Vgl. Hoge Raad 15 februari 2002, NJ 2002/259 en de MvT bij artikel 105 (nieuw) Faillissementswet (Wet versterking positie curator).
Hof 's-Hertogenbosch, 30-12-2020, nr. 20-000767-17 en 20-002893-17
ECLI:NL:GHSHE:2020:4026, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
30-12-2020
- Zaaknummer
20-000767-17 en 20-002893-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2020:4026, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 30‑12‑2020; (Hoger beroep, Op tegenspraak)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2017:4800, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:756
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBOBR:2017:985, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Uitspraak 30‑12‑2020
Inhoudsindicatie
Beleggingsfraude en faillissementsfraude. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de voortgezette handeling van oplichting en verduistering, meermalen gepleegd (kort gezegd: grootschalige beleggingsfraude voor meer dan 9 miljoen euro), alsmede aan gewoontewitwassen, valsheid in geschrift, bedrieglijke bankbreuk (kort gezegd: faillissementsfraude) en het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift. Het gerechtshof 's-Hertogenbosch veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van voorarrest en gelast de openbaarmaking van het arrest na het onherroepelijk worden daarvan. De benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding in verband met het persoonlijk faillissement van de verdachte.
Partij(en)
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Parketnummers : 20-000767-17 en 20-002893-17 (ter terechtzitting gevoegd)
Uitspraak : 30 december 2020
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 28 februari 2017 in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 en tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 12 september 2017 in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15, tegen:
ROBERT VAN DEN BERG,
geboren te ’s-Gravenhage op 24 november 1964,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 (onderzoek Montana) is de verdachte vrijgesproken van hetgeen onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair aan hem ten laste is gelegd, kort gezegd van oplichting van een groot aantal beleggers respectievelijk verduistering van aan de verdachte ter investering gegeven gelden.De rechtbank heeft het in die strafzaak onder feit 2, feit 3 en feit 4 primair tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:- ‘overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 2:96 van de Wet op het financieel toezicht, opzettelijk begaan’ (feit 2),- ‘van het plegen van witwassen een gewoonte maken’ (feit 3) en- ‘valsheid in geschrift’ (feit 4 primair),de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 365 dagen waarvan 167 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [besloten vennootschap van slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] / [slachtoffer 11] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 16] , [slachtoffer 17] , [slachtoffer 18] , [slachtoffer 19] , [slachtoffer 20] , [slachtoffer 21] , [slachtoffer 22] , [slachtoffer 23] , [slachtoffer 24] , [slachtoffer 25] , [slachtoffer 26] , [slachtoffer 27] , [slachtoffer 28] , [slachtoffer 29] en [besloten vennootschap van slachtoffer 30] / [slachtoffer 30] zijn allen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, met veroordeling van de benadeelde partijen in de proceskosten aan de zijde van de verdachte.Ten slotte heeft de rechtbank het jegens de verdachte reeds geschorste verleende bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis bij akte beperkt hoger beroep ingesteld, namelijk tegen het bewezenverklaarde onder de feiten 2, 3 en 4. De officier van justitie in het arrondissement Oost-Brabant heeft tegen het vonnis bij akte onbeperkt hoger beroep ingesteld, maar uit de bij de appelakte gevoegde opgave van grieven en de appelmemorie volgt dat het hoger beroep zich met name richt tegen de door de rechtbank gegeven vrijspraken van het onder feit 1 primair en feit 1 subsidiair tenlastegelegde.
Bij vonnis waarvan beroep in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15 (onderzoek Fuut) heeft de rechtbank het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als:- ‘bedrieglijke bankbreuk’ (feit 1) en- ‘opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst’ (feit 2),de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de rechtbank de teruggave aan de verdachte gelast van twee ordners met administratieve bescheiden.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
De rechtbank heeft alle benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding. De benadeelde partijen [slachtoffer 10] / [slachtoffer 11] , [slachtoffer 18] , [slachtoffer 14] , [slachtoffer 24] , [slachtoffer 25] en [slachtoffer 26] hebben niet te kennen gegeven hun vordering in hoger beroep te handhaven. Derhalve zijn deze vorderingen tot schadevergoeding niet aan het oordeel van het hof onderworpen.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
Het hof heeft ter terechtzitting van 23 november 2020 in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de afzonderlijk aangebrachte strafzaken onder de parketnummers 20-000767-17 en 20-002893-17.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de vonnissen waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het aan hem onder feit 2 in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 tenlastegelegde, het onder feit 1, feit 3 en feit 4 primair in de strafzaak met parketnummer 01-997513-1 tenlastegelegde alsmede het onder feit 1 en feit 2 in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van alle benadeelde partijen in hun vorderingen tot schadevergoeding.
De raadsman heeft aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de strafvervolging van de verdachte in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13. Daarnaast heeft hij integrale vrijspraak bepleit. Indien het hof de raadsman niet mocht volgen in zijn tot vrijspraak strekkende verweren ten aanzien van het in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 onder feit 2 en het in strafzaak met parketnummer 01-997507-15 onder feit 1 tenlastegelegde, dan stelt de raadsman zich op het standpunt dat de verdachte zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging omdat hem een geslaagd beroep zou toekomen op verontschuldigbare rechtsdwaling. De verdediging heeft ten slotte een straftoemetingsverweer gevoerd en verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding, nu de behandeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 zal worden vernietigd reeds omdat in hoger beroep de tenlastelegging en aldus de grondslag van het onderzoek is gewijzigd.
Het hof kan zich op onderdelen niet met het bestreden vonnis in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15 verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel dat gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is bij inleidende dagvaardingen, na wijziging van de tenlastelegging in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 ter terechtzitting in eerste aanleg alsook in hoger beroep, tenlastegelegd dat:
in de strafzaak met arrondissementsparketnummer 01-997513-13 (in hoger beroep met ressortsparketnummer 20-000767-17):
1.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van de maand mei 2010 tot en met de maand augustus 2013 in de gemeente(n) Uden en/of Gemert en/of Eindhoven en of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, (telkens) door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, (telkens) een (groot) aantal (rechts)personen, waaronder na te noemen (rechts)personen/(rechts)persoon, tevens te noemen de belegger(s), (telkens) heeft bewogen tot afgifte(n) van een of meer geldbedrag(en),
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met voormeld oogmerk, (telkens) handelende onder de naam van hem, verdachte, en/of van [eenmanszaak verdachte] en/of van [besloten vennootschap verdachte I] en/of [besloten vennootschap verdachte II] , toen daar (telkens) opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – :
A. [slachtoffer 30] en/of [besloten vennootschap van slachtoffer 30] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 4.450.000,- of daaromtrent, althans enig(e) geldbedrag(en), (volledig) zou(den) worden geïnvesteerd en/of
- dat over die investering(en) (telkens) een (gegarandeerd) rendement van (minimaal) 20 % per jaar tot (maximaal) 5 % per maand, in elk geval een bepaald percentage per jaar en/of per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger(s) en/of
- dat over die investering(en) (telkens) aan het eind van ieder jaar (minimaal) 2,5 % tot (maximaal) 5 %, in elk geval een bepaald percentage (extra) rendement zou worden uitgekeerd en/of
- dat bij een grotere daling van het ingelegde vermogen dan (minimaal) 0 % en (maximaal) 15 %, althans bij het gelijkblijven van dat vermogen of bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger(s) geïnformeerd zou(den) worden en/of
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger(s) gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger(s) de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] en/of [besloten vennootschap verdachte I] en/of [besloten vennootschap verdachte II] ) hiertoe heeft/hebben gemaand en/of
- dat hij, verdachte, jaren aan de beurs had gewerkt en/of
- dat hij, verdachte, voor de familie Heijn had geïnvesteerd
en/of
B. [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 31] en/of [besloten vennootschap slachtoffer 1] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 141.000,- of daaromtrent, althans enig(e) geldbedrag(en), (volledig) zou(den) worden geïnvesteerd en/of
- dat over die investering(en) (telkens) een (gegarandeerd) rendement van (minimaal) 20 % per jaar tot (maximaal) 5 % per maand, in elk geval een bepaald percentage per jaar en/of per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger(s) en/of
- dat over die investering(en) (telkens) aan het eind van ieder jaar (minimaal) 2,5 % tot (maximaal) 5 %, in elk geval een bepaald percentage (extra) rendement zou worden uitgekeerd en/of
- dat bij een grotere daling van het ingelegde vermogen dan (minimaal) 0 % en (maximaal) 15 %, althans bij het gelijkblijven van dat vermogen of bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger(s) geïnformeerd zou(den) worden en/of
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger(s) gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger(s) de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] en/of [besloten vennootschap verdachte I] en/of [besloten vennootschap verdachte II] ) hiertoe heeft/hebben gemaand en/of
- dat hij, verdachte, hoge rendementen genereerde en/of
- dat hij, verdachte, medegrondlegger van de Binckbank was
en/of
C. [slachtoffer 2] en/of [besloten vennootschap slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 313.000,- of daaromtrent, althans enig(e) geldbedrag(en), (volledig) zou(den) worden geïnvesteerd en/of
- dat over die investering(en) (telkens) een (gegarandeerd) rendement van (minimaal) 20 % per jaar tot (maximaal) 5 % per maand, in elk geval een bepaald percentage per jaar en/of per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger(s) en/of
- dat over die investering(en) (telkens) aan het eind van ieder jaar (minimaal) 2,5 % tot (maximaal) 5 %, in elk geval een bepaald percentage (extra) rendement zou worden uitgekeerd en/of
- dat bij een grotere daling van het ingelegde vermogen dan (minimaal) 0 % en (maximaal) 15 %, althans bij het gelijkblijven van dat vermogen of bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger(s) geïnformeerd zou(den) worden en/of
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger(s) gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger(s) de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] en/of [besloten vennootschap verdachte I] en/of [besloten vennootschap verdachte II] ) hiertoe heeft/hebben gemaand en/of
- dat hij, verdachte, één van de oprichters van BinckBank is geweest en/of
- dat hij, verdachte, veel geld verdiend heeft en/of
- dat hij, verdachte, een prijs had gewonnen in Engeland (beste belegger 2011) en/of
- dat hij, verdachte, over 1 (één) miljoen euro beschikte, althans over een aanzienlijk eigen portefeuille beschikte en/of
- dat hij, verdachte, geen vergunning van de AFM nodig had omdat hij werkte met een groep van minder dan tien personen
en/of
D. [slachtoffer 5] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 250.000,- of daaromtrent, althans enig(e) geldbedrag(en), (volledig) zou(den) worden geïnvesteerd en/of
- dat over die investering(en) (telkens) een (gegarandeerd) rendement van (minimaal) 20 % per jaar tot (maximaal) 5 % per maand, in elk geval een bepaald percentage per jaar en/of per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger(s) en/of
- dat over die investering(en) (telkens) aan het eind van ieder jaar (minimaal) 2,5 % tot (maximaal) 5 %, in elk geval een bepaald percentage (extra) rendement zou worden uitgekeerd en/of
- dat bij een grotere daling van het ingelegde vermogen dan (minimaal) 0 % en (maximaal) 15 %, althans bij het gelijkblijven van dat vermogen of bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger(s) geïnformeerd zou(den) worden en/of
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger(s) gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger(s) de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] en/of [besloten vennootschap verdachte I] en/of [besloten vennootschap verdachte II] ) hiertoe heeft/hebben gemaand en/of
- dat hij, verdachte, geholpen had om een bank op te richten en/of
- dat voor het vriendschappelijke clubje (een paar bekenden) geen vergunning van de AFM nodig was
en/of
E. [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 32] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 262.500,- of daaromtrent, althans enig(e) geldbedrag(en), (volledig) zou(den) worden geïnvesteerd en/of
- dat over die investering(en) (telkens) een (gegarandeerd) rendement van (minimaal) 20 % per jaar tot (maximaal) 5 % per maand, in elk geval een bepaald percentage per jaar en/of per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger(s) en/of
- dat over die investering(en) (telkens) aan het eind van ieder jaar (minimaal) 2,5 % tot (maximaal) 5 %, in elk geval een bepaald percentage (extra) rendement zou worden uitgekeerd en/of
- dat bij een grotere daling van het ingelegde vermogen dan (minimaal) 0 % en (maximaal) 15 %, althans bij het gelijkblijven van dat vermogen of bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger(s) geïnformeerd zou(den) worden en/of
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger(s) gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger(s) de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] en/of [besloten vennootschap verdachte I] en/of [besloten vennootschap verdachte II] ) hiertoe heeft/hebben gemaand en/of
- dat hij, verdachte, een vriendenclub had die geld had ingelegd en/of
- dat hij, verdachte, voor 1,6 miljoen borg kon staan en/of
- dat hij, verdachte, bij de BinckBank mede de financiële administratie had opgezet en/of
- dat hij, verdachte, geen vergunning van de AFM nodig had (omdat hij werkte met een groep van minder dan tien personen) en/of
- dat hij, verdachte, met de oprichters van BinckBank heeft samengewerkt en/of ( [slachtoffer 32] ) een (schaduw)portefeuille/(schaduw)rekening (met daarop 1,1 á 1,2 miljoen euro) getoond
en/of
F. [slachtoffer 16] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 99.999,99 of daaromtrent, althans enig(e) geldbedrag(en), (volledig) zou(den) worden geïnvesteerd en/of
- dat over die investering(en) (telkens) een (gegarandeerd) rendement van (minimaal) 20 % per jaar tot (maximaal) 5 % per maand, in elk geval een bepaald percentage per jaar en/of per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger(s) en/of
- dat over die investering(en) (telkens) aan het eind van ieder jaar (minimaal) 2,5 % tot (maximaal) 5 %, in elk geval een bepaald percentage (extra) rendement zou worden uitgekeerd en/of
- dat bij een grotere daling van het ingelegde vermogen dan (minimaal) 0 % en (maximaal) 15 %, althans bij het gelijkblijven van dat vermogen of bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger(s) geïnformeerd zou(den) worden en/of
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger(s) gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger(s) de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] en/of [besloten vennootschap verdachte I] en/of [besloten vennootschap verdachte II] ) hiertoe heeft/hebben gemaand
en/of
G. [slachtoffer 26] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 270.000,- of daaromtrent, althans enig(e) geldbedrag(en), (volledig) zou(den) worden geïnvesteerd en/of
- dat over die investering(en) (telkens) een (gegarandeerd) rendement van (minimaal) 20 % per jaar tot (maximaal) 5 % per maand, in elk geval een bepaald percentage per jaar en/of per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger(s) en/of
- dat over die investering(en) (telkens) aan het eind van ieder jaar (minimaal) 2,5 % tot (maximaal) 5 %, in elk geval een bepaald percentage (extra) rendement zou worden uitgekeerd en/of
- dat bij een grotere daling van het ingelegde vermogen dan (minimaal) 0 % en (maximaal) 15 %, althans bij het gelijkblijven van dat vermogen of bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger(s) geïnformeerd zou(den) worden en/of
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger(s) gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger(s) de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] en/of [besloten vennootschap verdachte I] en/of [besloten vennootschap verdachte II] ) hiertoe heeft/hebben gemaand
en/of
H. [slachtoffer 29] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 157.000,- of daaromtrent, althans enig(e) geldbedrag(en), (volledig) zou(den) worden geïnvesteerd en/of
- dat over die investering(en) (telkens) een (gegarandeerd) rendement van (minimaal) 20 % per jaar tot (maximaal) 5 % per maand, in elk geval een bepaald percentage per jaar en/of per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger(s) en/of
- dat over die investering(en) (telkens) aan het eind van ieder jaar (minimaal) 2,5 % tot (maximaal) 5 %, in elk geval een bepaald percentage (extra) rendement zou worden uitgekeerd en/of
- dat bij een grotere daling van het ingelegde vermogen dan (minimaal) 0 % en (maximaal) 15 %, althans bij het gelijkblijven van dat vermogen of bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger(s) geïnformeerd zou(den) worden en/of
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger(s) gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger(s) de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] en/of [besloten vennootschap verdachte I] en/of [besloten vennootschap verdachte II] ) heeft/hebben gemaand en/of
- dat hij, verdachte, bij BinckBank werkzaam is geweest en/of
- dat hij, verdachte, vanwege een gouden handdruk bij het vertrek bij de BinckBank beschikte over een portefeuille van 4 tot 6 miljoen euro en/of
- dat hij, verdachte, met voormeld bedrag (4 tot 6 miljoen euro) als borg/zekerheid kon dienen en/of een schaduwportefeuille/schaduwrekening (met daarop 1,1 á 1,2 miljoen euro) getoond
en/of
I. [slachtoffer 19] en/of [slachtoffer 33] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 1.000.000,- of daaromtrent, althans enig(e) geldbedrag(en), (volledig) zou(den) worden geïnvesteerd en/of
- dat over die investering(en) (telkens) een (gegarandeerd) rendement van (minimaal) 20 % per jaar tot (maximaal) 5 % per maand, in elk geval een bepaald percentage per jaar en/of per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger(s) en/of
- dat over die investering(en) (telkens) aan het eind van ieder jaar (minimaal) 2,5 % tot (maximaal) 5 %, in elk geval een bepaald percentage (extra) rendement zou worden uitgekeerd en/of
- dat bij een grotere daling van het ingelegde vermogen dan (minimaal) 0 % en (maximaal) 15 %, althans bij het gelijkblijven van dat vermogen of bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger(s) geïnformeerd zou(den) worden en/of
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger(s) gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger(s) de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] en/of [besloten vennootschap verdachte I] en/of [besloten vennootschap verdachte II] ) hiertoe heeft/hebben gemaand en/of
- dat hij, verdachte, als vermogensbeheerder werkzaam is geweest bij Stroeve & Lemberger en/of
- dat hij, verdachte, een vermogen van 2 miljoen had en/of
- dat de inleg met voornoemd bedrag (2 miljoen) gedekt zou zijn en/of
