Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/478
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op personenauto’s onder klager (eigenaar van autoverhuurbedrijf) en derden (verdachten) t.z.v. verdenking van handel in harddrugs. Toebehoren a.b.i. art. 33a Sr. Is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voertuigen zal bevelen? Rb. heeft dat oordeel gegrond op de vaststelling dat inbeslaggenomen voertuigen gedurende enige tijd door derden — niet zijnde klager — zijn gebruikt voor dealeractiviteiten, in welke vaststelling volgens Rb. besloten ligt dat voertuigen gedurende de onderzoeksperiode aan die derden hebben ‘toebehoord’ in de zin van art. 33a Sr. In aanmerking genomen dat Rb. slechts heeft vastgesteld dat klager eigenaar van voertuigen is en deze verhuurde, is dat oordeel niet zonder meer begrijpelijk. Dat die derden op grond van een met klager gesloten huurovereenkomst gerechtigd waren voertuigen gedurende de looptijd van die overeenkomst te gebruiken, brengt immers niet mee dat deze voertuigen daarom in die zin ‘toebehoorden’ aan die derden. Volgt vernietiging en terugwijzing.
HR 19-04-2022, ECLI:NL:HR:2022:563
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 april 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, J.C.A.M. Claassens, T. Kooijmans
- Zaaknummer
20/02545
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:563, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑04‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:196, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑03‑2022
- Wetingang
Art.
Essentie
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op personenauto’s onder klager (eigenaar van autoverhuurbedrijf) en derden (verdachten) t.z.v. verdenking van handel in harddrugs. Toebehoren a.b.i. art. 33a Sr. Is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter de verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voertuigen zal bevelen? Rb. heeft dat oordeel gegrond op de vaststelling dat inbeslaggenomen voertuigen gedurende enige tijd door derden — niet zijnde klager — zijn gebruikt voor dealeractiviteiten, in welke vaststelling volgens Rb. besloten ligt dat voertuigen gedurende de onderzoeksperiode aan die derden hebben ‘toebehoord’ in de zin van art. 33a Sr. In ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.