrijpt: de medeverdachte). Daarop is de verdachte aangehouden. In de fouillering van de verdachte werden twee sleutelbossen aangetroffen. Beide sleutelbossen werden door één van de verbalisanten diezelfde avond gepast op de portiek- en voordeur van de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] . De sleutels van één van de bij de verdachte aangetroffen sleutelbossen pasten op zowel de portiek- als de voordeur van voornoemde woning. In deze woning werden onder andere twee geldtelmachines aangetroffen.
De sleutels van de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] staan niet vermeld op het fouilleringsformulier van de verdachte. Het hof hecht echter meer waarde aan het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van 12 september 2016, waarin concreet is opgenomen dat in de fouillering van de verdachte twee sleutelbossen werden aangetroffen, welke diezelfde avond werden gepast op de portiek- en voordeur van voornoemde woning. Het hof heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van dit ambtsedige proces-verbaal. Dat deze sleutels niet zijn opgenomen op het fouilleringsformulier doen niet af aan de betrouwbaarheid van het ambtsedig opgemaakte proces-verbaal. Door de raadsvrouw is aangevoerd dat in de fouillering van de verdachte in de penitentiaire inrichting tevens een de verdachte onbekende sleutel van een Opel Astra zat die ook niet op het fouilleringsformulier van de verdachte is opgenomen. Dit duidt erop dat het fouilleringsformulier niet correct is opgemaakt en maakt dat juist dit formulier - dat overigens niet door een verbalisant is ondertekend - minder betrouwbaar kan worden geacht. Het hof gaat dan ook uit van de juistheid van voornoemd proces-verbaal van 12 september 2016 en niet van het fouilleringsformulier van diezelfde datum.
De aanwezigheid van de geldtelmachines op voornoemd adres duiden erop dat de verdachte op zijn minst genomen wetenschap had van de aanwezigheid van een grote hoeveelheid geld, welke hij vervolgens samen met zijn medeverdachte in shoppers van de woning aan de [a-straat 1] naar de Volkswagen Jetta heeft gebracht. Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Of de verdachte ook wetenschap had van de verborgen ruimte in de Volkswagen Jetta - hetgeen door de raadsvrouw is betwist - is naar het oordeel van het hof niet relevant, nu uit bovenstaande feiten en omstandigheden reeds een vermoeden van witwassen kan worden afgeleid en van de verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld.
Medeplegen
(…)
Op grond van de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene ten aanzien van de wetenschap bij de verdachte ten aanzien van de geldbundels, is het hof van oordeel dat er sprake is van een voldoende nauwe en bewust samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering en dat de verdachte daaraan een wezenlijk bijdrage heeft geleverd. De verdachte wist dat hij samen met zijn medeverdachte een aanzienlijk geldbedrag van de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] naar de Volkswagen Jetta bracht en aldus voorhanden had. Het hof acht het tenlastegelegde medeplegen dan ook bewezen.”
9. Het middel bevat klachten over het bewijs van de wetenschap dat zich in de tassen grote geldbedragen bevonden en over het bewijs van het medeplegen.
10. In de eerste plaats wordt geklaagd dat de gevolgtrekking dat de tassen met geld vanuit de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] naar de Volkswagen Jetta zijn gebracht niet door de bewijsmiddelen wordt gedragen. Volgens de steller van het middel kan uit de bewijsvoering niet volgen dat de verdachte op 12 september 2016 in de woning aan de [a-straat] is geweest, zodat het aldaar aantreffen van geldmachines niet redengevend kan zijn voor het bewijs van de wetenschap.
