Einde inhoudsopgave
Proceskostenveroordeling en toegang tot de rechter in IE-zaken (BPP nr. XIX) 2017/127
127 De taakverdeling tussen partijen en de rechter in hoger beroep
C.J.S. Vrendenbarg, datum 15-12-2017
- Datum
15-12-2017
- Auteur
C.J.S. Vrendenbarg
- JCDI
JCDI:ADS581410:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Asser 2015, par. 3.4.2.
Snijders & Wendels 2009, p. 160-161
HR 3 februari 2006, NJ 2006/120 (Bud é /Geju), r.o. 4.3; HR 20 juni 2008, NJ 2009/ 21 (Willemsen/NOM), r.o. 4.2.1.
Asser 2015, par. 3.4.2.
Daarmee wordt invulling gegeven aan de herkansingsfunctie van het hoger beroep; Snijders & Wendels 2009, p. 160-161; Ancery 2012, p. 31. Nieuwe of gewijzigde standpunten moeten bij eerste gelegenheid worden ingenomen zodat de wederpartij gelegenheid heeft daarop te reageren (de ‘in beginsel strakke regel’). Zie voor nuanceringen HR 19 juni 2009, NJ 2010/154, m.nt. H.J. Snijders, JBPR 2009/ 39, m.nt. B.T.M. Van der Wiel (Wertenbroek q.q./Erven Van Vlerken),r.o. 2.4.3-2.4.4; Snijders & Wendels 2009, nr. 162.
Lock 2014, p. 47.
Snijders, Klaassen & Meijer 2017/257.
Lock 2014, p. 49.
Asser 2015, par. 3.4.2.; HR 24 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV0472 (Post/ Kleijweg).
Asser 2015, p. 340-345; Lock 2016, p. 71-86.
Snijders, Klaassen & Meijer 2017/49 (e); Snijders & Wendels 2009/165; Lock 2014, p. 48.
HR 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691, NJ 2014/274, m.nt. H.B. Krans (Heesakkers/Voets).
HR 26 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:340 (E/Stichting Trudo), r.o. 3.4.2.
De taakverdeling tussen de rechter en partijen wordt ook in hoger beroep beheerst door de hiervoor besproken art. 23-25 (en 149-150) Rv. Evenwel zullen de procedurele grenzen van de rechtsstrijd anders worden afgebakend dan in de procedure in eerste aanleg. De grenzen in appel worden bepaald door het grievenstelsel, de zogenaamde ‘tweeconclusieregel’ en de devolutieve werking van het hoger beroep.1
In hoger beroep zullen niet langer alle geschilpunten die partijen verdeeld houden aan de rechter worden voorgelegd, maar in beginsel enkel de onderdelen van de uitspraak van de rechter in eerste aanleg waartegen wordt gegriefd.2 Het begrip ‘grief’ moet daarbij ruim worden uitgelegd, als iedere grond die wordt aangevoerd voor vernietiging van de bestreden uitspraak.3 Op grond van de tweeconclusieregel (gebaseerd op art. 347 lid 1 Rv) zal de appellant zijn bezwaren tegen en de (gedeeltelijke) vernietiging van de uitspraak in eerste aanleg in de memorie van grieven aanvoeren, en zal de geïntimeerde deze grieven bestrijden in de memorie van antwoord. Het geheel aan grieven, verweren tegen de grieven en de vordering in appel vormt de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep.4 De rechtsstrijd kan nog worden uitgebreid indien partijen gebruikmaken van hun bevoegdheid hun standpunten bij eerste gelegenheid aan te vullen of te wijzigen, of zo nodig nieuwe standpunten aan te voeren.5 Na de schriftelijke ronde is in beginsel geen ruimte meer voor uitbreiding van de grenzen van de rechtsstrijd tenzij – kort gezegd – daarvoor goede redenen zijn.
De devolutieve werking van het appel geeft nader vorm aan de grenzen van de rechtsstrijd. De negatieve zijde van de devolutieve werking van het appel brengt mee dat de appelrechter niet mag oordelen over geschilpunten waarover de rechter in eerste aanleg heeft geoordeeld en waartegen geen grieven zijn gericht.6 Ten aanzien van de geschilpunten die door middel van grieven opnieuw aan de orde worden gesteld in hoger beroep, geldt dat de appelrechter binnen de door de grieven getrokken grenzen in beginsel alle relevante stellingen en verweren van partijen zal moeten (her)overwegen.7 Met andere woorden: indien de grief slaagt, dan zal de appelrechter alle stellingen en verweren moeten beoordelen waarop de grief weliswaar niet is gericht, maar die door het slagen van de grief weer relevant worden.8 Deze stellingen en verweren bepalen dus mede de grenzen van het door de grieven ontsloten gebied. Dit wordt de positieve zijde van de devolutieve werking van het appel genoemd.
Ook in appel zal de rechter de rechtsgronden op grond van art. 25 Rv zo nodig ambtshalve moeten aanvullen, zoals in de vorige paragraaf toegelicht. Dat zal hij doen door de grondslagen, argumenten en stukken te interpreteren, waarbij hij rekening zal moeten houden met wat de wederpartij daarvan mag begrijpen en verwachten.9 In de literatuur is betoogd dat de appelrechter meer ruimte heeft om sturend en corrigerend in het partijdebat op te treden dan de rechter in eerste aanleg, zij het dat ook de appelrechter gebonden is aan de grenzen van het hoger beroep en het beginsel van hoor en wederhoor.10
Voorts geldt ook in appel dat de rechter ambtshalve moet toetsen of regels van openbare orde zijn geschonden, dus ongeacht of partijen daarop een beroep doen.11 In Heesakkers/Voets heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de appelrechter recht van openbare orde ook dient toe te passen buiten het door de grieven ontsloten gebied, zij het dat hij daarbij de grenzen van de rechtsstrijd dient te respecteren. Volgens de Hoge Raad is de rechter dus niet tot dit onderzoek gehouden als tegen de toe- of afwijzing van de desbetreffende vordering in hoger beroep niet is opgekomen en hij derhalve als appelrechter niet bevoegd is om over die vordering een beslissing te geven.12 Naar aanleiding van de verwarring die is ontstaan over het onderscheid tussen de termen ‘het door de grieven ontsloten gebied’ en ‘de grenzen van de rechtsstrijd van partijen’ heeft de Hoge Raad in E/Stichting Trudo overwogen dat deze begrippen ‘niet met elkaar [zijn] te vereenzelvigen. Het verschil tussen beide komt in een geval als het onderhavige naar voren wanneer de appellant vernietiging vordert van de beslissing van de rechter in eerste aanleg tot toewijzing van de gevorderde boete, maar de daartoe door hem aangevoerde grieven niet ertoe strekken dat het beding ongeldig is. De als recht van openbare orde aan te merken regels van de Richtlijn vallen in dat geval buiten het door de grieven ontsloten gebied, maar binnen de grenzen van de rechtsstrijd van partijen in appel’.13