Einde inhoudsopgave
RvdW 2018/501
Hof kon de tenlastelegging ter zake art. 8 lid 3 en art. 4 WVW 1994 mede opvatten als tenlastelegging ter zake van art. 8 lid 2 WVW 1994; geen specialiteitsverhouding.
HR 10-04-2018, ECLI:NL:HR:2018:545
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
10 april 2018
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
16/05544
- Conclusie
A-G mr. A.J.M. Machielse
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:545, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑04‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:322, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑02‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑07‑2017
- Wetingang
Art. 55 lid 2 Sr; art. 261 Sv; art. 8 WVW 1994
Essentie
Uitleg tenlastelegging ter zake van art. 8 WVW 1994; geen specialiteitsverhouding tussen lid 3 en 4 enerzijds en lid 2 anderzijds.
Het hof kon de tenlastelegging, waarin aan verdachte wordt verweten dat hij onder invloed van alcohol heeft gereden zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs aldus verstaan, dat daarin aan de verdachte ook wordt verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan rijden onder invloed van alcohol. Art. 8 lid 3 en art. 4 WVW 1994 staan niet in een dwingende specialiteitsverhouding tot art. 8 lid 2 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.