- dat hij, verdachte, geen vergunning van de AFM nodig had (omdat hij net niet boven de zeven personen uitkwam) en/of daarover contact met een advocaat had gehad
en/of
J. [besloten vennootschap van slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 9] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 100.000,- of daaromtrent, althans enig(e) geldbedrag(en), (volledig) zou(den) worden geïnvesteerd en/of
- dat over die investering(en) (telkens) een (gegarandeerd) rendement van (minimaal) 20 % per jaar tot (maximaal) 5 % per maand, in elk geval een bepaald percentage per jaar en/of per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger(s) en/of
- dat over die investering(en) (telkens) aan het eind van ieder jaar (minimaal) 2,5 % tot (maximaal) 5 %, in elk geval een bepaald percentage (extra) rendement zou worden uitgekeerd en/of
- dat bij een grotere daling van het ingelegde vermogen dan (minimaal) 0 % en (maximaal) 15 %, althans bij het gelijkblijven van dat vermogen of bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger(s) geïnformeerd zou(den) worden en/of
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger(s) gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger(s) de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] en/of [besloten vennootschap verdachte I] en/of [besloten vennootschap verdachte II] ) hiertoe heeft/hebben gemaand en/of een (schaduw)portefeuille/(schaduw)rekening getoond
en/of
K. [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 34] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 470.000,- of daaromtrent, althans enig(e) geldbedrag(en), (volledig) zou(den) worden geïnvesteerd en/of
- dat over die investering(en) (telkens) een (gegarandeerd) rendement van (minimaal) 20 % per jaar tot (maximaal) 5 % per maand, in elk geval een bepaald percentage per jaar en/of per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger(s) en/of
- dat over die investering(en) (telkens) aan het eind van ieder jaar (minimaal) 2,5 % tot (maximaal) 5 %, in elk geval een bepaald percentage (extra) rendement zou worden uitgekeerd en/of
- dat bij een grotere daling van het ingelegde vermogen dan (minimaal) 0 % en (maximaal) 15 %, althans bij het gelijkblijven van dat vermogen of bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger(s) geïnformeerd zou(den) worden en/of
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger(s) gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger(s) de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] en/of [besloten vennootschap verdachte I] en/of [besloten vennootschap verdachte II] ) hiertoe heeft/hebben gemaand en/of
- dat hij, verdachte, als vermogensbeheerder werkzaam is geweest bij Stroeve en/of
- dat hij, verdachte, het vermogen van de gebroeders Hein (Heijn) had beheerd en/of
- dat hij, verdachte, tweemaal de beste belegger van Nederland was geweest en/of een schaduwportefeuille/schaduwrekening getoond,
waardoor (vervolgens) voornoemde belegger(s) (telkens) werd(en) bewogen tot de afgifte(n) van (voornoemd(e)) geldbedrag(en) aan geld, in elk geval een of meer geldbedragen,
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van de maand mei 2010 tot en met de maand augustus 2013 in de gemeente(n) Uden en/of Gemert en/of Eindhoven en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) opzettelijk één of meer geldbedrag(en), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), te weten:
een of meer geldbedrag(en) tot een totaal geldbedrag groot € 4.450.000,- of daaromtrent, althans tot een totaalbedrag groot € 4.000.000,- of daaromtrent, althans enig geldbedrag (D-050, AH-054, P. 200400, D-068 en D-069), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 30] en/of [besloten vennootschap van slachtoffer 30] en/of;
een of meer geldbedrag(en) tot een totaal geldbedrag groot € 141.000,- of daaromtrent, althans tot een totaalbedrag groot € 100.000,- of daaromtrent, althans enig geldbedrag (D-152 en AH-054, P. 200380), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 31] en/of [besloten vennootschap slachtoffer 1] en/of;
een of meer geldbedrag(en) tot een totaal geldbedrag groot € 313.000,- of daaromtrent, althans tot een totaalbedrag groot € 290.000,- of daaromtrent, althans enig geldbedrag (D-124 t/m D-126 en AH-054, p. 200385 p.v.), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] e/of [besloten vennootschap slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of;
een of meer geldbedrag(en) tot een totaal geldbedrag groot € 250.000,- of daaromtrent, althans tot een totaalbedrag groot € 100.000,- of daaromtrent, althans enig geldbedrag (D-141 en AH-054, p. 200386 p.v.), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] en/of;
een of meer geldbedrag(en) tot een totaal geldbedrag groot € 262.500,- of daaromtrent, althans tot een totaalbedrag groot € 100.000,- of daaromtrent, althans enig geldbedrag (D-146 enAH-054, p. 200403 p.v.), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 32] en/of;
een of meer geldbedrag(en) tot een totaal geldbedrag groot € 99.999,99 of daaromtrent, althans tot een totaalbedrag groot € 50.000,- of daaromtrent, althans enig geldbedrag (D-148 en AH-054, p. 200403 p.v.), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 16] en/of;
een of meer geldbedrag(en) tot een totaal geldbedrag groot € 270.000,- of daaromtrent, althans tot een totaalbedrag groot € 250.000,- of daaromtrent, althans enig geldbedrag (D-162, D-163 en D-165 en AH-054, p. 200414 p.v.), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 26] en/of;
een of meer geldbedrag(en) tot een totaal geldbedrag groot € 157.000,- of daaromtrent, althans tot een totaalbedrag groot € 100.000,- of daaromtrent, althans enig geldbedrag (D-107 en AH-054, p. 200417), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 29] en/of;
I. een of meer geldbedrag(en) tot een totaal geldbedrag groot € 1.000.000,- of daaromtrent, althans tot een totaalbedrag groot € 534.000,- of daaromtrent, althans tot een totaalbedrag groot € 500.000 of daaromtrent, althans enig geldbedrag (D-090 t/m D-092 en AH-054, p. 200408 p.v.), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 19] en/of [slachtoffer 33] en/of;
een of meer geldbedrag(en) tot een totaal geldbedrag groot € 100.000,- of daaromtrent, althans tot een totaalbedrag groot € 70.000,- of daaromtrent, althans enig geldbedrag (D-076, D-077 en AH-054, p. 200396 p.v.), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [besloten vennootschap van slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 9] en/of
een of meer geldbedrag(en) tot een totaal geldbedrag groot € 470.000,- of daaromtrent, althans tot een totaalbedrag groot € 315.000,- of daaromtrent, althans enig geldbedrag (D-185 t/m D-188, D-191 en AH-055, p. 200393 p.v.), (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 34] ,
welk(e) geldbedrag(en) hij, verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (telkens) van voormelde rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijk perso(o)n(en) had(den) ontvangen teneinde dat/die geldbedrag(en) (telkens) ten behoeve van voornoemde rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijk perso(o)n(en) te investeren, en aldus en in elk geval anders dan door misdrijf onder zich (had)den, (telkens) wederrechtelijk zich hebben/heeft toegeëigend;
2.hij – al dan niet handelend onder [eenmanszaak verdachte] – vanaf de maand mei 2010 tot en met de maand augustus 2013 in de gemeente(n) Uden en/of Gemert en/of Eindhoven en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met [besloten vennootschap verdachte I] en/of [besloten vennootschap verdachte II] en/of een of meer ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) – al dan niet – opzettelijk zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning in of vanuit Nederland beleggingsdiensten heeft verleend voor en/of beleggingsactiviteiten heeft aangeboden aan [slachtoffer 30] en/of [besloten vennootschap van slachtoffer 30] (D-050, AH-054, p 200400, D-068 en D-069) en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 31] en/of [besloten vennootschap slachtoffer 1] (D-152 en AH-054, p. 200380 p.v.) en/of [slachtoffer 2] en/of [besloten vennootschap slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (D-124 t/m D-126 en AH-054, p. 200385 p.v.) en/of [slachtoffer 5] (D-141 en AH-054, p. 200386 p.v.) en/of [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 32] (D-146 en AH-054, p. 200403 p.v.) en/of [slachtoffer 16] (D-148 en AH-054, p. 200404 p.v.) en/of [slachtoffer 26] (D-162, D-163 en D-165 en AH-054, p. 200414 p.v.) en/of [slachtoffer 29] (D-107 en AH-054, p. 200417 p.v.) en/of [slachtoffer 19] en/of [slachtoffer 33] (D-090 t/m D-092 en AH-054, p. 2004008 p.v.) en/of [besloten vennootschap van slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 9] (D-076 t/m 078 en AH-054, p. 200.396 p.v.) en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 34] (D-185 tot en met D-188, D-191 en AH-055, p. 200393 p.v.) en/of een of meer ander(en), door het (telkens) aanbieden en/of verlenen van – zakelijk weergegeven – investeringsdiensten in beurs gerelateerde producten en/of beleggingsactiviteiten via de BinckBank en/of IG Markets Ltd. en/of een of meer (andere) beleggingsinstelling(en);
3.hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf de maand mei 2010 tot en met de maand augustus 2013 in de gemeente(n) Uden en/of Gemert en/of Eindhoven en/of (elders) in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) een of meer voorwerp(en) verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet, te weten na te noemen geldbedrag(en), welk(e) (telkens) onderdeel uitmaakte(n) van de/het banksaldi/banksaldo van de/het bankrekeningnummer(s) [bankrekeningnummer 1] en/of [bankrekeningnummer 2] , (telkens) ten name van hem, verdachte en/of bankrekeningnummer(s) [bankrekeningnummer 3] en/of [bankrekeningnummer 4] , (telkens) ten name van [besloten vennootschap verdachte I] en/of bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 5] ten name van [besloten vennootschap verdachte II] :* een of meer geldbedrag(en) tot een totaal geldbedrag groot € 86.883,- of daaromtrent, althans een of meer geldbedrag(en), door die/dat geldbedrag(en) (telkens) contant op te nemen (D-283, AH-038 en AH-038-6 1/4) en/of* een of meer geldbedrag(en) tot een totaal geldbedrag groot € 98.393,- of daaromtrent, althans een of meer geldbedrag(en), door die/dat geldbedrag(en) (telkens) contant dan wel door overboeking op rekening [bankrekeningnummer 6] ten name van [echtgenote verdachte] , beschikbaar te stellen aan [echtgenote verdachte] (AH-038 en AH-038-6 1/4) en/of* een of meer geldbedrag(en) tot een totaal geldbedrag groot € 542.620,89 of daaromtrent, althans € 482.620,- of daaromtrent, althans een of meer geldbedrag(en), door die/dat geldbedrag(en) (telkens) aan te wenden als betaling(en) voor de aanschaf van (een) auto(’s) en/of voor de dekking van autokosten (AH-028, AH-038 en AH-038-6 2/4) en/of* een of meer geldbedrag(en) tot een totaal geldbedrag groot € 230.672,95 of daaromtrent, althans een of meer geldbedrag(en), door die/dat geldbedrag(en) (telkens) aan te wenden als betaling(en) voor de verwerving en/of exploitatie van Bar Dancing [naam bar-dancing] (D-242 t/m D-242a, AH-038 en AH-038-6 2/4) en/of* een/of meer geldbedrag(en) tot een totaal geldbedrag groot € 399.994,- of daaromtrent, althans een of meer geldbedrag(en), door die/dat geldbedrag(en) (telkens) aan te wenden als betaling(en) van (een deel van) de aankoopprijs van onroerend goed (D-288, AH-038 en AH-038-6 2/4) en/of* een/of meer geldbedrag(en) tot een totaal geldbedrag groot € 326.736,- of daaromtrent, althans een of meer geldbedrag(en), door die/dat geldbedrag(en) (telkens) aan te wenden als betaling(en) van (een) besteding(en) ten behoeve van de woning van hem, verdachte (D-290 en AH-038 en AH-038-6 3/4);
4.hij op of omstreeks 11 januari 2013, althans op enig tijdstip in of omstreeks de periode van de maand februari 2012 tot en met 11 januari 2013 in de gemeente(n) Uden en/of Gemert en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk de/een brief gedateerd 11 januari 2013, afkomstig van [naam advocaat] van [advocatenkantoor] en gericht aan mevrouw mr. [naam medewerker AFM] van de Autoriteit Financiële Markten (D-059), ter zake – zakelijk weergegeven – handelende over het opheffen van de blokkade op de rekeningen van hem, verdachte, zijnde die brief een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, althans heeft vervalst, hebbende hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n), toen daar opzettelijk valselijk en/of in strijd met de waarheid – zakelijk weergegeven – die voornoemde brief ten name gesteld van de advocaat [naam advocaat] voornoemd, zulks terwijl die brief in werkelijkheid niet door of namens die advocaat [naam advocaat] voornoemd is geschreven of opgesteld, met het oogmerk om voormelde brief als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 januari 2013 in de gemeente(n) Uden en/of Gemert en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk voorhanden heeft gehad, de/een brief gedateerd 11 januari 2013, afkomstig van [naam advocaat] van [advocatenkantoor] en gericht aan mevrouw mr. [naam medewerker AFM] van de Autoriteit Financiële Markten (D-059), ter zake – zakelijk weergegeven – handelende over het opheffen van de blokkade op de rekeningen van hem, verdachte, zijnde die brief een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat geschrift bestemd was voor gebruik als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat die voornoemde brief valselijk en/of in strijd met de waarheid ten name was gesteld van de advocaat [naam advocaat] voornoemd, zulks terwijl die brief in werkelijkheid niet door of namens die advocaat [naam advocaat] voornoemd is geschreven of opgesteld;
in de strafzaak met arrondissementsparketnummer 01-997507-15 (in hoger beroep met ressortsparketnummer 20-002893-17, ter terechtzitting van het hof gevoegd):
1.hij op of omstreeks 4 augustus 2014, althans op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de maand augustus 2014 in de gemeente(n) Eindhoven en/of Tilburg en/of Geldrop, althans in Nederland, terwijl verdachte bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Oost-Brabant van 29 oktober 2013 (DOC-010) in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeiser(s), tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, een of meer bate(n) niet heeft verantwoord en/of een of meer goed(eren) aan de boedel onttrokken, immers heeft hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n), (telkens) buiten het zicht en zonder medeweten van de curator, een of meer inkomsten tot een totaalbedrag groot € 75.000,-, (telkens) afkomstig van [vastgoed besloten vennootschap] , ontvangen en/of gehouden op een bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 7] ten name van hem, verdachte (DOC-004 en D-096, gevoegd bij aanvullend pv gedateerd 9 maart 2016);
2.hij op of omstreeks 18 mei 2015 in de gemeente Eindhoven, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk gebruik heeft gemaakt, althans gebruik heeft doen maken van een vals of vervalst rekeningoverzicht van de Saxo Bank te Hellerup (Denemarken) ten name van hem met klant-ID 4289154 (DOC-039), zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) voornoemd, dat rekeningoverzicht voornoemd heeft doen overleggen en/of overhandigen aan (een) opsporingsambtena(a)r(en) van de FIOD in Eindhoven in verband met een (onder meer) tegen hem, verdachte, lopend strafrechtelijk onderzoek (AMB-017 en AMB-017a) en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat in dat rekeningoverzicht (onder meer) een kassaldo is vermeld van USD 1.792.893,66.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
De raadsman heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie partieel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat met betrekking tot het in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 tenlastegelegde – zo begrijpt het hof – sprake is van grove veronachtzaming van de strafvorderlijke belangen van de verdachte, waardoor hij in zijn recht op een eerlijk proces tekort is gedaan. Daartoe is in de kern het volgende aangevoerd.
De start van het onderzoek is in de visie van de verdediging onrechtmatig geweest, aangezien er fiscale bevoegdheden zijn aangewend bij de strafrechtelijke opsporing. Daarom is sprake van een vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Naar aanleiding van een anonieme melding werden aanwijzingen verkregen dat sprake zou zijn van ponzifraude, oftewel een piramidespel, waarbij de verdachte in beeld kwam. Toch is ervoor gekozen om eerst de Belastingdienst een controle naar bankafschriften te laten doen, waarbij de verdachte is verplicht tot informatieverschaffing, zonder dat hij daarbij een beroep kon doen op de hem strafvorderlijk toekomende waarborgen. Vervolgens is de sfeerovergang naar een strafrechtelijk onderzoek geveinsd.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de strafvervolging op grond van artikel 359a Wetboek van Strafvordering is slechts aan de orde wanneer het vormverzuim daarin bestaat dat met de opsporing of vervolging belaste ambtenaren in het voorbereidend onderzoek ernstig inbreuk hebben gemaakt op beginselen van een behoorlijke procesorde. De strekking van deze maatstaf is dat in het geval dat een zodanig ernstige inbreuk op het recht van de verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak is gemaakt dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het EVRM, niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging plaatsvindt. Het moet dan gaan om een onherstelbare inbreuk op het recht op een eerlijk proces die niet op een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende wijze is of kan worden gecompenseerd. Daarbij moet die inbreuk het verstrekkende oordeel kunnen dragen dat – in de bewoordingen van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens – ‘the proceedings as a whole were not fair’. Het gaat hierbij om zeer uitzonderlijke gevallen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat op 14 maart 2012 een anonieme melding is gedaan, die inhield dat sprake is van een vorm van beleggingsfraude en witwassen door de verdachte en diens onderneming [eenmanszaak verdachte] . Voorts zou volgens deze melding de bar-dancing [naam bar-dancing] te Haps door de verdachte zijn geopend met zwart geld dat uit die beleggingsfraude afkomstig was.
Naar aanleiding van deze melding is door de Belastingdienst in het kader van de belastingheffing een onderzoek ingesteld in de afschriften van de bankrekeningen van de verdachte en [eenmanszaak verdachte] die werden aangehouden bij de ABN Amro-bank, alsmede in de belastingaangiften van de verdachte en diens onderneming [eenmanszaak verdachte] . Tijdens dat onderzoek constateerde de Belastingdienst dat stortingen van diverse beleggers hadden plaatsgevonden en dat daarnaast geldbedragen aan diverse uiteenlopende privébestedingen waren uitgegeven. Gelet op deze bevindingen heeft de Belastingdienst het dossier op 13 december 2012 overgedragen aan de FIOD (vide pagina 9 van het ambtsproces-verbaal in de zaak Montana).
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat gaandeweg de fiscale controle de verdenking was gerezen dat de verdachte zich mogelijk schuldig zou hebben gemaakt aan strafbare feiten, waarop de Belastingdienst de zaak met het oog op een (mogelijk) te entameren strafrechtelijk onderzoek heeft overgedragen aan de FIOD.
Naar het oordeel van het hof is door de raadsman geenszins onderbouwd en evenmin is anderszins aannemelijk geworden dat vóór die overdracht de onder verantwoordelijkheid van het Openbaar Ministerie opererende opsporingsambtenaren de Belastingdienst hebben geïnstrueerd om een fiscale controle in gang te zetten. Het onderzoek door de Belastingdienst naar de bankafschriften en belastingaangiften is een aan de Belastingdienst toekomende controlebevoegdheid die de Belastingdienst in casu, in het kader van de belastingheffing, zelfstandig heeft aangewend.
Indien en voor zover na de overdracht de Belastingdienst de fiscale controle heeft voortgezet, is dat evenmin problematisch, omdat het bestaan van een verdenking dat een bepaalde (rechts)persoon een strafbaar feit heeft begaan, niet in de weg staat aan (de voorzetting van) het uitoefenen van de in artikel 47 en artikel 49 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen bedoelde controlebevoegdheden tegenover de verdachte, mits daarbij de aan de verdachte als zodanig toekomende waarborgen in acht worden genomen. Dat de verdachte daarbij door de Belastingdienst is gedwongen tot het afleggen van enige van zijn wil afhankelijke verklaring die door het Openbaar Ministerie in deze strafzaak is ingebracht, is het hof – zoals hierna bij de bespreking van het bewijsuitsluitingsverweer nog nader aan de orde zal komen – overigens niet gebleken.
