Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/603
De opvatting dat het kortstondig niet naleven van de bij een rechterlijke beslissing vastgestelde omgangsregeling niet ‘het onttrekken’ van een minderjarige aan het gezag oplevert, temeer niet nu degene die het gezag over de minderjarige uitoefende bekend was met de verblijfplaats van de minderjarige, is onjuist.
HR 15-05-2018, ECLI:NL:HR:2018:704
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 mei 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers
- Zaaknummer
16/01364
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:704, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑05‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:455, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑03‑2018
Essentie
De opvatting dat het kortstondig niet naleven van de bij een rechterlijke beslissing vastgestelde omgangsregeling niet ‘het onttrekken’ van een minderjarige aan het gezag oplevert, temeer niet nu degene die het gezag over de minderjarige uitoefende bekend was met de verblijfplaats van de minderjarige, is onjuist.
Partij(en)
15 mei 2018
Strafkamer
nr. S 16/01364
IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 8 maart 2016, nummer 21/006886-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972.