11. Uit de tot het bewijs gebezigde observaties (bewijsmiddel 1) blijkt dat de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] om 13.18 uur op 12 september 20163.uit de centrale trappen-lifthal van de percelen gevestigd aan de [a-straat] in de richting van de Volkswagen Jetta zijn gelopen, terwijl de verdachte een naar schatting half gevulde blauwe Albert Heijn-tas droeg en de medeverdachte [medeverdachte] twee plastic tassen. De tas was van de bovenzijde open, zodat voor de drager zichtbaar was wat in de tas zat. In een tas van Albert Heijn die werd aangetroffen in de Volkswagen is geld aangetroffen (bewijsmiddel 3). Nadat de verdachte en zijn medeverdachte naast de Volkswagen Jetta hadden gestaan, liep de verdachte alleen terug in de richting van de centrale trappen-/ lifthal, terwijl hij niets meer in zijn handen had. Voorts blijkt uit de door het hof tot het bewijs gebezigde processen-verbaal van bevindingen (met nummer 2016074196) dat tijdens het fouilleren van de verdachte op 12 september 2016 sleutelbossen werden aangetroffen die bleken te passen op de portiek- en voordeur van de woning aan de [a-straat 1] in [plaats] , terwijl in de desbetreffende woning geldtelmachines zijn aangetroffen. Kennelijk heeft het hof uit de voornoemde onderdelen van de bewijsvoering afgeleid dat de verdachte samen met de medeverdachte hoeveelheden geld in shoppers vanuit de woning aan de [a-straat] naar de Volkswagen Jetta heeft gebracht. Dat oordeel acht ik niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
12. Daarnaast wordt geklaagd over de overweging van de rechtbank dat “mensen die naar een auto lopen met tassen in hun hand die een paar miljoen euro contant geld bevatten, en die tassen vervolgens plaatsen in een speciaal geprepareerde verborgen ruimte in die auto, plegen te weten wat zij doen, en plegen dus ook te weten dat die tassen contant geld bevatten”. Volgens de steller van het middel kan deze overweging niet aan het bewijs bijdragen, aangezien het geen feit van algemene bekendheid betreft. Ook deze klacht faalt. De overweging vertolkt een waarheid als een koe. Daarbij komt dat de bewezenverklaring van de wetenschap van de aanwezigheid van de contante geldbedragen in de tas ook met weglating van deze overweging toereikend is gemotiveerd. Daarbij neem ik in aanmerking dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte en zijn medeverdachte vanuit de woning aan de [a-straat] – waarvan de verdachte de sleutel had en waarin geldtelmachines zijn aangetroffen – tassen met daarin contante geldbedragen naar de Volkswagen Jetta hebben gebracht, terwijl de inhoud van de tassen voor de dragers daarvan zichtbaar was door de geopende bovenzijde. Het oordeel van het hof dat de verdachte wist dat zich in die tassen grote hoeveelheden contant geld bevonden, is in het licht van de gebezigde bewijsmiddelen niet onbegrijpelijk.
13. Geklaagd wordt voorts over het bewijs van het medeplegen. In dat verband voert de steller van het middel aan dat niet is gebleken van een “gezamenlijke machtsuitoefening” over de aangetroffen contante geldbedragen. Ook deze klacht strandt. Het hof heeft overwogen dat de nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachte in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.4.Daarbij neem ik in aanmerking dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte beschikte over de sleutels tot de woning aan de [a-straat 1] in [plaats] , terwijl in deze woning geldtelmachines zijn aangetroffen. Voorts blijkt uit de bewijsmiddelen dat de verdachte samen met de medeverdachte [medeverdachte] is gesignaleerd in de parkeergarage, terwijl de verdachte één tas en de medeverdachte twee tassen naar de Volkswagen Jetta droegen en dat na een doorzoeking van deze auto op dezelfde dag is gebleken dat zich in een verborgen ruimte in verschillende tassen en los grote hoeveelheden contant geld bevonden. Ten slotte wijs ik erop dat het hof heeft overwogen dat de verdachte is aangehouden terwijl hij bij de voordeur stond van de woning aan de [c-straat 1] in [plaats] en aangaf te zijn gekomen voor ‘ [medeverdachte] ’, de medeverdachte.5.