Aldus faalt het verweer. Het hof verwerpt mitsdien het tot niet-ontvankelijkheid strekkende verweer. Nu ook overigens niet is gebleken dat de beginselen van een behoorlijke procesorde ernstig zijn geschonden, is het Openbaar Ministerie ontvankelijk in de vervolging.
Vrijspraak van feit 2 in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13
De verdachte staat ingevolge hetgeen aan hem onder feit 2 in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 ten laste is gelegd terecht ter zake van het zonder een daartoe door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning in of vanuit Nederland beleggingsdiensten verlenen en/of aanbieden van beleggingsactiviteiten, strafbaar gesteld bij artikel 1, tweede lid, van de Wet op de economische delicten.
Ter terechtzitting van het hof van 23 november 2020 is mr. A.A. van Gelder, senior juriste bij de Autoriteit Financiële Markten, als deskundige gehoord. Bij die gelegenheid heeft zij verklaard dat het sterk afhankelijk is van de betreffende casus of een vergunning van de Autoriteit Financiële Markten is vereist teneinde legaal beleggingsdiensten te kunnen verlenen en/of beleggingsactiviteiten te kunnen aanbieden. In dat kader speelt een grote rol of daarbij wordt gehandeld binnen de uitoefening van een beroep of bedrijf. In de regel is daarvan snel sprake. Indicatoren die van belang zijn bij de beoordeling of wordt gehandeld binnen de uitoefening van een beroep of bedrijf zijn volgens de deskundige onder meer of de diensten c.q. activiteiten incidenteel of frequent worden aangeboden, hoe de betreffende persoon zich presenteert naar de buitenwereld en of er een beloning wordt gegeven.
De deskundige is door de voorzitter voorgehouden dat uit het procesdossier naar voren komt dat in de onderhavige casus ongeveer 43 beleggers in een periode van ongeveer 3 jaren een totaalbedrag van om en nabij € 9.000.000,00 hebben ingelegd en dat zij met de verdachte, handelend onder de naam [eenmanszaak verdachte] , overeenkomsten hebben gesloten. De verdachte had voorts een professioneel ogende website ingericht en een bedrijfsadres alwaar computerschermen waren opgesteld waar de beleggers schaduwrekeningen konden zien met hun ‘eigen portefeuille’. Hoewel de verdachte de beleggers veelal deed voorkomen dat sprake was van individueel vermogensbeheer met afzonderlijke cliëntportefeuilles, is in de praktijk het ingelegde deel op één rekening terecht gekomen en voor een deel ‘gepouled’ belegd. De overeenkomsten die zich in het procesdossier bevinden zijn de deskundige ter hand gesteld teneinde zich daarover een oordeel te kunnen vormen.
De deskundige heeft daarop verklaard dat, als zij een dergelijke casus met bijbehorende overeenkomsten op haar bureau zou krijgen, zij ongetwijfeld zou oordelen dat sprake is van uitoefening van een beroep of bedrijf. De deskundige heeft verklaard dat de verdachte naar de buitenwereld toe heeft voorgespiegeld dat sprake was van individueel vermogensbeheer (waarvoor een vergunningsplicht geldt ex artikel 2:96 van de Wet op het financieel toezicht), maar dat kennelijk in de praktijk sprake was van collectief beleggen, oftewel ‘poulen’ (waarvoor een vergunningsplicht geldt ex artikel 2:65 van de Wet op het financieel toezicht en waarbij een beleggingsinstelling wordt beheerd of rechten van deelneming in een beleggingsinstelling worden aangeboden). Voor beide situaties geldt een vergunningsplicht. Voor de grondslag van de af te geven vergunning door de Autoriteit Financiële Markten is evenwel van doorslaggevend belang wat er feitelijk met de ingelegde gelden is geschied. In het geval de verdachte naar de buitenwereld een verkeerde voorstelling van zaken geeft, namelijk dat hij het ingelegde geld individueel zal beleggen terwijl feitelijk sprake is van collectief beleggen, dan zal de Autoriteit Financiële Markten in de regel bepalen dat die informatieverschaffing moet worden aangepast.
Het hof stelt, gezien het procesdossier, gelet op de bepalingen in de Wet op het financieel toezicht en op grond van het vorenoverwogene, vast dat de verdachte voor het verlenen van beleggingsdiensten, aanbieden van beleggingsactiviteiten en/of beheren van een beleggingsinstelling ten behoeve zijn cliënten hoe dan ook AFM-vergunningplichtig was, maar dat hij niet over enige door de Autoriteit Financiële Markten afgegeven vergunning beschikte. De verdachte wist ook dat hij voor zijn handelen een vergunning nodig had, aangezien hij medio juli-augustus 2010 werd geconfronteerd met een onderzoek door de Autoriteit Financiële Markten en toen heeft verklaard niet actief te zijn geweest (vide dossierpagina 58), maar desondanks daarna – blijkens de nadien met diverse beleggers afgesloten overeenkomsten – is voortgegaan met zijn laakbare praktijken.
Ofschoon de verdachte op grond van de Wet op het financieel toezicht vergunningplichtig was, komt het hof niet tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 tenlastegelegde. De tenlastelegging is immers toegesneden op overtreding van het bepaalde in artikel 2:96 van de Wet op het financieel toezicht. Aangezien voor de grondslag van de af te geven vergunning van doorslaggevend belang is wat er feitelijk met de ingelegde gelden is geschied en de verdachte feitelijk een beleggingsinstelling heeft beheerd of rechten van deelneming in een beleggingsinstelling heeft aangeboden, komt het hof tot het oordeel dat de verdachte had moeten beschikken over een vergunning ex artikel 2:65 van de Wet op het financieel toezicht. Overtreding van die bepaling is evenwel niet aan de verdachte tenlastegelegd. Bij die stand van zaken zal het hof de verdachte vrijspreken van hetgeen aan hem onder feit 2 in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 ten laste is gelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-997513-13 onder feit 1, feit 3 en feit 4 primair, alsmede het in de zaak met parketnummer 01-997507-15 onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
in de strafzaak met arrondissementsparketnummer 01-997513-13 (in hoger beroep met ressortsparketnummer 20-000767-17):
1.hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand mei 2010 tot en met de maand augustus 2013 in Nederland, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, telkens door het aannemen van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels een groot aantal (rechts)personen, waaronder na te noemen (rechts)personen, tevens te noemen de beleggers, telkens heeft bewogen tot afgifte van een of meer geldbedragen,
immers heeft hij, verdachte, met voormeld oogmerk, telkens handelende onder de naam van hem, verdachte, en/of van [eenmanszaak verdachte] , toen daar telkens opzettelijk valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
A. [slachtoffer 30] en [besloten vennootschap van slachtoffer 30] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 4.450.000,-, althans enig(e) geldbedrag(en), volledig zou(den) worden geïnvesteerd en
- dat over die investeringen een bepaald percentage per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger(s) en
- dat over die investeringen aan het eind van ieder jaar een bepaald percentage extra rendement zou worden uitgekeerd en
- dat bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger(s) geïnformeerd zouden worden en
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de beleggers gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger(s) de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] ) hiertoe hebben gemaand en
- dat hij, verdachte, jaren aan de beurs had gewerkt en
- dat hij, verdachte, voor de familie Heijn had geïnvesteerd
en
B. [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 31] en/of [besloten vennootschap slachtoffer 1] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 125.000,-, althans enig(e) geldbedrag(en), volledig zou(den) worden geïnvesteerd en
- dat over die investeringen een bepaald percentage (per jaar en/of per maand) zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de beleggers en/of
- dat bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger(s) geïnformeerd zouden worden en/of
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger(s) gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger(s) de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] ) hiertoe hebben gemaand en
- dat hij, verdachte, hoge rendementen genereerde en
- dat hij, verdachte, medegrondlegger van de Binckbank was
en
C. [slachtoffer 2] en/of [besloten vennootschap slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 313.000,-, althans enig(e) geldbedrag(en), volledig zou(den) worden geïnvesteerd en
- dat over die investeringen een bepaald percentage per jaar en/of per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger(s) en
- dat bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger(s) geïnformeerd zouden worden en
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger(s) gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger(s) de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] ) hiertoe hebben gemaand en
- dat hij, verdachte, één van de oprichters van BinckBank is geweest en
- dat hij, verdachte, veel geld verdiend heeft en
- dat hij, verdachte, een prijs had gewonnen in Engeland (beste belegger 2011) en
- dat hij, verdachte, over een aanzienlijk eigen portefeuille beschikte en
- dat hij, verdachte, geen vergunning van de AFM nodig had omdat hij werkte met een groep van minder dan tien personen
en
D. [slachtoffer 5] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 250.000,-, althans enig(e) geldbedrag(en), volledig zou(den) worden geïnvesteerd en
- dat over die investeringen een bepaald percentage per jaar en per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger en
- dat bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger geïnformeerd zou worden en
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] ) hiertoe heeft gemaand en
- dat hij, verdachte, geholpen had om een bank op te richten en
- dat voor het vriendschappelijke clubje (een paar bekenden) geen vergunning van de AFM nodig was
en
E. [slachtoffer 15] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 262.500,-, althans enig(e) geldbedrag(en), volledig zou(den) worden geïnvesteerd en
- dat over die investeringen een bepaald percentage per jaar en per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger en
- dat bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger geïnformeerd zou worden en
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] ) hiertoe heeft gemaand en
- dat hij, verdachte, een vriendenclub had die geld had ingelegd en
- dat hij, verdachte, voor 1,6 miljoen borg kon staan en
- dat hij, verdachte, bij de BinckBank mede de financiële administratie had opgezet en
- dat hij, verdachte, geen vergunning van de AFM nodig had (omdat hij werkte met een groep van minder dan tien personen) en
- dat hij, verdachte, met de oprichters van BinckBank heeft samengewerkt
en een schaduwportefeuille/schaduwrekening (met daarop 1,1 á 1,2 miljoen euro) getoond
en
F. [slachtoffer 16] voorgespiegeld
- dat een totaal geldbedrag van € 99.999,99, althans enig(e) geldbedrag(en), volledig zou(den) worden geïnvesteerd en
- dat over die investeringen een bepaald percentage per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger en
- dat bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger geïnformeerd zou worden en
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] ) hiertoe heeft gemaand
en
G. [slachtoffer 26] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 250.000,-, althans enig(e) geldbedrag(en), volledig zou(den) worden geïnvesteerd en
- dat over die investeringen een bepaald percentage per jaar en/of per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger en
- dat bij een grotere daling van het ingelegde vermogen dan 15 %, althans bij het gelijkblijven van dat vermogen, de belegger geïnformeerd zou worden en/of
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] ) hiertoe heeft gemaand
en
H. [slachtoffer 29] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 157.000,-, althans enig(e) geldbedrag(en), volledig zou(den) worden geïnvesteerd en
- dat over die investeringen een bepaald percentage (per jaar en/of per maand) zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger en/of
- dat bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger geïnformeerd zou worden en/of
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] ) heeft gemaand en
- dat hij, verdachte, bij BinckBank werkzaam is geweest en
- dat hij, verdachte, vanwege een gouden handdruk bij het vertrek bij de BinckBank beschikte over een portefeuille van 4 tot 6 miljoen euro en
- dat hij, verdachte, met voormeld bedrag (4 tot 6 miljoen euro) als borg/zekerheid kon dienen
en een schaduwportefeuille/schaduwrekening (met daarop 1,1 á 1,2 miljoen euro) getoond
en
I. [slachtoffer 19] en/of [slachtoffer 33] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat enige geldbedragen volledig zouden worden geïnvesteerd en
- dat over die investeringen een bepaald percentage per jaar en/of per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger(s) en
- dat bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger(s) geïnformeerd zouden worden en
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger(s) gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger(s) de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] ) hiertoe hebben gemaand en
- dat hij, verdachte, als vermogensbeheerder werkzaam is geweest bij Stroeve & Lemberger en
- dat hij, verdachte, een vermogen van 2 miljoen had en
- dat de inleg met voornoemd bedrag (2 miljoen) gedekt zou zijn en
- dat hij, verdachte, geen vergunning van de AFM nodig had (omdat hij net niet boven de zeven personen uitkwam) en daarover contact met een advocaat had gehad
en
J. [besloten vennootschap van slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 9] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 100.000,-, althans enig(e) geldbedrag(en), volledig zou(den) worden geïnvesteerd en
- dat over die investeringen een bepaald percentage per jaar en per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger(s) en
- dat bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger(s) geïnformeerd zouden worden en
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger(s) gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger(s) de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] ) hiertoe hebben gemaand
en een schaduwportefeuille/schaduwrekening getoond
en
K. [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 34] voorgespiegeld en/of medegedeeld
- dat een totaal geldbedrag van € 470.000,-, althans enig(e) geldbedrag(en), volledig zou(den) worden geïnvesteerd en
- dat over die investeringen een bepaald percentage per jaar en/of per maand zou worden overgemaakt, althans uitgekeerd aan de belegger(s) en
- dat bij daling van dat vermogen met een bepaald percentage de belegger(s) geïnformeerd zouden worden en
- dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden op ieder door de belegger(s) gewenst moment binnen 24 uur nadat deze belegger(s) de geldnemer (verdachte en/of [eenmanszaak verdachte] ) hiertoe hebben gemaand en
- dat hij, verdachte, als vermogensbeheerder werkzaam is geweest bij Stroeve en
- dat hij, verdachte, het vermogen van de gebroeders Hein (Heijn) had beheerd en
- dat hij, verdachte, tweemaal de beste belegger van Nederland was geweest
en een schaduwportefeuille/schaduwrekening getoond,
waardoor voornoemde beleggers telkens werden bewogen tot de afgifte van voornoemde geldbedragen,
en
hij op tijdstippen in of omstreeks de periode van de maand mei 2010 tot en met de maand augustus 2013 in Nederland, telkens opzettelijk geldbedragen, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, te weten aan [slachtoffer 30] en/of [besloten vennootschap van slachtoffer 30] en/of [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 31] en/of [besloten vennootschap slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [besloten vennootschap slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 16] en/of [slachtoffer 26] en/of [slachtoffer 29] en/of [slachtoffer 19] en/of [slachtoffer 33] en/of [besloten vennootschap van slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 34] , welke geldbedragen hij, verdachte, van voormelde rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijk perso(o)n(en) had ontvangen teneinde die geldbedragen ten behoeve van voornoemde rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijk perso(o)n(en) te investeren en aldus anders dan door misdrijf onder zich had, telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.hij op tijdstippen in of omstreeks de periode vanaf de maand mei 2010 tot en met de maand augustus 2013 in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, voorwerpen overgedragen en omgezet, te weten na te noemen geldbedragen, welke telkens onderdeel uitmaakten van de banksaldi van de bankrekeningnummers [bankrekeningnummer 1] en/of [bankrekeningnummer 2] ten name van hem, verdachte, en/of bankrekeningnummers [bankrekeningnummer 3] en/of [bankrekeningnummer 4] ten name van [besloten vennootschap verdachte I] en/of bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 5] ten name van [besloten vennootschap verdachte II] :* een geldbedrag, door dat geldbedrag contant op te nemen en* geldbedragen tot een totaal geldbedrag groot € 98.393,- of daaromtrent, door die geldbedragen telkens contant dan wel door overboeking op rekening [bankrekeningnummer 6] ten name van [echtgenote verdachte] , beschikbaar te stellen aan [echtgenote verdachte] en* geldbedragen tot een totaal geldbedrag groot € 542.620,89 of daaromtrent, door die geldbedragen telkens aan te wenden als betalingen voor de aanschaf van auto’s of voor de dekking van autokosten en* geldbedragen tot een totaal geldbedrag groot € 230.672,95 of daaromtrent, door die geldbedragen telkens aan te wenden als betaling voor de verwerving en exploitatie van Bar Dancing [naam bar-dancing] en* geldbedragen tot een totaal geldbedrag groot € 399.994,- of daaromtrent, door die geldbedragen telkens aan te wenden als betalingen van (een deel van) de aankoopprijs van onroerend goed en* geldbedragen tot een totaal geldbedrag groot € 326.736,- of daaromtrent, door die geldbedragen telkens aan te wenden als betaling van bestedingen ten behoeve van de woning van hem, verdachte;
4.hij op 11 januari 2013 in Nederland, opzettelijk een brief gedateerd 11 januari 2013, afkomstig van [naam advocaat] van [advocatenkantoor] en gericht aan mevrouw mr. [naam medewerker AFM] van de Autoriteit Financiële Markten, handelende over het opheffen van de blokkade op de rekeningen van hem, verdachte, zijnde die brief een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, hebbende hij, verdachte, toen daar opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid die voornoemde brief ten name gesteld van de advocaat [naam advocaat] voornoemd, zulks terwijl die brief in werkelijkheid niet door of namens die advocaat [naam advocaat] voornoemd is geschreven of opgesteld, met het oogmerk om voormelde brief als echt en onvervalst te gebruiken of door een ander of anderen te doen gebruiken;
in de strafzaak met arrondissementsparketnummer 01-997507-15 (in hoger beroep met ressortsparketnummer 20-002893-17, ter terechtzitting van het hof gevoegd):
1. hij op tijdstippen in of omstreeks de maand augustus 2014 in Nederland, terwijl verdachte bij vonnis van de arrondissementsrechtbank Oost-Brabant van 29 oktober 2013 in staat van faillissement was verklaard, ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers, baten niet heeft verantwoord en goederen aan de boedel onttrokken, immers heeft hij, verdachte, telkens buiten het zicht en zonder medeweten van de curator, inkomsten tot een totaalbedrag groot € 75.000,-, telkens afkomstig van [vastgoed besloten vennootschap] , ontvangen en gehouden op een bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 7] ten name van hem, verdachte;
2.hij op 18 mei 2015 in de gemeente Eindhoven, althans in Nederland, opzettelijk gebruik heeft doen maken van een vals rekeningoverzicht van de Saxo Bank te Hellerup (Denemarken) ten name van hem met klant-ID 4289154, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, als ware dat geschrift echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat hij, verdachte, dat rekeningoverzicht heeft doen overleggen of overhandigen aan opsporingsambtenaren van de FIOD in Eindhoven in verband met een (onder meer) tegen hem, verdachte, lopend strafrechtelijk onderzoek en bestaande die valsheid hierin dat in dat rekeningoverzicht een kassaldo is vermeld van USD 1.792.893,66.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierna opgenomen bewijsmiddelen met bijlagen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Met betrekking tot de strafzaak met arrondissementsparketnummer 01-997513-13 (in hoger beroep met ressortsparketnummer 20-000767-17):
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Eindhoven, op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD, dossiernummer 51564, in het onderzoek ‘Montana’, gesloten d.d. 19 december 2013, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van de Belastingdienst/FIOD met daarin gerelateerde bijlagen, met dossierpagina’s 000000-601575.
1. Aanvangsproces-verbaal d.d. 8 mei 2013, dossierpagina’s 200006-200014, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Verdachten
Naam: van den Berg
Voornaam: Robert
Geboortedatum: [geboortedatum verdachte]Functie: eigenaar van eenmanszaak [eenmanszaak verdachte]
Naam: [eenmanszaak verdachte]
Rechtsvorm: eenmanszaak
Adres: [adres 1]
Postcode: [postcode 1]
Vestigingsplaats: [vestigingsplaats 1]Bedrijfsomschrijving: Trading, belegging en adviesDatum vestiging: 01 mei 2010
Datum opheffing: 31 december 2011
Gedreven voor rekening van: Robert van den Berg
R. van den Berg en [echtgenote verdachte] zijn per 07 juli 2012 met elkaar gehuwd.
In het uittreksel KvK van [eenmanszaak verdachte] is de volgende informatie opgenomen:
[eenmanszaak verdachte] is een eenmanszaak die op 1 mei 2010 is gestart. Het bezoekadres is [adres 1] te [vestigingsplaats 1] . Eigenaar van deze eenmanszaak is R. van den Berg . De bedrijfsactiviteiten worden omschreven als "commissionairs en makelaars in effecten, beleggingsadviseurs e.d. Trading, belegging en advies". Het emailadres is [e-mailadres 1] . Als internetadres staat [website 1] vermeld. Blijkens de informatie uit het handelsregister is hier één persoon werkzaam. Op 11 januari 2012 is geregistreerd dat de onderneming per 31 december 2011 is opgeheven.
Website: [website 1]
Op de niet meer bestaande website [website 1] van Van den Berg , stond destijds (2010) onder meer de volgende informatie:" [eenmanszaak verdachte] is een Nederlandse trading company met gespecialiseerde financiële dienstverlening voor particulieren en bedrijven. Wij bieden diensten aan op het gebied van sparen en vermogensbeheer, een unieke vorm op de Nederlandse markt."
"Wij hebben een solide rendement behaald de laatste jaren, zowel met een slecht als met een goed beursklimaat. Het rendement is gegarandeerd 8%."
Website: [website 2]
Op de niet meer bestaande website [website 2] van Van den Berg stond onder meer de volgende informatie:
“... Het [naam onderneming verdachte] Team bestaat uit mensen die meer dan 25 jaar ervaring hebben
op de beursvloer. Het team houdt zich geconcentreerd bezig met alle marktbewegingen ...” en “... [naam onderneming verdachte] zelf genereert minimaal 30% op jaarbasis. Dit is haalbaar mits u de discipline van [naam onderneming verdachte] naleeft. U beslist zelf wat u doet…”en “... Momenteel zijn er nog enkele plaatsen vrij in onze exclusieve [naam onderneming verdachte] beleggingsclub. Rendement gegarandeerd 2% per maand, 24% per jaar! 12 maanden na startdatum ontvangt u ook nog een extra uitkering van 2,5% over het ingelegde vermogen ...” en
“... [naam onderneming verdachte] Beleggingsclub garandeert u .... een garantie van het vermogen van 95% van de inleg ...” en “... Minimale inleg van 50.000 euro en gemaximaliseerd tot voorlopig 500.000 euro strekt tot onze aanbeveling ... indien men een lager bedrag wil inleggen is dat bespreekbaar. Verder worden geen kosten in rekening gebracht.”
Het bezoekadres van [naam onderneming verdachte] is volgens voornoemde website: [adres 1] , [postcode 1] te [vestigingsplaats 1] .
(Hof: uitdraaien van de website bevinden zich in het dossier onder document met nummer D-21, dossierpagina’s 600132 en 600133, met als moment van uitdraai 17/01 ’13 DON 14:36. Onderaan de tekst van de website is vermeld ©2011 [naam onderneming verdachte] .)
Website: [website 3]
Via [besloten vennootschap verdachte II] (opgericht per 05 oktober 2012) worden volgens de website
[website 3] soortgelijke activiteiten verricht als door ' [eenmanszaak verdachte] ', namelijk vermogensbeheer en verkoop van het product Daxtraders. Voor contact wordt op deze website verwezen naar: [besloten vennootschap verdachte II] , [adres 1] , [postcode 1] [vestigingsplaats 1] .
Op de website van [besloten vennootschap verdachte II] , [website 3] , staat onder
'Investment' onder meer aangegeven:
“.... Wij geven een gegarandeerd rendement van 12% per jaar ofwel 1 % per maand, daarnaast geven wij een kapitaalgarantie van 95% van de inleg ...” en
“... Hoe komen wij aan dit rendement ... dit behalen wij door zeer snel en kort te handelen. Gemiddeld zijn er 200 trades per dag. Doordat het korte trades zijn, is uw vermogen slechts kort blootgesteld aan de financiële markten en hebben wij geen last van onverwachte nieuwsberichten of bewegingen op de beurzen aangezien wij met korte trades werken ...” en“... Alle kosten zijn bij ons inbegrepen. U betaalt € 0,00. Dit is dus al een enorme besparing.
Wij handelen buiten het toezicht van de AFM. Minimale inleg € 100.000 ...” en“... De winsten die behaald worden boven de 12% zijn voor de [besloten vennootschap verdachte II] . Het is daarom een no cure-no pay beheer en [besloten vennootschap verdachte II] verdient alleen als u geld verdient, dat is wel zo eerlijk in deze roerige tijden ...”en
“... Grote verschil met het oude beleggen:
Vroeger kocht men aandelen of derivaten en maar wachten tot het een beetje in de winst liep. Dan de kosten van de beheerder er nog eens af, de inflatie eraf halen en naar het overgebleven rendement kijken wat vaak negatief is gebleken uit de historie.”
(Hof: uitdraaien van deze website bevinden zich in het dossier onder document met nummer D-22, dossierpagina’s 600135 en 600136, met als moment van uitdraai 4-1-2013 13:25.)
5.3 (
Analyse) bankrekeningen
Van zowel de AFM als de Belastingdienst zijn van diverse bankrekeningen de bankafschriften verkregen. Hieronder de ABN AMRO bankrekening met nummer: [bankrekeningnummer 2] , op naam van R. van den Berg (V01) over de periode 04 augustus 2009 tot en met 31 oktober 2012 / en de ABN AMRO bankrekening met nummer: [bankrekeningnummer 8] , eveneens op naam van R. van den Berg over de periode augustus 2009 tot en met 31 oktober 2012. Tevens werd informatie ontvangen over diverse BinckBank-beleggingsrekeningen.
De ABN Amro rekening [bankrekeningnummer 2] is, volgens van de AFM verkregen informatie, de vaste tegenrekening van de BinckBank rekeningen. Geldbedragen van en naar de BinckBank rekeningen kunnen derhalve uitsluitend via ABN Amro rekening [bankrekeningnummer 2] worden geboekt. Middels de BinckBank rekeningen worden transacties verricht in diverse aandelen, opties en AEX index. Via BinckBank rekening [bankrekeningnummer 1] ten name van R. van den Berg worden in de periode januari 2011 tot en met september 2012 ruim 19.000 transacties verricht.
2.
Uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, vervaardigd op 26 maart 2013, p. 600107, voor zover inhoudende:
KvK-nummer [handelsregisternummer eenmanszaak verdachte]
Onderneming Handelsnaam: [eenmanszaak verdachte]
Rechtsvorm: EenmanszaakStartdatum onderneming: 01-05-2010Activiteiten: SBI-code: 6612 - Commissionairs en makelaars in effecten,beleggingsadviseurs e.d.Werkzame personen 1
Vestiging Bezoekadres: [adres 1] , [postcode 1] [vestigingsplaats 1] Internetadres: [website 1]
Eigenaar Naam: van den Berg , Robert
Geboortedatum- en plaats: [geboortedatum verdachte] , [geboorteplaats]Adres: [adres 2]Datum in functie: 01-05-2010
3. Overeenkomsten van investering, telkens gesloten tussen een of meer beleggers en de verdachte, handelend onder de naam [eenmanszaak verdachte] , welke overeenkomsten als bijlagen aan dit arrest zijn gehecht en waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd:
Investionsvertrag tussen [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg en [besloten vennootschap van slachtoffer 30] / [slachtoffer 30] d.d. 1 maart 2012, voor een bedrag van “vier Millionen Euro”, D-050, p. 600290-600293;
Overeenkomst van investering tussen [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg en [slachtoffer 1] (hof: handelend onder de naam [besloten vennootschap slachtoffer 1] ) en/of [slachtoffer 31] d.d. 22 november 2011, voor een bedrag van € 100.000,-, D-152, p. 600803-600805;
Overeenkomsten van investering tussen [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg en:
a. [slachtoffer 2] (het hof begrijpt: [slachtoffer 2] ) d.d. 15 juli 2011, voor een bedrag van € 50.000,-, D-124, p. 600714-716;
b. [besloten vennootschap slachtoffer 2] d.d. 5 augustus 2011, voor een bedrag van € 200.000,-, D-125, p. 600721-723;
c. [slachtoffer 3] (het hof begrijpt: [slachtoffer 3] ) d.d. 8 maart 2012, voor een bedrag van € 40.000,-, D-126, p. 600727-600729;
iv. Overeenkomst van investering tussen [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg en [slachtoffer 5] d.d. 21 oktober 2011, voor een bedrag van € 100.000,-, D-141, p. 600767-600769;
v. Overeenkomst van investering tussen [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg en [slachtoffer 15] d.d. 31 augustus 2011, voor een bedrag van € 100.000,-, D-146, p. 600778-600780;
vi. Overeenkomst van investering tussen [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg en [slachtoffer 16] , voor een bedrag van € 50.000,-, d.d. 28 oktober 2011, D-148, p. 600783-600785;
vii. Overeenkomsten van investering of geldlening tussen [eenmanszaak verdachte] en/of Rob van den Berg en [slachtoffer 26] d.d. 25 januari 2011, 20 juli 2011 en 16 januari 2013, voor bedragen van respectievelijk € 200.000,-, € 60.000,- en € 250.000,-, D-162, D-163 en D-165, p. 600825-600828 en p. 600830-600832;
viii. Overeenkomst van investering tussen [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg en [slachtoffer 29] d.d. 12 oktober 2011, voor een bedrag van € 100.000,-, D-107,p. 600594-600596;
ix. Overeenkomsten van investering tussen [eenmanszaak verdachte] en/of Rob van den Berg en [slachtoffer 19] en/of [slachtoffer 33] d.d. 23 juli 2010, 14 oktober 2010 en 16 januari 2013, voor een bedrag van respectievelijk € 250.000,-, € 500.000,- en € 1.000.000,-, D-090, D-091 en D-092, p. 600536-600544;
x. Overeenkomsten van investering tussen [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg en [besloten vennootschap van slachtoffer 9] d.d. 12 oktober 2010 en 31 januari 2011, voor bedragen van respectievelijk € 20.000,- en € 50.000,-, D-076 en D-077, p. 600476-600481;
xi. Overeenkomsten van investering tussen [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg en [slachtoffer 6] d.d. 15 maart 2011, 17 mei 2011 (tweemaal) en 5 oktober 2012, voor bedragen van respectievelijk € 160.000,-, € 50.000,-, € 25.000,- en € 315.000,-, D-185, D-186, D-187, D-188, p. 600902-600904 en p. 600906-600914.
Uit voormelde overeenkomsten komt telkens naar voren dat tussen de geldnemer en geldgever overeen is gekomen dat geldgever aan geldgever een bepaald geldbedrag ter investering verstrekt, dat over de ter investering gegeven hoofdsom een bepaald percentage per jaar en/of per maand is verschuldigd en aan de geldgever zou worden overgemaakt en/of dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom door geldnemer zou geschieden op ieder door de geldgever gewenst moment binnen 24 uur nadat deze geldgever de geldnemer daartoe zal hebben gemaand en dat bij daling van het ingelegde vermogen met een bepaald percentage de belegger geïnformeerd zal worden.
4.
Proces-verbaal overzicht inleggers en ingelegde gelden d.d. 2 december 2013, AH-045, p. 200348-200350, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
In verband met het strafrechtelijk onderzoek tegen, onder andere, verdachte R. van den Berg , is in AH-038 beschreven dat er onderzoek verricht is in de bankafschriften van diverse bankrekeningen. Dit betreffen bankrekeningen op naam van verdachte R. van den Berg , [besloten vennootschap verdachte I] en [besloten vennootschap verdachte II] . Deze zijn opgevraagd middels vorderingen 126nd Sv en verkregen van de betreffende banken:
Rekeningnummer Bankinstelling Periode [bankrekeningnummer 1] / [bankrekeningnummer 9] Binckbank 27 mei 2010 t/m 11 april 2013 [bankrekeningnummer 2] ABN-Amro 22 september 2009 t/m 30 april 2013 [bankrekeningnummer 3] ABN-Amro 3 oktober 2012 t/m 29 juli 2013 [bankrekeningnummer 4] Rabobank 5 maart 2012 t/m 28 september 2012 [bankrekeningnummer 5] Rabobank 5 februari 2013 t/m 29 juli 2013
(Hof: de rekeningnummers [bankrekeningnummer 3] en [bankrekeningnummer 5] betreffen rekeningen aangehouden bij de ING-bank, niet bij ABN Amro-bank respectievelijk Rabobank, vide proces-verbaal abusievelijke verschrijving AH-038 onderzoek bankrekeningen, AH-038a, p. 200320).
Aan de hand van dit onderzoek is er een overzicht opgemaakt van "inleggers en rendementen".
Er zijn inmiddels meerdere inleggers gehoord die verklaard hebben over de hoogte van hun inleg voor beursgerelateerde producten en er is extra informatie verkregen via vorderingen
art. 126nd en art. 125ne Sv bij de ABNAMRO (rekening [bankrekeningnummer 2] van R. van den Berg ) en de ING (rekening [bankrekeningnummer 3] van [besloten vennootschap verdachte I] en rekening [bankrekeningnummer 5] van [besloten vennootschap verdachte II] ).
De bedragen, opgenomen in het overzicht "inleggers en rendementen", heb ik vergeleken aan de hand van verkregen verklaringen van inleggers en informatie uit de gevorderde en ontvangen bankafschriften. Mijn bevindingen heb ik opgenomen in een nieuw overzicht. Dit overzicht heb ik hieronder in het proces-verbaal opgenomen.
Overzicht van inleggers bij R. van den Berg / [eenmanszaak verdachte] en door deze personen ingelegde gelden.
Datum | 20 november 2013 | |
Nr. | Naam inlegger | Inleg voor beursgerelateerde producten |
1 | [slachtoffer 1] / [besloten vennootschap slachtoffer 1] / [slachtoffer 31] | € 141.000,00(Hof komt tot:€ 125.000,00) |
2 | [slachtoffer 35] | € 67.000,00 |
3 | [slachtoffer 36] | € 50.000,00 |
4 | [slachtoffer 32] | € 150.000,00 |
5 | [slachtoffer 22] | € 50.000,00 |
6 | [slachtoffer 2] / [besloten vennootschap slachtoffer 2] | € 313.000,00 |
7 | [slachtoffer 5] | € 250.000,00 |
8 | [slachtoffer 4] | € 50.000,00 |
9 | [slachtoffer 37] | € 50.000,00 |
10 | [slachtoffer 38] | € 25.000,00 |
11 | [slachtoffer 39] | € 40.000,00 |
12 | [slachtoffer 40] | € 65.000,00 |
13 | [slachtoffer 7] | € 580.000,00 |
14 | [slachtoffer 6] | € 470.000,00 |
15 | [slachtoffer 41] | € 100.000,00 |
16 | [slachtoffer 8] | € 25.000,00 |
17 | [slachtoffer 9] | € 100.000,00 |
18 | [slachtoffer 42] | € 10.000,00 |
19 | [slachtoffer 11] | € 40.000,00 |
20 | [slachtoffer 12] | € 127.800,00 |
21 | [besloten vennootschap van slachtoffer 30] | € 4.550.000,00(Hof komt tot:€ 4.450.000,00) |
22 | [slachtoffer 13] | € 20.000,00 |
23 | [slachtoffer 14] | € 5.000,00 |
24 | [slachtoffer 15] | € 262.500,00 |
l25 | [slachtoffer 16] | € 100.000,00 |
26 | [slachtoffer 17] | € 12.500,00 |
27 | [slachtoffer 18] | € 10.000,00 |
28 | [slachtoffer 43] | € 2.500,00 |
29 | [slachtoffer 44] | € 2.500,00 |
30 | [slachtoffer 45] | € 2.500,00 |
31 | [slachtoffer 46] | € 2.500,00 |
32 | [slachtoffer 47] | € 65.000,00 |
33 | [slachtoffer 48] | € 5.000,00 |
34 | [slachtoffer 19] | € 534.000,00 |
35 | [slachtoffer 20] | € 5.750,00 |
36 | [slachtoffer 21] | € 166.000,00 |
37 | [slachtoffer 23] | € 60.000,00 |
38 | [slachtoffer 24] | € 50.000,00 |
39 | [besloten vennootschap slachtoffer 25] | € 25.000,00 |
40 | [slachtoffer 26] | € 270.000,00 (Hof komt tot:€ 250.000,00) |
41 | [slachtoffer 27] | € 62.500,00 |
42 | [slachtoffer 28] | € 20.000,00 |
43 | [slachtoffer 29] | € 157.000,00 |
44 | [slachtoffer 30] | € 20.000,00 |
Totale inleg | € 9.114.050,00 (Hof komt tot circa € 9.000.000,-) |
5.