14. Het middel faalt.
15. Het tweede middel bevat de klacht dat het hof de beslissing tot verbeurdverklaring van een aantal in beslag genomen voorwerpen niet naar de eis van de wet met redenen heeft omkleed.
16. De rechtbank heeft in haar vonnis de verbeurdverklaring van een aantal voorwerpen bevolen en daartoe het volgende overwogen:
“Verbeurdverklaring
De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
-1. 1.00 STK Zaktelefoon Blackberry, 5251646;
-6. 1.00 STK USB-stick (memorykaart) Kingston, 5251938;
-8. 1.00 STK Zaktelefoon Blackberry Curv, 5251645;
-9. 1.00 STK Verpakkingsmateriaal, 5252116;
-10. 1.00 STK Verpakkingsmateriaal, 5252117;
-14. 1.00 STK Computer Thinkpad, 5251674;
-15. 1.00 STK Zaktelefoon, 5251675;
-16. 1.00 STK Zaktelefoon Nokia, 5251677;
-17. 1.00 STK Zaktelefoon Blackberry, 5251678;
-18. 1.00 STK Zaktelefoon Nokia, 5251679;
dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van die voorwerpen het onder 1 bewezen geachte is begaan of voorbereid.”
17. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging. Het heeft geen beslissing genomen over de in beslag genomen voorwerpen. Wel bevat het arrest van het hof, na diens beslissing over de op te leggen gevangenisstraf, de volgende zin:
“Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.”
18. Als de Hoge Raad een uitspraak van het hof uitsluitend ten aanzien van de strafoplegging vernietigt, betekent dit dat “in die vernietiging in beginsel en tenzij in het desbetreffende arrest anders is vermeld, [zijn] begrepen alle in de bestreden uitspraak genomen beslissingen als bedoeld in art. 351 Sv omtrent de oplegging van een straf en/of maatregel”. Daaronder vallen ook de beslissingen als bedoeld in de artikelen 353 en 354 Sv over de in beslag genomen voorwerpen.6.Hetzelfde zal gelden voor door een hof ten aanzien van de strafoplegging vernietigde vonnissen. Weliswaar heeft het hof het vonnis ten aanzien van de strafoplegging vernietigd, maar in zijn beslissing heeft het tevens, na de beslissing over de op te leggen gevangenisstraf, opgenomen dat het het vonnis voor het overige bevestigt. Hieruit kan worden afgeleid dat het hof de beslissingen over de in beslag genomen voorwerpen heeft willen bevestigen.
19. Op grond van art. 33a, eerste lid, aanhef en onder c, Sr zijn vatbaar voor verbeurdverklaring voorwerpen met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid. Het oordeel over de vatbaarheid voor verbeurdverklaring van in beslag genomen voorwerpen dient te berusten op gegevens die uit het onderzoek ter terechtzitting zijn gebleken.7.
20. Bewezen verklaard is – kort gezegd – dat de verdachte samen met een ander grote hoeveelheden contant geld voorhanden heeft gehad. Gelet hierop en mede in het licht van de vaststellingen van het hof, is zijn oordeel dat het bewezen verklaarde met behulp van de hiervoor onder 15 genoemde voorwerpen is begaan en voorbereid, zonder nadere, doch ontbrekende motivering niet begrijpelijk.8.
21. Het middel slaagt.
22. Het derde middel behelst de klacht dat de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen Peugeot niet naar de eis van de wet met redenen is omkleed.
23. De rechtbank heeft in haar vonnis de onttrekking aan het verkeer van een personenauto, een Peugeot, bevolen en daartoe het volgende overwogen:
“Het in beslag genomen en niet teruggeven voorwerp, te weten:
- 1.00 STK Personenauto, Peugeot (5252776)
dient onttrokken te worden aan het verkeer nu dit voorwerp is aangetroffen in het onderzoek naar de misdrijven waarvan verdachte wordt verdacht, terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.”
24. Ook ten aanzien van deze beslissing ga ik ervan uit dat het hof deze heeft bevestigd (zie de bespreking van het tweede middel).
25. Het middel bevat geen klacht over de grondslag van de onttrekking aan het verkeer van de Peugeot. De steller van het middel beperkt zich tot de klacht dat het hof niet (kenbaar) tot uitdrukking heeft gebracht op welke wijze het bij zijn beslissing een proportionaliteitstoets heeft aangelegd.
26. In zijn arrest van 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1156 heeft de Hoge Raad overwogen dat de rechter ingevolge art. 33c, tweede lid, Sr in verbinding met art. 36b, tweede lid, Sr een geldelijke tegemoetkoming toekent indien dat nodig is om te voorkomen dat degene aan wie de onttrokken voorwerpen toebehoren, door die onttrekking onevenredig zou worden getroffen. Of de eigenaar van het voorwerp door de onttrekking aan het verkeer van zijn eigendom onevenredig wordt getroffen wanneer hem geen geldelijke tegemoetkoming wordt toegekend, moet worden beoordeeld aan de hand van de omstandigheden van het geval. Daarbij kunnen worden betrokken hoe de eigenaar van het voorwerp zich in relatie tot dat voorwerp heeft gedragen, de waarde van het onttrokken voorwerp, alsmede eventueel voordeel dat de Staat na de onttrekking ten aanzien van dat voorwerp verkrijgt, bijvoorbeeld door de verkoop (van onderdelen) daarvan. Deze regeling is volgens de Hoge Raad in overeenstemming met art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM.9.
27. In het oordeel van het hof ligt besloten dat de verdachte door de onttrekking aan het verkeer van de Peugeot niet onevenredig wordt getroffen wanneer hem geen geldelijke tegemoetkoming wordt toegekend. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Tot een nadere motivering was het hof niet gehouden. Ik wijs erop dat in hoger beroep dienaangaande geen verweer is gevoerd, terwijl ook over de draagkracht van de verdachte niets is aangevoerd.10.
28. Het middel faalt.
29. Het eerste en het derde middel falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende overweging. Het tweede middel slaagt.
30. Ambtshalve wijs ik op het volgende. Namens de verdachte, die gedetineerd was ten tijde van de betekening van de aanzegging in cassatie, is op 10 augustus 2017 beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad zal uitspraak doen nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken sinds het instellen van cassatieberoep. Dit brengt mee dat de redelijke termijn zoals bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Als de Hoge Raad de zaak zelf afdoet, dient dit te leiden tot strafvermindering. Als de Hoge Raad de zaak terugwijst, kan het hof de overschrijding van de redelijke termijn in zijn overwegingen betrekken.11.
31. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging en tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 16‑04‑2019
Met weglating van voetnoten.
De verdachte is op 12 september 2016 aangehouden. In het desbetreffende proces-verbaal wordt opgemerkt dat de verdachte op de dag van de observaties is aangehouden (bewijsmiddel 1).
Vgl. onder meer HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, NJ 2015/390 m.nt. Mevis.
Deze passage is in de gebezigde bewijsmiddelen niet terug te vinden, maar het hof heeft in zijn overweging met voldoende mate van nauwkeurigheid (in de voetnoot) aangegeven aan welk wettig bewijsmiddel het deze heeft ontleend. Vgl. HR 24 juni 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7985, NJ 2004/165 m.nt. Reijntjes.
Zie onder meer HR 26 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1430, NJ 2014/42.
HR 6 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ4668, NJ 2007/109.
Vgl. HR 21 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:469, HR 12 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1173, HR 13 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX9542, HR 18 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU7366, HR 3 november 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ6965, HR 15 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BK2136.
HR 10 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1156, rov. 3.4.1 en 3.4.2.
HR 2 maart 1999, NJ 1999/329.
Vgl. HR 17 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD2578, NJ 2008/358, m.nt. P.A.M. Mevis, rov. 3.5.3