Proces-verbaal percentage belegd van de inleggelden per belegger d.d. 13 december 2013, dossierpagina’s 200376-200378 (AH-055), met als bijlagen uitgewerkte casus per belegger (dossierpagina’s 200380-200418), welke bijlagen, voor zover het de in de bewezenverklaring genoemde beleggers betreft, aan dit arrest zijn gehecht en waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd:
In verband met het strafrechtelijk onderzoek tegen, onder andere, verdachte R. van den Berg , is in AH-038 beschreven dat er onderzoek verricht is in de bankafschriften van diverse bankrekeningen. Dit betreffen bankrekeningen op naam van verdachte R. van den Berg , [besloten vennootschap verdachte I] en [besloten vennootschap verdachte II] . Deze zijn opgevraagd middels vorderingen 126nd Sv en verkregen van de betreffende banken:
Rekeningnummer Bankinstelling Periode [bankrekeningnummer 1] / [bankrekeningnummer 9] Binckbank 27 mei 2010 t/m 11 april 2013 [bankrekeningnummer 2] ABN-Amro 22 september 2009 t/m 30 april 2013 [bankrekeningnummer 3] ABN-Amro 3 oktober 2012 t/m 29 juli 2013 [bankrekeningnummer 4] Rabobank 5 maart 2012 t/m 28 september 2012 [bankrekeningnummer 5] Rabobank 5 februari 2013 t/m 29 juli 2013
(Hof: de rekeningnummers [bankrekeningnummer 3] en [bankrekeningnummer 5] betreffen rekeningen aangehouden bij de ING-bank, niet bij ABN Amro-bank respectievelijk Rabobank, vide proces-verbaal abusievelijke verschrijving AH-038 onderzoek bankrekeningen, p. 200320).
Aan de hand van dit onderzoek is er een overzicht opgemaakt van "inleggers en rendementen".
Naar aanleiding van inleggers die gehoord zijn en extra informatie verkregen via vorderingen art. 126nd en art. 126ne Sv bij de ABNAMRO (rekening [bankrekeningnummer 2] van R. van den Berg ) en de ING (rekening [bankrekeningnummer 3] van [besloten vennootschap verdachte I] en rekening [bankrekeningnummer 5] van [besloten vennootschap verdachte II] ) is in AH-045 een overzicht opgenomen van de inleggers bij R. van den Berg / [eenmanszaak verdachte] en door deze personen ingelegde gelden.
Dit overzicht, opgenomen in AH-045 (hof: bewijsmiddel 4), heb ik als leidraad gebruikt (nummers 1 t/m 44) om te kijken wat van de ingelegde gelden daadwerkelijk door R. van den Berg / [eenmanszaak verdachte] belegd is en welk percentage van de inleg dit betreft. Dit heb ik per inlegger en in totaliteit bekeken.
Mijn bevindingen heb ik opgenomen in een nieuw overzicht dat hierna in het proces-verbaal is opgenomen en als bijlage bij dit proces-verbaal is gevoegd. Per inlegger
(nummers 1 t/m 44) heb ik de voorhanden zijnde gegevens nader uitgewerkt en deze uitwerkingen zijn ook als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
Overzicht van inleggers bij R. van den Berg / [eenmanszaak verdachte] , door deze inleggers ingelegde gelden en hetgeen hiervan belegd door R van den Berg .Datum 10 december 2013
Nr. | Naam inlegger | Inleg voor beurs- gerelateerde producten | Belegd door R. van den Berg | Belegd percen-tage van de inleg | Belegd door R. van den Berg | Belegd percen-tage van de inleg | |
1 | [slachtoffer 1] / [besloten vennootschap slachtoffer 1] / [slachtoffer 31] | € 141.000,00 (Hof:€ 125.000,00) | € 71.500,00 | 50,91% (Hof: 57,2%) | |||
2 | [slachtoffer 35] | € 67.000,00 | € 59.000,00 | 88,06% | |||
3 | [slachtoffer 36] | € 50.000,00 | - | 0,00% | |||
4 | [slachtoffer 32] | € 150.000,00 | € 20.000,00 | 13,33% | |||
5 | [slachtoffer 22] | € 50.000,00 | € 18.750,00 | 37,50% | of | € 15.000,00 | 30,00% |
6 | [slachtoffer 2] / [besloten vennootschap slachtoffer 2] | € 313.000,00 | € 285.500,00 | 91,21% | |||
7 | [slachtoffer 5] | € 250.000,00 | € 195.000,00 | 78,00% | |||
8 | [slachtoffer 4] | € 50.000,00 | € 31.000,00 | 62,00% | |||
9 | [slachtoffer 37] | € 50.000,00 | € 50.000,00 | 100% | |||
10 | [slachtoffer 38] | € 25.000,00 | € 2.000,00 | 8,00% | |||
11 | [slachtoffer 39] | € 40.000,00 | € 20.000,00 | 50,00% | |||
12 | [slachtoffer 40] | € 65.000,00 | € 35.000,00 | 53,85% | |||
13 | [slachtoffer 7] | € 580.000,00 | € 445.000,00 | 76,72% | |||
14 | [slachtoffer 6] | € 470.000,00 | € 300.500,00 | 63,94% | |||
15 | [slachtoffer 41] | € 100.000,00 | € 50.000,00 | 50,00% | |||
16 | [slachtoffer 8] | € 25.000,00 | - | 0,00% | |||
17 | [slachtoffer 9] | € 100.000,00 | € 90.000,00 | 90,00% | |||
18 | [slachtoffer 42] | € 10.000,00 | - | 0,00% | |||
19 | [slachtoffer 11] | € 40.000,00 | - | 0,00% | |||
20 | [slachtoffer 12] | € 127.800,00 | € 48.500,00 | 37,95% | |||
21 | [besloten vennootschap van slachtoffer 30] | € 4.550.000,00 (Hof:€ 4.450.000,00) | € 2.208.000,00 | 48,35% (Hof: 49,62%) | |||
22 | [slachtoffer 13] | € 20.000,00 | - | 0,00% | |||
23 | [slachtoffer 14] | € 5.000,00 | - | 0,00% | |||
24 | [slachtoffer 15] | € 262.500,00 | € 131.000,00 | 49,90% | |||
25 | [slachtoffer 16] | € 100.000,00 | - | 0,00% | |||
26 | [slachtoffer 17] | € 12.500,00 | - | 0,00% | |||
27 | [slachtoffer 18] | € 10.000,00 | - | 0,00% | |||
28 t/m 33 | [slachtoffers 43 tot en met 48] | € 80.000,00 | € 67.000,00 | 83,75% | |||
34 | [slachtoffer 19] | € 534.000,00 | € 500.000,00 | 93,63% | |||
35 | [slachtoffer 20] | € 5.750,00 | € 3.500,00 | 60,87% | |||
36 | [slachtoffer 21] | € 166.000,00 | € 69.000,00 | 41,57% | of | € 72.750,00 | 43,83% |
37 | [slachtoffer 23] | € 60.000,00 | € 37.500,00 | 62,50% | |||
38 | [slachtoffer 24] | € 50.000,00 | € 10.000,00 | 20,00% | |||
39 | [besloten vennootschap slachtoffer 25] | € 25.000,00 | € 6.000,00 | 24,00% | |||
40 | [slachtoffer 26] | € 270.000,00 (Hof:€ 250.000,00) | € 212.000,00 | 78,52% (Hof: 84,80%) | |||
41 | [slachtoffer 27] | € 62.500,00 | € 6.000,00 | 9,60% | |||
42 | [slachtoffer 28] | € 20.000,00 | € 15.000,00 | 75,00% | |||
43 | [slachtoffer 29] | € 157.000,00 | € 72.500,00 | 46,18% | |||
44 | [slachtoffer 30] | € 20.000,00 | - | 0,00% | |||
Totale inleg | € 9.114.050,00 (Hof: circa € 9.000.000) | € 5.059.250,00 | 55,51% | € 5.059.250,00 | 55,51% |
Zoals het overzicht laat zien is er per inlegger een wisselend bedrag / percentage van de inleg gebruikt door R. van den Berg / [eenmanszaak verdachte] om te gebruiken voor inleg in beursgerelateerde producten. Uit verklaringen van inleggers komt naar voren dat R. van den Berg de inleggers altijd heeft voorgehouden dat hun gehele inleg zou worden gebruikt om te beleggen in beursgerelateerde producten.
6.
Proces-verbaal onderzoek bankrekeningen d.d. 27 september 2013, p. 200298-200301, met als bijlage een overzicht van uitgaven, AH-038, p. 200313-200316, welk overzicht als bijlage aan dit arrest is gehecht, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 4] :
In opdracht van het onderzoeksteam heb ik onderzoek gedaan naar de onderstaande bankrekeningen waarvan de afschriften door het onderzoeksteam middels vordering 126nd Wetboek van Strafvordering zijn opgevraagd en verkregen bij de betreffende banken:
Rekeningnummer Bankinstelling Periode [bankrekeningnummer 1] / [bankrekeningnummer 9] Binckbank 27 mei 2010 t/m 11 april 2013 [bankrekeningnummer 2] ABN-Amro 22 september 2009 t/m 30 april 2013 [bankrekeningnummer 3] ABN-Amro 3 oktober 2012 t/m 29 juli 2013 [bankrekeningnummer 4] Rabobank 5 maart 2012 t/m 28 september 2012 [bankrekeningnummer 5] Rabobank 5 februari 2013 t/m 29 juli 2013
(Hof: de rekeningnummers [bankrekeningnummer 3] en [bankrekeningnummer 5] betreffen rekeningen aangehouden bij de ING-bank, niet bij ABN Amro-bank respectievelijk Rabobank, vide proces-verbaal abusievelijke verschrijving AH-038 onderzoek bankrekeningen, p. 200320).
Met behulp van de digitale ondersteuning van de FIOD, zijn de bankafschriften van bovenstaande rekeningen vanuit een Pdf-file omgezet naar Excel-bestanden, zodat ze in een bankanalyse programma bekeken konden worden. Hierna heb ik deze gegevens geanalyseerd per bankrekening. Alle bij- en afschrijvingen op de diverse bankrekeningen zijn voorzien van een uitgaven- of opbrengstensoort en zijn opgenomen in een draaitabel.
Hierna heb ik al deze uitgaven en opbrengsten geclusterd per opbrengsten- of uitgavensoort opgenomen in een excel-blad.
Voor de benaming van de uitgaven en de opbrengsten heb ik gebruik gemaakt van de benamingen die worden gegeven in de bankafschriften en deze geclusterd onder 1 benaming. Als er bijvoorbeeld gesproken wordt over de betalingen m.b.t. auto's dan zitten hier bijvoorbeeld de uitgaven in voor benzine, aankopen van auto's bij diverse garagebedrijven etc. Wordt er gesproken over uitgaven m.b.t. huur dan zijn dit uitgaven die op de afschriften worden genoemd onder de vermelding van huur.
Hieruit komt samengevat het volgende naar voren:Ontvangsten € 9.154.926,99Betalingen aan inleggers € 2.450.250,67
De uitgaven laten het volgende beeld zien. Het betreft hier saldo van de uitgaven. Immers bijvoorbeeld bij uitgaven voor de auto zijn de uitgaven van de aankoop van auto's meegenomen maar ook de inruil van de oude auto. Per saldo is het bedrag zoals hier vermeld uitgegeven.
Geldopname, geldstorting en BEA | € -86.882,56 |
[betrokkenen 1] | € 21.726,51 |
Naar buitenlandse rekeningen | € -567.050,00 |
[echtgenote verdachte] (hof: echtgenote van verdachte) | € -98.393,00 |
Auto uitgaven | € -542.620,89 |
Bar Dancing [naam bar-dancing] | € -230.672,95 |
Advocaat- en notaris uitgaven | € -791.196,98 |
Telefonie-/internet-/ICT-uitgaven | € -34.699,02 |
Huur uitgaven | € -71.443,82 |
Huishoudelijke uitgaven | € -326.736,93 |
Prepaid kaarten | € -13.804,58 |
Belastingdienst | € -4.390,10 |
Verzekering uitgaven | € -12.022,45 |
Vakantie uitgaven | € -13.111,14 |
Eten, drinken en horeca | € -29.504,42 |
Aankopen | € -76.289,75 |
Overige uitgaven | € 480.662,76 |
Ontvangen salaris | € 24.789,69 |
Totaal | € 3.332.965,15 |
Geleden verlies op beleggings- of speculatietransacties € 2.800.071,91Geleden verlies op beleggings- of speculatietransacties (USD) $ 161.514,78
Voor wat betreft "geleden verlies op beleggings- of speculatietransacties". Dit is een totaaltelling van de totale aankopen en verkopen gehaald met beleggen en de gesaldeerde verliezen en winsten hierop. Per saldo wordt er dan een verlies geleden van de genoemde
€ 2.800.073,91. Daarnaast wordt er een verlies geleden op de dollarrekening van de Binckbank van $ 161.514,78.
Verder is er de volgende geldstroom op de rekeningen te zien onder de volgende noemers:
Binckbank/Alex vermogensbank | € 579.950,00 |
Externe overboeking naar privé of Van den Berg | € -3.486.563,93 |
[naam onderneming verdachte] | € 103.402,79 |
Van den Berg | € 2.596.854,39 |
Saldo meer uitgaven dan opbrengsten | € -206.356,75 |
Bovenstaande betreft hier onder meer ook bij- en afschrijvingen naar rekeningen onderling. De inkomsten en uitgaven zijn door mij in de analyse meegenomen voor zover dit duidelijk te benoemen kosten en inkomsten zijn. Voor het bedrag dat resteert aan onbenoemde kosten kan ik niet aangeven waar dit aan besteed is. Het betreft hier onder meer kosten welke zijn overgeboekt naar buitenlandse bankrekeningen en waarvan ik, omdat ik niet de beschikking heb over deze afschriften, niet kan aangeven waar deze uitgaven voor zijn gebruikt en/of deze nog ter beschikking staan. Verder resteren er nog saldi op de rekeningen. Deze zijn gelet op de omvang van deze saldi niet meegenomen.
Resumé:
De ontvangsten zoals deze uit de bankrekeningen zoals bekend naar voren zijn gekomen bedragen € 9.154.926,99. Er is voor een bedrag van € 2.450.250,67 terugbetaald aan inleggers. Daarnaast is er voor een bedrag van minimaal € 3.332.965,15 aan benoemde uitgaven gemaakt. Ook zijn er per saldo meer uitgaven dan opbrengsten voor wat betreft bijvoorbeeld de externe/interne overboekingen, Binckbank/Alex zoals hierboven ook staat vermeld voor € 206.356,75.
Als laatste is er een saldo van aandelen aan- en verkopen en andere kosten en opbrengsten m.b.t. aandelen waaruit een saldo van uitgaven komt van € 2.800.073,91. Aan onbenoemde kosten, welke ik hierboven al heb aangegeven waarvan ik niet kan aangeven of deze nog aanwezig zijn en/of waar deze aan zijn besteed, resteert een bedrag van € 365.280,51. Van dit bedrag moet nog een bedrag van $ 161.514,78 af. Echter om een foutieve omrekenkoers te voorkomen wordt deze door mij niet meegenomen.
7. Proces-verbaal portefeuilleontwikkeling beleggingsrekeningen Binck Bank d.d. 13 december 2013, AH-060, p. 200436-200438, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
In verband met het strafrechtelijk onderzoek tegen, onder andere, verdachte R. van den Berg , zijn er bankafschriften bij de Binck Bank opgevraagd inzake beleggingsrekeningen op naam van R. van den Berg . Deze zijn opgevraagd middels een vordering art. 126nd Sv en verkregen van de Binck Bank. In het kader van deze vordering art. 126nd is er door mij via de e-mail op 12 december 2013 aanvullende informatie ontvangen. Dit betreft informatie betreffende de aanwezige portefeuille en de vermogenspositie van de beleggingsrekeningen op naam van R. van den Berg . Het gaat hierbij om de rekeningen [bankrekeningnummer 1] en [bankrekeningnummer 9] . De informatie is verstrekt in de vorm van een Excel-overzicht.
De Excel-overzichten betreffen voor beleggingsrekening met nummer [bankrekeningnummer 1] de jaren 2010 tot en met 2013 en voor beleggingsrekening met nummer [bankrekeningnummer 9] de jaren 2011 tot en met 2013. In beide gevallen betreft het de datum vanaf wanneer de rekening door R. van den Berg bij de Binck Bank geopend is.
Zoals uit de Excel-overzichten, in bijna alle gevallen, naar voren komt, is er bij elke inleg door een inlegger of door R. van den Berg zelf, op de betreffende beleggingsrekening een toename van de portefeuille en de vermogenspositie te zien. Na deze inleg loopt de waarde van de portefeuille en de vermogenspositie snel terug. Soms tot bijna nihil.
Dit is goed te zien op de beleggingsrekening [bankrekeningnummer 1], na een storting op 29 februari 2012 van 4,1 miljoen euro door inleggers en nog een aanvullende storting door een inlegger op 27 juli 2012 van € 400.000,00. De vermogenspositie is na de inleg op 29 februari 2012 4,1 miljoen euro en deze neemt af naar € 517.281,00 op 26 juli 2012.
Na de storting van de € 400.000 loopt de vermogenspositie weer op naar € 726.732,00 waarna de vermogenspositie afneemt naar € 2.310,00 op 7 september 2012. Er is dan geen portefeuille meer. In een tijdsbestek van ongeveer 6 maanden is de portefeuille nihil en de vermogenspositie marginaal ten opzichte van hetgeen er op de beleggingsrekening is ingelegd. In 6 maanden tijd is de inleg van 4,5 miljoen euro door inleggers teruggelopen naar een vermogenspositie van € 2.310,00.
Het hiervoor beschreven voorbeeld is zoals het met alle inleg in 2010 tot en met 2013 op beide beleggingsrekeningen is gegaan. Er komt geld binnen op de rekeningen en door speculaties op de beurs en opnames loopt de portefeuille en de vermogenspositie in snel tempo terug. Uiteindelijk zijn er na 4 december 2012 op de rekening [bankrekeningnummer 1] bijna geen handelingen meer verricht. In 2013 is nog een keer € 5.000,00 en € 2.500 overgemaakt op deze rekening, maar deze inleg was in een kwestie van twee weken geslonken naar een marginaal bedrag. De vermogenspositie is op het moment € 225,00.
De beleggingsrekening [bankrekeningnummer 9] laat vanaf 2 november 2012 een vermogenspositie zien van € 34,00. De huidige positie is -€ 86,00. Dit beeld komt ook overeen met het verlies op beurs gerelateerde producten van ongeveer 3 miljoen euro dat beschreven is in AH-038.
Deze Excel-overzichten laten zien dat er door de jaren heen door R. van den Berg op beide beleggingsrekeningen geen grote winsten met speculeren behaald zijn, maar grote verliezen geleden zijn. De stelselmatige verhalen die R. van den Berg naar zijn inleggers had over de nog aanwezige inleg, is hier op geen enkele wijze uit op te maken, maar laat juist zien dat de inleggelden in korte tijd verdwenen zijn.
8. Proces-verbaal banksaldo beleggingsrekening en beleggingsresultaat IG Markets d.d. 16 december 2013, AH-061, p. 200448-200449, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
In verband met het strafrechtelijk onderzoek tegen, onder andere, verdachte R. van den Berg , zijn er bankafschriften bij IG Markets opgevraagd inzake de beleggingsrekening op naam van R. van den Berg . Deze zijn opgevraagd middels een vordering art. 126nd Sv en verkregen van IG Markets. In het kader van deze vordering art. 126nd is een overzicht over 2011 tot en met 20 augustus 2013 ontvangen. Het betreft een rekeningnummer met op het eind V**** op naam van Rob van den Berg . Bij diverse overboekingen van ABNAMRO rekeningnummer [bankrekeningnummer 2] , op naam van R. van den Berg , naar de IG Markets rekening is het nummer [bankrekeningnummer 10] IG Markets V9485 gebruikt. In 2011 hebben zich nog geen handelingen voorgedaan op de rekening. De informatie is verstrekt in de vorm van Pdf-bestanden. Op het eerste blad staat een cumulatie van het betreffende jaar en de aanvang van de gedetailleerde gegevens zoals deze verwerkt zijn. Deze gegevens zijn integraal omgezet in Excel-overzichten met dezelfde kolommen en gecumuleerde gegevens.
De overzichten laten zien dat er in 2012 en 2013 steeds geld overgemaakt moet worden op de beleggingsrekening van IG Markets om nog te kunnen beleggen. Wanneer er een bedrag op de beleggingsrekening overgemaakt is, wordt er door R. van den Berg weer gehandeld op deze rekening totdat het saldo dusdanig marginaal is dat er weer geld op de rekening gestort moet worden om verder te kunnen handelen.
Het gecumuleerd overzicht van 2012 laat zien dat R. van den Berg totaal € 333.363,56
(€ 414.083,40 - € 80.719,84) op deze rekening heeft gestort en een verlies heeft geleden met beleggen van € 330.815,22 (inclusief € 7.296,41 aan bijkomende kosten).
Het gecumuleerd overzicht van 2013 (1 januari tot en met 20 augustus 2013) laat zien dat R. van den Berg totaal € 107.971,20 (€ 121.061,20 - € 13.090,00) op deze rekening heeft gestort en een verlies heeft geleden met beleggen van € 100.214,54 (inclusief € 2.214,78 aan bijkomende kosten).
Het banksaldo is op 20 augustus 2013 € 10.305,00. Op 21 augustus 2013 is er € 1.000,00 opgenomen. Uit telefonisch contact, gevoerd op 28 augustus 2013 met [medewerker IG Markets] van IG Markets, komt naar voren dat het banksaldo op dat moment nog € 29,44 is. In de tussenliggende periode van 21 tot en met 27 augustus 2013 is er vermoedelijk ook nog een verlies geleden van € 9.275,56.
Deze Excel-overzichten laten zien dat er in 2012 en 2013 door R. van den Berg op de beleggingsrekening geen grote winsten met speculeren behaald zijn, maar grote verliezen geleden zijn. De stelselmatige verhalen die R. van den Berg naar zijn inleggers had over de nog aanwezige inleg, is hier op geen enkele wijze uit op te maken, maar laat juist zien dat de inleggelden in korte tijd verdwenen zijn.
9.
Proces-verbaal inzake het doen van een aangifte d.dis. 3 en 7 juni 2013, AH-022, dossierpagina’s 200188-200196, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 30 mei 2013 heeft de heer [particulier rechercheur] telefonisch contact met mij opgenomen waarin hij aangaf aangifte te willen doen tegen [eenmanszaak verdachte] / R. van den Berg , thans gevestigd / wonende [adres 3] . Voor het doen van deze aangifte is een afspraak gemaakt voor 3 en 7 juni 2013. Tijdens het telefonisch overleg heb ik met de heer [particulier rechercheur] afgesproken dat hij zelf de (inhoud van de) aangifte schriftelijk zou voorbereiden en dat zijn verklaring (de tekst hiervan) integraal onderdeel zou worden van het op te maken proces-verbaal van aangifte. Overeenkomstig deze afspraak is gehandeld.
Aangifte De heer [particulier rechercheur] heeft inzake de aangifte het volgende verklaard en afgegeven:
"Ik ben mede eigenaar van het beveiligingsbedrijf [naam beveiligingsbedrijf] , welke gevestigd is in [vestigingsadres 2] . [naam beveiligingsbedrijf] is zowel en beveiligingsbedrijf als een particulier recherchebureau. Wij zijn in het bezit van een justitiële vergunning.
Met ons bedrijf hebben wij een onderzoek gedaan naar de achtergronden van [eenmanszaak verdachte] en de heer R. van den Berg als handelend onder de naam van [eenmanszaak verdachte] . Namens de opdrachtgever van dit onderzoek, de heer [slachtoffer 30] , ben ik gemachtigd om u de rapportage van dit onderzoek te overhandigen en een aantal bewijsstukken en contracten, alsmede enkele e-mail conversaties te overhandigen.
Tevens ben ik gemachtigd om namens de heer [slachtoffer 30] , in zijn hoedanigheid van rechtsgeldig vertegenwoordiger van [besloten vennootschap van slachtoffer 30] , gevestigd te [vestigingsadres besloten vennootschap slachtoffer 30] aangifte te doen.
Overeenkomst [besloten vennootschap van slachtoffer 30] en [eenmanszaak verdachte]
Op 1 maart 2012 is er een overeenkomst gesloten tussen [besloten vennootschap van slachtoffer 30] (de heer [slachtoffer 30] ) en [eenmanszaak verdachte] (de heer R. van den Berg ).Met de overeenkomst zou [eenmanszaak verdachte] een bedrag van € 4.000.000,-- van [besloten vennootschap van slachtoffer 30] overgemaakt krijgen op een BinckBank rekening met IBAN Nummer: [bankrekeningnummer 11] , rekeninghouder Rob vd Berg referentie [bankrekeningnummer 1] . Het bedrag zou door [eenmanszaak verdachte] belegd worden, zie voor nadere details de overeenkomst.
[eenmanszaak verdachte] (lees: Rob van den Berg ) zou volgens de overeenkomst elke maand een overeengekomen rente percentage aan [besloten vennootschap van slachtoffer 30] overmaken. Dit is slechts tot augustus 2012 gedaan.
Het vermoeden bestaat dat de heer Rob van den Berg , zich schuldig heeft gemaakt aan een zogenaamde vooropgezette geval van 'ponzifraude' en met de hem ter beschikking gestelde gelden door meerdere beleggers uitsluitend heeft voorzien in zijn eigen levensonderhoud en bijvoorbeeld het opzetten van een Bar/Discotheek.
Nadat de betalingen van rentes vanaf augustus 2012 uitbleven kwamen er steeds meer details, leugens en feitelijke onwaarheden aan het licht. Hieronder een opsomming van de voornaamste:
2. Schaduwportefeuille van beleggingen in aandelen
Na zeer lang aandringen van de zijde van [besloten vennootschap van slachtoffer 30] heeft RB (hof: verdachte R. van den Berg ) een portefeuille van investeringen, die met het vermogen van [besloten vennootschap van slachtoffer 30] door RB heeft gepleegd, naar [besloten vennootschap van slachtoffer 30] gestuurd. Nadere studie van het document heeft aan het licht gebracht dat het om een "schaduwportefeuille" handelt. Een schaduwportefeuille is een investering met virtueel geld om nieuwe beleggers de regels en handelingen van internet beleggingen vertrouwd te maken. Nadat RB hierop werd geattendeerd verklaarde RB dat hij de totale belegging die door hem gemaakt zou zijn, niet kon openleggen om hiermee de vertrouwenspositie van de andere beleggers te waarborgen. Dit zou de reden zijn waarom RB een schaduwportefeuille voor de investering van [besloten vennootschap van slachtoffer 30] heeft aangemaakt. RB heeft tot op de dag van heden (30.05.2013) geweigerd een kopie van alle bank transacties op te sturen, hoewel dit meerdere malen per email als wel WhatsApp werd beloofd! Eenzelfde "Printscreen van de future beleggingen" werd op een later tijdstip nog een keer gestuurd.
Frauduleuze & arglistige handelingen uitgevoerd door R. Van den Berg ( RB ).
9. Contractbreuk " [eenmanszaak verdachte] / [besloten vennootschap van slachtoffer 30] " (01.03.2012)
[eenmanszaak verdachte] en [besloten vennootschap van slachtoffer 30] hadden een contract onderling gesloten waarin [eenmanszaak verdachte] als vermogensbeheerder van het vermogen van [besloten vennootschap van slachtoffer 30] optreedt. De tekst (zie Kapittel 5; extra Vereinbarung) laat duidelijk verluiden dat indien de grootte van het belegde vermogen onder 95% zou komen te liggen, [eenmanszaak verdachte] per ommegaande [besloten vennootschap van slachtoffer 30] over de nieuwe situatie zal informeren. Tevens houdt het contract in dat [eenmanszaak verdachte] te allen tijde het belegde bedrag, binnen 24 uur terug zal storten, indien de notering van het belegde vermogen onverhoopt onder de 4.000.000 € zou komen te liggen en dat in geval van deze lage notering van het belegde vermogen een bedrag van min. 95% van 4.000.000,00 € (3.800.000 €) zal terug storten, ongeacht de werkelijke notering van het geïnvesteerde vermogen.
[eenmanszaak verdachte] heeft [besloten vennootschap van slachtoffer 30] nooit geïnformeerd over de fatale noteringen van de belegde som. Integendeel, [eenmanszaak verdachte] heeft tot op de dag van dit schrijven, geweigerd gedetailleerde informatie over de noteringen van de belegde som te presenteren. [eenmanszaak verdachte] heeft sinds 30.08.2012 geen maandelijkse rente aan [besloten vennootschap van slachtoffer 30] betaald, hoewel dit schriftelijk overeengekomen was.
[eenmanszaak verdachte] heeft [besloten vennootschap van slachtoffer 30] nooit gedetailleerde informatie over de noteringen en beleggingen gepresenteerd, hoewel dit schriftelijk was vastgelegd (wanneer de noteringen beneden 95% zou komen te liggen).
[eenmanszaak verdachte] heeft nooit de belegde som terug gestort hoewel dit naar verluid van het contract binnen 24 uur zou moeten geschieden.
14. Storting 4.000.000,00 € BinckBank
[besloten vennootschap van slachtoffer 30] heeft 4.000.000,00 € direct op de BinckBank gestort; op de naam van Rob van den Berg . Mr. [advocaat 2] heeft eind 2012 [op] verschillende bankrekeningen luidend op de naam van RB beslag laten leggen. Wie schetst de verbazing dat geen enkele € op de naam van RB op de BinckBank terug getraceerd kon worden, hoewel [besloten vennootschap van slachtoffer 30] het bedrag direct op de BincBank gestort had!
15. Storting 450.000 €€
[besloten vennootschap van slachtoffer 30] heeft in de loop van 2012 nog eens 450.000,00 € op de ABN-AMRO gestort. Deze storting was eveneens op de rekening van RB uitgevoerd. In dit geval hetzelfde beeld na een beslaglegging op de rekeningen van RB bij ABN-AMRO. De bank rekening bij de ABN-AMRO, luidend op de naam van RB liet een tegoed zien van slechts
7 €, hoewel [besloten vennootschap van slachtoffer 30] korte tijd daarvoor (de laatste boeking daterend van december 2012!) een bedrag van 450.000,00 € heeft gestort.
Hier bestaat geen twijfel: RB heeft na ontvangst van de geïnvesteerde bedragen, deze bedragen onmiddellijk naar andere bankrekeningen overgeschreven. Deze bankrekeningen luiden niet op zijn naam daar de beslaglegging bij de volgende banken tot een totaal tegoed van 7 € liet zien:
ING Bank
ABN-AMRO Bank
RABO Bank
BinckBank (waar in principe alle investeringen zouden moeten gedaan zijn, volgens uitspraken van RB )
TradersOnly Bank
IG Markets
Ondertekening aangever
Na doorlezing van deze tekst verklaar ik dat dit een juiste weergave is van wat ik heb verklaard en aan bijbehorende documenten heb afgegeven. Namens [slachtoffer 30] , in zijn hoedanigheid van rechtsgeldig vertegenwoordiger van [besloten vennootschap van slachtoffer 30] , te Zwitserland doe ik hierbij aangifte van oplichting, strafbaar gesteld ex art 326 Sr, en valsheid in geschrifte, strafbaar gesteld ex art 225 Sr, tegen [eenmanszaak verdachte] / R. van den Berg , thans gevestigd / wonende [adres 3] . Ik verzoek u namens [slachtoffer 30] , in zijn hoedanigheid van rechtsgeldig vertegenwoordiger van [besloten vennootschap van slachtoffer 30] te Zwitserland, om tot strafvervolging over te gaan.
(w.g. [particulier rechercheur] )
10. Een overzicht ‘bankrekeningen voor de boekingen van [besloten vennootschap van slachtoffer 30] naar R. van den Berg ’, D-067, dossierpagina 600345, inhoudende:
re: BinckBank
De som van 4.000.000 € werd direct naar de BinckBank geboekt datum 28.02.2012;
BinckBank, [bankrekeningnummer 11] ; t.a.v. Rob van den Berg [bankrekeningnummer 1]
re: ABN-AMRO
In de loop van 2012 werden nog 2 boekingen van ons doorgevoerd:
400.000 € naar de ABN AMRO:
datum: 27.07.2012
rekening nummer: [bankrekeningnummer 1]
50.000 € eveneens naar ABN AMRO
datum: 07 december 2012;
rekening nummer: [bankrekeningnummer 1]
11. Twee bankafschriften ten name van [besloten vennootschap van slachtoffer 30] van rekeningen aangehouden bij respectievelijk de Thurgauer Kantonalbank en de Raiffeisenbank regio Arbon, D-068 en 069, dossierpagina’s 600346-300347, welke afschriften als bijlage aan dit arrest zijn gehecht:
Uit genoemde afschriften komt naar voren dat op respectievelijk 7 december 2012 een bedrag van € 50.000,00 en op 27 juli 2012 een bedrag van € 400.000,00 onder vermelding van ‘Extra Investition August’ is overgemaakt naar bankrekeningen ten name van verdachte R. van den Berg .
12. Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 30] door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, van 17 juli 2015, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 30] voornoemd:
In deze zaak is namens mij aangifte gedaan door de heer Robert [particulier rechercheur] , welke een particulier onderzoeksbureau heeft. Ik ben naar aanleiding van deze kwestie depressief geworden en heb een suïcidepoging gedaan.
Wij hebben alles verloren door [particulier rechercheur] (hof: bedoeld zal zijn Rob van den Berg ) en hebben grote schulden.
Op internet kwam ik de naam van [slachtoffer 15] tegen. Ik ben toen naar een bijeenkomst gegaan. Dat was in een Van der Valk hotel. Er waren ongeveer 50 personen. Hij heeft toen een meeting met Van den Berg georganiseerd. [slachtoffer 15] vertelde dat Van den Berg een expert was in investeringen en Van den Berg vertelde dat hij jaren aan de beurs had gewerkt. Hij zei ook dat hij voor de familie Heijn geïnvesteerd had. [slachtoffer 15] vertelde me dat Van den Berg na de beurs via internet was gaan handelen.
Ik merk op dat ik een contract met Van den Berg heb gesloten.
Bij de meeting in Uden waren mijn vrouw en ikzelf aanwezig, [slachtoffer 15] en Rob van den Berg . De sfeer was amicaal, er stond een aantal beeldschermen open met beursgegevens. Van den Berg vertelde hoe succesvol hij was. Hij heeft een conceptcontract meegegeven. Later heb ik hem nog een keer gebeld. Toen zijn we teruggegaan en hebben gezegd dat we akkoord gingen.
Ik heb in de overeenkomst wel het percentage aangepast, want het was een half procent lager dan wij hadden afgesproken. Het contract betrof een bedrag van 4 miljoen euro.
Het geld werd rechtstreeks op een rekening van Binck Bank gestort. Dat is een beleggingsbank. Dat nam ook veel bezwaren weg.
Na het tekenen van het contract heb ik hem in het begin bijna elke maand gezien. Ik vroeg hem dan hoe het ging en hij liet mij dan diagrammen zien. Hij heeft vier of vijf keer rendement betaald en vervolgens niets meer. Het was totaal een half miljoen euro, elke maand 100.000 euro. Toen de betalingen uitbleven ben ik onaangekondigd bij hem langsgegaan, meerdere keren. Ik belde dan een half uur tevoren. Hij was dan erg nerveus.Als ik hem ontmoette, vroeg ik hem of mijn geld veilig was. Hij antwoordde dan dat ik niet bang hoefde te zijn dat mijn geld zou verdwijnen. Hij vertelde dat het geld vastzat bij de bank en dat hij geïnvesteerd had.
U, rechter-commissaris, houdt mij voor dat door mij op 22 december 2011 een bedrag van 20.000 euro is betaald op een rekening van Binck Bank. Dat klopt. Dat was voor het tekenen van het contract. Van den Berg belde en sms’te mij regelmatig. Hij vond dat het wel erg lang duurde voor wij daadwerkelijk besloten hadden om in te leggen. Hij vroeg om een soort van voorinleg van een klein bedrag, als teken van vertrouwen dat we met elkaar zaken zouden doen. In maart 2012 is toen het bedrag van 4 miljoen euro overgemaakt. Wij zijn met deze kwestie alles kwijtgeraakt.
13. Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] d.d. 16 oktober 2013, G-07, p. 300040-300048, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 1] voornoemd:
Verbalisanten:Op 15 oktober 2013 heb ik (verbalisant [verbalisant 2] ) van u, via de email, een voegingsformulier ontvangen. Met dit formulier heeft u aangegeven ‘benadeelde’ te zijn en dat u zich wil voegen bij het strafrechtelijk onderzoek dat is ingesteld tegen Rob van den Berg . Volgens het formulier heeft uw partner, mevrouw [slachtoffer 31] , u gemachtigd om haar te vertegenwoordigen in de voegingsprocedure tegen Rob van den Berg . Kunt u instemmen met deze weergave?
Getuige:
Ja.
In uw e-mailbericht (D-151) schreef u over Rob van den Berg het volgende:“Bijgaand ontvangt u mijn overeenkomst met [eenmanszaak verdachte] alsmede een overzicht van de inleg en gemiste rendementen. Op enig mommelt heb ik mijn inleg opgeëist hetgeen niet gedaan is. Een korte weergave van mijn verhaal:
Halverwege 2009 heb ik Rob leren kennen omdat hij een kantoorruimte zocht voor zijn nieuwe bedrijf [eenmanszaak verdachte] . Ik heb toen een kantoor aan hem verhuurd op de [adres 1] te Uden, ik huurde dit pand van [betrokkene 2] en na afloop van mijn huurovereenkomst is het pand door Alex rechtstreeks aan Rob verhuurd.
Ik ben begonnen met een inleg van €10.000.- waarop een rendement van 40% is uitbetaald na twee weken! Daarna ben ik stapje voor stapje meer gaan inleggen. Eerst kreeg ik 10% rendement per maand maar op een bepaald moment gaf Rob aan dat hij eigenlijk verlies leed aan de deal met mij.
Daarna (hof: zie de overeenkomst van investering d.d. 22 november 2011 voor een bedrag van € 100.000) zijn we 4% rendement per maand overeen gekomen.
Alles ging goed tot november 2012. Toen stopten de betalingen en begonnen de smoesjes van Rob . Hij vertelde dat hij fout was gegaan op een trade van de Dax en dat het geld nu vast stond. Als hij uit zou stappen dan zou dat tot een groot verlies leiden. In februari 2012 heb ik nog €25.000,- ingelegd omdat Facebook naar de beurs zou gaan en we daar goed aan konden verdienen volgens Rob . Hiervan heb ik nooit meer wat teruggezien. Rob vertelde dat na de beursgang van FB het geld vast zat in de USA en dat daar rechtszaken liepen tegen het kantoor die de beursgang van FB begeleide. Hij beloofde dat uiteindelijk het geld in de vorm van schadeloosstelling zeker zou worden uitgekeerd. Ook vertelde hij dat ik samen met twee anderen voor €100.000, - erin zat en dat hij er vier ton in had zitten. Totaal 5 ton dus.
Na de inval van de FIOD ben ik in contact met Rob gebleven en had ik bijna wekelijks overleg met hem, samen met [slachtoffer 26] , een andere investeerder. Rob vertelde dat ene [slachtoffer 30] uit Zwitserland beslag had laten leggen op de Binck rekening omdat Rob geen rendementen meer kon betalen door de foute DAX trade. Inmiddels zou de FIOD ook nog beslag gelegd hebben volgens Rob en kon hij zijn rekening ook niet meer inzien.
Rob vertelde ons dat hij binnenkort bij De FIOD op gesprek moest en dat hij waarschijnlijk een dag of twee zou moeten blijven. Inmiddels weet ik dat hij nog steeds vastzit.
Met vriendelijke groet,
[slachtoffer 1] RAN
Directeur.”
Verbalisanten: Is uw relaas op juiste wijze overgenomen uit uw e-mailbericht?Getuige: Ja.
Verbalisanten:In het voegingsformulier schrijft u onder 4a onder meer:
“Vanaf juli 2010 hebben mijn partner en ik een aantal beleggingsafspraken gemaakt met Rob van den Berg van [eenmanszaak verdachte] . Wij zijn in eerste instantie gestart met een inleg van € 10. 000, - en hebben dit bedrag verhoogd naar € 100. 000, - in december 2011. Wij ontvingen over deze investering 4% rendement per maand. In februari 2012 hebben wij nog eens € 25.000,- geïnvesteerd voor aankoop aandelen FB (verb: Facebook). Hierop zou na een beursgang een rendement van 20% worden betaald. Wij hebben vanaf maand 11-2012 geen rendement meer ontvangen [en] ondanks eerdere sommatie om onze inleg terug te betalen hebben wij niks ontvangen. Wij hebben de inleg FB nooit retour ontvangen en ook geen rendement ontvangen. Rob van den Berg heeft ons constant voorgehouden dat hij vast zat op de beurs in een zogenaamde slechte trade op de DAX koers en dat uitstappen heel veel geld koste. Over FB heeft Van den Berg ons voorgehouden dat na de slechte beursgang er onderhandelingen in USA waren om een schadeclaim te realiseren. Dit zou door een groep beleggers waar hij ook deel van uitmaakte gezamenlijk gedaan worden. Ik heb op 09-13-2013 telefonisch contact gehad met [echtgenote verdachte] , de vrouw van Rob . Zij vertelde mij dat ze Rob de avond ervoor telefonisch gesproken had en dat hij heeft gezegd dat er geen geld meer is. Alles zou op zijn en zelfs de huur van het huis zou niet betaald zijn waardoor zij het huis uit moest. Door deze informatie voel ik mij bestolen en opgelicht. Rob heeft mij tot het laatste moment voorgehouden dat er beslag lag op de Binck rekening waardoor hij niet kon handelen. Er zou zeker 70% van het vermogen over zijn in het slechtste scenario.”
Is het voorgaande juist uit uw voegingsformulier overgenomen?
Getuige:Ja, alleen de datum van 09-13-2013 moet 09-10-2013 zijn.
Verbalisanten:
In uw relaas opgenomen in het voegingsformulier heeft u het over een eerste inleg die toenam tot € 100.000,- in december 2011. In uw overzicht van 13 oktober 2013 (D-154) heeft u het over € 100.000,- en vermeldt u als datum, 01-12-2011.
We nemen aan dat het hier over hetzelfde gaat. Kunt u ons aangeven op welke momenten de betalingen tot aan de € 100.000,- , door u en of uw partner, werden verricht?
Getuige:
Ja, dat klopt. Wij zijn begonnen met een inleg van € 10.000. Enkele weken later hadden we onze inleg en 40% rendement, totaal € 14.000, terug. Als u mij zegt dat dit in april en mei 2010 is geweest dan is dat juist. Rob heeft hierna gevraagd of wij verder wilden gaan met traden. Wij hebben gezegd dat wij eerst ons geld en rendement wilden hebben en hebben toen onze € 14.000 terug gehad. Daarna zijn wij weer ingestapt met € 10.000, tegen een rendement van 10% per maand. U houdt mij voor dat ook sprake is van een betaling, van ons, op 6 juli 2010 van € 20.000 op de BinckBank rekening van Rob . Deze betaling was bedoeld voor een inleg op Boskalis. Rob beloofde een rendement van 20%. Dat rendement bleef langer uit dan afgesproken was, waarop wij de inleg aan Rob terug hebben gevraagd. Rob heeft ons dit bedrag in augustus 2010 terugbetaald. Bij die betaling heeft Rob vermeld dat het voor de auto was. Wij hadden een smoes verzonnen om ons geld terug te krijgen. In de tussentijd is de inleg gaandeweg opgelopen naar € 100.000. Dit betrof een eigen inleg van € 96.000 en € 4.000 rendement van Boskalis die wij niet ontvangen hadden.
Verbalisanten:
Wat kunt u ons vertellen over de totstandkoming van de overeenkomst van investering
(D-152) die, volgens de overeenkomst, is opgemaakt en ondertekend op 22-11-2011.
Getuige:
De overeenkomst is inderdaad opgemaakt en ondertekend op die datum in Uden. Met deze overeenkomst hebben wij willen vastleggen wat onze inleg tot dat moment was. Dat is verder allemaal goed verlopen. Wij hebben deze overeenkomst samen met Rob besproken, met name artikel 3 waarin staat dat het geld binnen 24 uur weer kon worden opgevraagd. Voor ons was de overeenkomst van belang om risico’s uit te sluiten.
Verbalisanten:
Uw partner wordt in de overeenkomst als partij (geldgever) genoemd. Kunt u ons aangeven hoeveel geld zij bij Rob van den Berg heeft ingelegd, wanneer dat was en hoeveel zij van hem (wanneer) heeft terug ontvangen?
Getuige:
Wij hebben de inleg gezamenlijk gedaan. Daar waar mijn partner separaat genoemd wordt, dient u te lezen ‘wij samen’.
Verbalisanten:
In artikel 3 van voornoemde overeenkomst staat, ‘aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zal door geldnemer op ieder door de geldgever gewenst moment geschieden binnen 24 uur’. Is deze passage uit de overeenkomst aan de orde geweest en zo ja, hoe is een en ander dan verlopen?
Getuige:Ik verwijs naar hetgeen ik heb opgenomen in mijn relaas (D-151) en wat u hierover kunt teruglezen in het overzicht dat ik u heb verstrekt (D-153). Ik heb Rob van den Berg op 4 juni 2013 een e-mail verzonden waarin ik mijn tegoed van € 158.000,-, per 1 juni 2013, heb opgeëist. Ik heb hierbij verwezen naar de overeenkomst waarin staat dat het geld binnen 24 uur is op te eisen.
Verbalisanten:
In de hiervoor door u genoemde e-mail, uit D-153, staat het volgende:
“Hoi Rob ,
Onderstaand tref je aan een overzicht van mijn tegoeden exclusief de inleg van
€ 100.000,-.
Ondanks al je toezeggingen heb je geen stuiver betaald. Je had toegezegd dat de achterstallige betaling voor 1 juni 2012 plaats zou vinden.
Conform onze overeenkomst eis ik per direct mijn investering op. Dus binnen 24 uren dien je mijn geld over te boeken naar het bij jou bekende rekeningnummer. Mijn totale vordering bedraagt nu € 158.000,- . Indien betaling uitblijft zal ik passende maatregelen nemen, geloof me maar.
[slachtoffer 1] ”
Verbalisanten:
Volgens artikel 5 van de overeenkomst wordt door de geldgever contact opgenomen met de geldgever bij een daling van het ingelegde vermogen met meer dan 5% zodat de geldgever geïnformeerd blijft over de hoogte van zijn geïnvesteerde kapitaal. Geldgever zal in deze situatie altijd minimaal 95% van de hoofdsom terug ontvangen ongeacht de waarde van zijn ingelegd kapitaal op dat moment.
Bent u door Van den Berg ooit geïnformeerd dat uw ingelegde vermogen was gedaald met meer dan 5% en heeft u toen om teruggave gevraagd?
Getuige:Nee, nooit heeft Rob ons geïnformeerd dat het niet goed ging met onze inleg.
Getuige:
Wij hebben het geld alleen ingelegd om te gebruiken voor het handelen op de beurs en als wij hadden geweten dat hij hiervan een huis zou kopen dan hadden wij hier nooit geld voor ingelegd en toestemming voor gegeven.
Getuige:
Daarnaast deed Rob voorkomen dat hij hoge rendementen genereerde. Voor de aankopen van auto’s uit de beleggingspot hebben wij nooit toestemming gegeven en hadden dat ook nooit gedaan.
14. Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 1] door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, van 16 september 2014, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 1] voornoemd:
Ik had een kantoor aan de [adres 1] in Uden. Ik heb dat pand te huur gezet, nadat ik het zelf niet meer gebruikte. Rob van den Berg meldde zich als huurder. Kort nadat hij erin zat kwam er een aanbieding van 40% rendement binnen twee weken op de inleg. Ik ben daarop ingegaan, er is niets van op papier gezet. Ik begin met 10.000 EUR en kreeg twee weken later 14.000 EUR terug. Dat heeft zich vervolgens ontwikkeld naar een bedrag van 100.000 EUR. Toen ik de 14.000 EUR had ontvangen had ik weer 10.000 EUR gestort, en dat is opgehoogd naar 20.000 EUR en vervolgens stapsgewijs opgebouwd naar 100.000 EUR.
U, raadsman toon mij een overeenkomst gedateerd 22 november 2011. Ik herken mijn handtekening op dit document. Dit contract ziet op het bedrag van 100.000 EUR dat stapsgewijs is opgebouwd. Ik kan mij herinneren dat de overeenkomst is opgemaakt. Ik heb hiervoor overleg gehad met mijn vrouw (hof: [slachtoffer 31] ).
Meteen van begin af aan ging ik langs bij Rob . In het begin was dat één keer per week of per twee weken. Later werd dat één keer per drie weken. We bespraken hoe het ging op de beurs. Als je bij hem binnenliep, liep je direct tegen een beeldscherm aan met beursberichten en dergelijke. Hij nodigde mij soms ook uit achter zijn bureau met beeldschermen.
De afspraak was dat hij een vast rendement zou betalen. Als dat meer of minder was dan dat rendement, was het risico voor hem.
U, raadsman, houdt mij een bepaling uit het contract voor dat er contact zal worden opgenomen als de inleg met 5% was gezakt. Dat is nooit gebeurd.
Ik heb via internet kennis ervan genomen dat Rob geen vergunning van de AFM had.
De overeenkomst is opgesteld door Rob , hij heeft mij de overeenkomst overhandigd.
Afgesproken was dat met het geld zou worden belegd, en nooit dat het voor iets anders zou worden gebruikt.
Uit het feit dat ik met het openingsaanbod met een inleg van 10.000 14.000 had ontvangen, had ik het vertrouwen dat het goed zat. Rob heeft gezegd dat hij medegrondlegger van de Binck-Bank was. Hij wist veel over de markt en ook uit de wijze waarop zijn kantoor was ingericht had ik vertrouwen. Rob zei dat hij zijn kennis en ervaring bij de Binck-Bank had opgedaan.
15.
Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] d.d. 5 oktober 2013, G04-01, p. 300022-300028, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 2] voornoemd:
Verbalisanten:
Op 18 september 2013 heeft u met mij (verbalisant [verbalisant 2] ) telefonisch contact gehad over Rob van den Berg . Ik heb hiervan onder meer de volgende aantekeningen gemaakt:
“De heer [slachtoffer 2] heeft in totaal € 313.000,- (BV € 200.000,- en privé € 113.000,-) ingelegd bij Rob van den Berg . Een en ander is contractueel vastgelegd. Van den Berg komt zijn afspraken niet na. [slachtoffer 2] heeft Van den Berg diverse malen gevraagd naar zijn geld. Van den Berg zou hieraan geen invulling kunnen geven. Volgens [slachtoffer 26] , een vriend van Van den Berg en ook een inlegger, zou Van den Berg zijn afspraken niet kunnen nakomen omdat door de FIOD en iemand uit Zwitserland beslag is gelegd op het inleggeld. Ik heb de heer [slachtoffer 2] geadviseerd om in contact te treden met een raadsman en hem ter overweging gegeven om aangifte te doen als hij hier aanleiding toe ziet”.
Kunt u instemmen met deze weergave?
Getuige:
Dit klopt.
Verbalisanten:
Via email ontving ik van u, op 24 september 2013, in kopie, de volgende drie ‘Overeenkomsten ter investering’:• [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg (geldnemer) en [slachtoffer 2] (geldgever) met datum ondertekening 15-07-2011 voor een bedrag van € 50.000,-;
• [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg (geldnemer) en [besloten vennootschap slachtoffer 2] BV (geldgever) met datum ondertekening 05-08-2011 voor een bedrag van € 200.000,-;
• [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg (geldnemer) en [slachtoffer 3] (geldgever) met datum ondertekening 08-03-2012 voor een bedrag van € 40.000,-.Kunt u ons uitleggen hoe deze overeenkomsten en de daarin genoemde bedragen horen bij de informatie die in de brief van 2 april 2013 staat, met name waar het gaat om de inleg van [slachtoffer 3] (hof: [slachtoffer 3] )?
Getuige:
De overeenkomsten van mij en van [besloten vennootschap slachtoffer 2] ten bedrage van € 50.000 en € 200.000 kloppen en deze bedragen zijn ook overeenkomstig betaald. De overeenkomst van [slachtoffer 3] was in eerste instantie € 40.000 en dit geld is ook overgemaakt. Enige maanden later, waarschijnlijk voorjaar 2012, heeft [slachtoffer 3] nog extra € 23.000 overgemaakt ter belegging en tegen dezelfde voorwaarden als opgenomen in de overeenkomst van € 40.000.De overeenkomst is niet aangepast en er is ook geen nieuwe overeenkomst voor deze inleg van € 23.000 opgemaakt.
Iedere keer als ik op bezoek was had hij schermen openstaan. Rob opende dan zijn eigen Binck Bank rekening waarop een inleg van ongeveer 1,2 miljoen stond. Hij liet mij ook een aandelenportefeuille zien van mijn BV, [besloten vennootschap slachtoffer 2] .
Verbalisanten:
Kunt u ons vertellen over uw eerste contact met Van den Berg ?
Getuige:
[slachtoffer 1] is een zakenrelatie en een goede bekende van mij. Die vertelde mij eind 2010 dat hij Rob kende en dat die belegde. Op enig moment ben ik naar Rob in Uden gegaan en heb hem gesproken. Hij liet mij allerlei zaken zien van de beurs. Rob vertelde mij dat hij één van de oprichters van de Binck Bank is geweest. Dat hij veel geld heeft verdiend. Hij deed zich voor als een welgesteld iemand. Hij heeft mij ook verteld dat hij een prijs had gewonnen, een wedstrijd uit de Champions league in Engeland, omdat hij was gekozen tot beste belegger in 2011. Enige tijd later ben ik in gaan leggen bij Rob zoals u heeft kunnen zien. Ik heb Rob aan mijn vrouw voorgesteld en we zijn samen 2 dagen naar Engeland geweest. We zijn met een gehuurde privé jet, gehuurd door Rob , teruggevlogen.
Sinds maart 2013 hebben we geen contact meer. Vanaf de tijd dat ik mijn rendement wilde hebben was het over. Rob had voortdurend lulsmoezen en uitvluchten waarom hij mijn rendement niet uit kon betalen. Dit begon eigenlijk al eind 2012. Hij deed ook toezeggingen die hij vervolgens weer niet waarmaakte. Hij zat vast op de Dax, kost me te veel geld als ik eruit stap. Ik wilde ermee stoppen en mijn inleg en nog te ontvangen rendement hebben. Dit is telefonisch al eind 2012 naar Rob aangegeven. Rob vertelde mij dat hij in januari 2013 aan kon geven wanneer hij alles terug kon betalen. Had te maken met futures en dergelijke. Ik heb vanaf januari 2013 geen rendement meer ontvangen en van mijn inleg heb ik tot op heden ook nog niets teruggezien. Ik ben uitgegaan van hetgeen in de overeenkomsten is opgenomen en heb daarom mijn inleg terug geëist.
Verbalisanten:
In uw brief van 2 april 2013 schrijft u aan van den Berg :“Ik maak me zeer grote zorgen over de continuïteit van de betalingen en wil je nadrukkelijk wijzen op hetgeen in de contracten is vermeld over de mogelijkheid tot het terstond opeisen van de hoofdsom. Dit heeft nu ook invloed op onze persoonlijke financiën en die van mijn bedrijf. We hebben natuurlijk al diverse malen gesproken over de reden van de betalingsproblemen en ik denk dat wij tot nu toe zeer coulant zijn geweest.”
Wat kunt u ons hierover vertellen en wat kunt u ons over de nakoming van de investeringsovereenkomsten door Van den Berg verder nog vertellen?
Getuige:
Ik heb u hierover al verteld dat er sinds januari 2013 geen rendement meer uitbetaald wordt. Ik maak me zorgen ondanks de overeenkomsten of de inleg nog terugkomt.
Rob heeft het geld van ons ontvangen met de bedoeling hier rendement mee te behalen op de beurs. Als Rob verklaard dat zijn vermogenspositie nul is, dan komt dat niet overeen met het beeld dat Rob bij mij geschetst heeft. Hij heeft altijd gezegd over een aanzienlijke eigen portefeuille te beschikken van ten minste 1 miljoen euro. Ik had ook nooit toestemming gegeven om met mijn inleg een huis te kopen.
16. Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, van 16 september 2014, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 2] voornoemd:
[slachtoffer 1] heeft mij geïntroduceerd bij Rob van den Berg , in 2010. Hij vertelde dat hij zaken met hem deed en tevreden over hem was. Ik heb nog een half jaar gewacht voordat ik contact opnam in 2011. Ik heb Rob van den Berg tweemaal gesproken, bij mij thuis en op zijn kantoor in Uden. In juli 2011 heb ik besloten om in te stappen.
Dat er contracten lagen, dat de inleg direct was op te nemen en dat Rob van den Berg openhartig was over andere mensen die deelnamen, gaf mij voldoende vertrouwen.Mijn vrouw is ook ingestapt. Zij heeft eigen kapitaal, kapitaal van haar ouders en van een vriendin ingelegd.
Ik wist aanvankelijk niet dat Rob van den Berg geen vergunning van de AFM had. Later wel. In 2012 begon het beeld wat af te brokkelen en bleek dat er wat mis was.Rob van den Berg heeft mij wat afschriften laten zien en uitgelegd wat er aan de hand was. Hij vertelde mij dat hij geen vergunning nodig had omdat hij werkte met een groep van minder dan tien personen.
U, raadsman, toont mij een contract gedateerd 15 juli 2011.Dit contract is opgesteld door Rob van den Berg . Ik heb daar zelf geen wijzigingen op aangebracht. Met name artikel 7 in het contract vond ik belangrijk, dat betrof het direct kunnen opnemen van het ingelegde geld.Er was een relatie met Binck-Bank, er was een onderpand, en er was de eigen orderportefeuille van Rob van den Berg . Rob van den Berg zei dat hij één van de oprichters van de Binck-Bank was en dat hij in 2011 belegger van het jaar was geweest.
Er was onderpand, er was eigen geld, er was de eigen portefeuille van Rob van den Berg .
Het klopt dat mijn echtgenote op een later moment nog 23.000 EUR heeft ingelegd, waarvan geen schriftelijke overeenkomst is opgemaakt. Er is in feite mondeling overeengekomen op basis van het contract dat er al lag.
Het ingelegd geld was bedoeld om te beleggen. Ik heb nooit toestemming gegeven om het te steken in auto’s of in stenen. Er is überhaupt door Rob van den Berg en mij nooit gesproken over auto’s of stenen.
17. Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 3] door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, van 16 september 2014, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 3] voornoemd:
Ik ben ingestapt omdat mijn man (hof: [slachtoffer 2] ) rendement ontving. Ik heb eerst een bedrag van 40.000 EUR geïnvesteerd en later nog een bedrag van 23.000 EUR. Daarvan is geen overeenkomst opgemaakt. Ik heb er wel om gevraagd, maar niet gekregen. De laatste keer is er rendement uitgekeerd over 60.000 EUR. In december 2012 is de laatste betaling gedaan. Hij richtte zich op de Duitse markt, dus ik hield de DAX (hof: Deutscher Aktienindex) in de gaten. Rob van den Berg zei op een gegeven moment dat als de DAX op 177 staat, kan ik terugbetalen. Toen de DAX op 177 stond, heb ik hem een bericht gestuurd. Er kwam echter niks. Hij had vervolgens allerlei verhalen waarom hij toch niet kon betalen, dat hij dan de boot in zou gaan en enorme verliezen zou lijden. Dan zou hij andere rendementen niet [zou] kunnen uitbetalen.
Op vragen van de officier van justitie antwoord ik als volgt.U vraagt mij of Rob van den Berg , naast de contracten en het feit dat mijn man zijn betalingen ontving, nog dingen gezegd heeft of gedaan om vertrouwen te putten. Uit het feit dat het hem goed ging, kreeg ik vertrouwen. Zo reed hij elke maand in een andere auto. Wij dachten: “Blijkbaar gaat het hem goed, dan gaat het ons ook goed.”Hij vertelde dat hij medeoprichter was van de Binck-Bank en daar veel ontwikkeld had.
18.
Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 5] d.d. 8 oktober 2013, G06-01, p. 300033-300037, met als bijlage een relaas, p. 300038-300039, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 5] voornoemd:
Getuige:
Ik heb mijn relaas op papier gezet. Kort samengevat staat erin hoe ik in contact gekomen ben met Van den Berg , het onderzoek wat ik naar hem verricht heb voordat ik in ging leggen. Ik noem de ingelegde bedragen, de periode en wat ermee zou gaan gebeuren. Alleen van de eerste inleg is een overeenkomst opgemaakt.
Dit is een overeenkomst, van € 100.000, opgemaakt en getekend op 21 oktober 2011. In totaal heb ik € 250.000 bij Rob ingelegd. De eerste inleg was € 100.000 waar de overeenkomst van is opgemaakt en daarna een keer € 50.000 en nogmaals € 100.000. Van de laatste twee ingelegde gelden is geen overeenkomst opgemaakt. Dit had te maken met het vertrouwen dat ik in Rob had. De € 50.000, die ik op 28 oktober 2011 gestort heb, had te maken met de inleg in Facebook en de € 100.000, gestort op 28 februari 2012, is onder dezelfde voorwaarden gegaan als de eerste inleg van € 100.000 waar de overeenkomst van opgemaakt is. De afspraak met Rob was dat de € 50.000 binnen 2 tot 3 weken weer terug zou komen met rendement. In mijn relaas heb ik opgenomen dat ik in oktober 2012 voor het eerst geld teruggevraagd heb. Ik heb toen gevraagd om € 130.000. Dit staat niet in mijn relaas. Rob gaf eerst aan, tot 3 keer toe, dat hij het overgemaakt had, maar ik heb telkens niets ontvangen. Na die tijd kwam hij met de reden dat de AFM de rekeningen van Rob geblokkeerd had en daardoor niet uit kon betalen. Dit heeft zich allemaal afgespeeld in oktober 2012 binnen een tijdsbestek van een week.
Verbalisanten:
Wat heeft u met Van den Berg afgesproken over de besteding van uw geld?
Getuige:
Rob zou de eerste € 100.000 beleggen in een aandelenportefeuille. De € 50.000 was voor de inleg voor Facebook en de laatste € 100.000 voor de helft in een aandelenportefeuille en de andere helft voor de korte termijn handel op de beurs. Na een poos is de laatste € 50.000 ook naar een aandelenportefeuille gegaan.
Verbalisanten:
Wij hebben bij Van den Berg een overeenkomst van investering aangetroffen. Betreft een overeenkomst met datum 21-10-2011, tussen u (geldgever) en [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg (geldnemer) voor een bedrag van € 100.000,-.
Volgens artikel 5 van de overeenkomst wordt door de geldgever contact opgenomen met de geldgever bij een daling van het ingelegde vermogen met meer dan 5% zodat de geldgever geïnformeerd blijft over de hoogte van zijn geïnvesteerde kapitaal. Geldgever zal in deze situatie altijd minimaal 95% van de hoofdsom terug ontvangen ongeacht de waarde van zijn ingelegd kapitaal op dat moment. Bent u door Van den Berg ooit geïnformeerd dat uw ingelegde vermogen was gedaald met meer dan 5% en heeft u toen om teruggave gevraagd?
Getuige:
Nee, ik ben nooit geïnformeerd over een daling van mijn ingelegde gelden onder de 95%. Daarom is er voor mij geen reden geweest om mijn inleg terug te vragen.
Ik ben regelmatig bij Rob in Uden geweest. Rob liet mij op de Binck Bank-rekening zien dat hij over een eigen vermogen beschikte van 6 miljoen euro.
Verbalisanten:
Wij vragen u of u van mening bent slachtoffer te zijn van enig strafbaar feit en of u hiervan aangifte wilt doen?
Getuige:
Ik doe hierbij aangifte. Ik denk dat ik opgelicht ben.
Bijgevoegd relaas getuige [slachtoffer 5] : (…) Begin oktober 2012 heb ik voor het eerst een deel van mijn geld terug gevraagd. In eerste instantie deed Van den Berg vaag en zei dat het overgemaakt was. Na een week vertelde hij dat hij problemen had met de AFM en dat zijn rekeningen geblokkeerd waren. Hij kon nog wel handelen maar er kon geen geld overgemaakt worden. In de maanden erna bleef hij dit verhaal volhouden maar hij kwam wel steeds met mogelijke oplossingen die uiteindelijk niks opleverden. Zodra het AFM probleem opgelost zou zijn kon ik mijn geld krijgen. Het AFM probleem was volgens hem een kleinigheid dat vooral kwam omdat hij op zijn website vermogensbeheer aanbood en dat had hij niet mogen doen. Volgens hem deed hij dit op kleine schaal en alleen voor een paar vrienden waar hij mij ook toe rekende. Niks illegaals dus en het hele verhaal zou met een sisser aflopen. De AFM was volgens Van den Berg op zijn spoor gekomen na een tip van iemand waar hij een conflict mee had. Het geld is nooit overgemaakt.
19.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 5] door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, van 16 september 2014, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 5] voornoemd:
Ik heb besloten in zee te gaan met Rob van den Berg .Door wat Rob van den Berg vertelde over zijn handelswijze, de systemen die hij gebruikte en zijn eigen portefeuille, kreeg ik een idee van wat hij deed en wat de resultaten daarvan waren.
Hij vertelde mij dat hij voor een paar bekenden belegde. Dat betrof een vriendschappelijk clubje waarvoor geen vergunning van de AFM nodig was.
U, raadsman, toont mij een overeenkomst van investering gedateerd 21 oktober 2011.Ik herken dit als een contract dat ik met hem ondertekend heb. Ik heb 100.000 EUR ingelegd. Ik heb daarnaast nog tweemaal geïnvesteerd zonder een contract. Dat was zonder contract in verband met het vertrouwen dat ik had.Ik heb eenmaal een identieke storting van 100.000 EUR gedaan en eenmaal 50.000 in verband met aandelen Facebook. Het betrof zeker geen geldlening. Ik heb geen wijzigingen in het contract aangebracht, althans op papier. Mondeling is afgesproken dat de 2% rendement, zoals dit in het contract staat, zou worden geherinvesteerd in mijn portefeuille.
In het contract is inderdaad een afspraak opgenomen dat bij een daling van het initiële ingelegde bedrag onder de 95% er contact zou worden opgenomen.
Het is nooit ‘im frage’ geweest dat het geld voor iets anders gebruikt zou worden, bijvoorbeeld voor privézaken. Het werd in de portefeuille gestort.Rob van den Berg zei dat hij geholpen had een bank op te richten en dat hij zelf op de beursvloer had gestaan.
20.
Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 15] d.d. 8 oktober 2013, G03-01, p. 300014-300019, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 15] voornoemd:
Verbalisanten:
Wat kunt u ons vertellen over uw eerste contact met Van den Berg ?
Getuige:
Contact is gelopen via [slachtoffer 19] . Dat is begin 2011 geweest. [slachtoffer 19] was klant van mij en hij kende iemand, een professioneel belegger die veel verstand van zaken had en dat er toe kon leiden dat het rendement nog beter zou zijn.
Ik heb hierop aangegeven dat ik hier voor openstond en [toen] is Rob van den Berg bij mij geweest.Ik ben daarna regelmatig in Uden geweest. Hij liet mij een rekening zien waar geld op stond en gaf aan een vriendenclub te hebben die geld ingelegd hadden. Hij gaf aan dat het voor mij misschien ook wel iets was. Hierna heb ik ook geld ingelegd. Rob liet mij in die tijd diverse rekeningen zien, onder andere van de Binck Bank en de RBS. Op 31 augustus 2011 heb ik 100.000 euro overgemaakt naar de rekening met 903 op het eind. Hiervan is ook een overeenkomst opgemaakt met dagtekening 31 augustus 2011. Ik overhandig u hierbij een kopie van de overeenkomst.
Ik heb tot op heden nog geen rendement mogen ontvangen.
Verbalisanten:
Wat kunt u verder vertellen over de handelswijze van Rob van den Berg / [eenmanszaak verdachte] ?
Getuige:
Hij liet mij overzichten zien van de posities/portefeuilles. Als mensen er naar vroegen dan kon hij op naam iets laten zien. Hij zou in het verleden bij de Binck Bank gewerkt hebben en daar hebben geholpen de financiële administratie op te zetten. Dit was bij het opstarten van de Binck Bank. Hij zou in die tijd het vermogen van de familie Van Heijn beheerd hebben. Hij zou daardoor wat privileges hebben bij de Binck Bank en beschikken over Master Accounts. Als ik wilde weten hoe het met mijn inleg ging dan liet hij mij een overzicht zien. Dit was niet op naam omdat hij mijn geld met dat van meerdere inleggers samen belegd had. Ik heb hier meerdere keren naar gevraagd en hij liet mij meerdere malen overzichten zien. Hierbij heb ik ook steeds naar de resultaten gevraagd van het ingelegde geld van mijn moeder (hof: [slachtoffer 16] ). Zij heeft bij Rob ook 100.000 euro ingelegd. Rob liet mij een overzicht zien van mijn moeder waaruit naar voren kwam dat de 100.000 euro in 6 of 7 maanden tijd gegroeid was naar, voor zover ik mij nog kan herinneren, 160.000 euro.
Achteraf weet ik niet of hij mij echte rekeningen van de Binck Bank heeft laten zien of een schaduwportefeuille, zijnde geen echte rekening. Op dat moment waren dat voor mij echte rekeningen. Ik heb aan Rob ook gevraagd of het geen demo rekeningen betrof. Rob gaf aan dat het echte rekeningen waren en dat het geld gewaarborgd was. De twijfel nam wel toe omdat een inlegger, [slachtoffer 32] (het hof begrijpt telkens: [slachtoffer 32] ), zijn geld nodig had om een eigen bedrijf op te starten. [slachtoffer 32] had nog 75.000 euro van Rob tegoed. Dat was zijn inleg bij [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg . Rob had steeds een andere uitvlucht, hij zat in het buitenland, zijn pasjes deden het niet, verkeerd ingelogd, verkeerd bankrekeningnummer, ruzie met de bank in verband met autorisaties, enz.
Omdat Rob dat geld niet overmaakte naar [slachtoffer 32] , heb ik de 75.000 euro rechtstreeks van mijn rekening overgemaakt naar de rekening van [slachtoffer 32] . Dit verhoogde mijn claim bij Rob . Van de 75.000 euro heb ik 25.000 euro terug ontvangen. De afspraak met Rob was dat ik die 75.000 euro zo snel mogelijk terug zou krijgen. Rob schermde met het verhaal dat de AFM zijn rekeningen geblokkeerd had en dat hij niets kon doen. In die tijd speelde ook dat de AFM een bericht had laten uitgaan dat Rob niet de benodigde informatie verstrekt had die de AFM wilde hebben. Ik ben daarna in juli 2012 op de hoogte gebracht van deze problematiek door een kennis. Ik heb toen bij Rob geweest in Uden en gevraagd wat dit allemaal betrof. Rob gaf aan dat het meer te maken had met zijn privérekeningen en dat de AFM hier niets mee te maken had. Dit waren privé zaken en dat het niets met de andere inleggers te maken had. In september 2012 liet Rob mij en andere inleggers weten dat de AFM de rekeningen had geblokkeerd en dat hij niet tot betaling over kon gaan. Ik heb in totaal een bedrag van 141.500 terug ontvangen.Na de perikelen met [slachtoffer 30] en mijn contacten met de advocaat van [slachtoffer 30] en mijn eigen accountant weet ik niet meer welke waarde ik moet hechten aan de overzichten mede omdat ik nu heb gezien dat op de overzichten te lezen is "schaduwportefeuille".
Verbalisanten:
Zijn de afspraken over het inleggen van uw geld schriftelijk vastgelegd met bijvoorbeeld een contract / een overeenkomst en / of nog met andere bescheiden?
Getuige:
Ja, de overeenkomst opgemaakt en ondertekend op 31 augustus 2011 voor 100.000 euro heb ik u inmiddels overhandigd. Ik ben er vanuit gegaan dat de andere bedragen die ik overgemaakt heb onder dit contract vielen.
Er is ook een contract opgemaakt in verband met de inleg van mijn moeder. Deze overeenkomst betreft 50.000 euro. Na die tijd is er nogmaals 50.000 euro door mijn moeder naar Rob overgemaakt. Hiervan is geen overeenkomst opgemaakt omdat ik er ook hier van uit ging dat dat bedrag onder de eerste overeenkomst viel.
Ik heb hem nog gevraagd wat er zou gebeuren als het helemaal mis zou gaan en het geld weg was. Rob gaf aan dat hij zich privé borg kon stellen voor 1,6 miljoen. Ik heb bij Rob in Uden op het scherm een overzicht gezien, nadat hij ingelogd was, waarop een bedrag van 1,1 á 1,2 miljoen euro stond. Dit te samen met de overwaarde van zijn woning in [plaatsnaam] betrof dan ongeveer 1,6 miljoen euro.
Verbalisanten:
Wat kunt u over de nakoming van de overeenkomst vertellen over de opstelling / handelswijze van Van den Berg in gegeven situatie?
Getuige:
De overeenkomst is onvoldoende nagekomen.Ik heb ook om terugbetaling van inleggelden gevraagd en deze niet ontvangen. Met betrekking tot de ingelegde gelden van mijn moeder geldt hetzelfde. Ik heb namens mijn moeder aan Rob gevraagd om een deel van het inleggeld, maar ook nooit ontvangen.
Verbalisanten:
Kunt u ons aangeven wat u met Van den Berg heeft afgesproken over de wijze waarop uw geld zou worden geïnvesteerd?
Getuige:
De afspraak is gemaakt om de 100.000 euro te beleggen op de beurs. Alle verdere inleg, inclusief de 75.000 euro die ik overgemaakt heb naar [slachtoffer 32] , vallen hieronder. Het was wel de bedoeling deze 75.000 euro zo snel mogelijk terug te krijgen. Uiteindelijk heb ik hier 25.000 euro van ontvangen.
21. Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 15] door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, van 16 oktober 2014, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 15] voornoemd:
Ik heb eerder een verklaring afgelegd tegenover de FIOD. Ik heb toen naar waarheid verklaard.
Ik heb gegoogled op Rob van den Berg en vond iets van [eenmanszaak verdachte] en een kantoor in Uden, verder niets. Mijn bedoeling was om het beleggen deels over te laten aan Rob van den Berg .Hij vertelde mij dat hij bij Binck had gezeten en had geholpen met het opzetten van financiële administratie.Hij schermde er wel eens mee dat hij naar Amsterdam moest om te overleggen over zaken bij Binck. Met Rob van den Berg had ik een afspraak over een rendement van 2,5 of 3%. Dat rendement zou cumuleren boven op de inleg.Op een gegeven moment was ik wekelijks bij hem op kantoor. Ik besprak met hem hoe het met de rekening van mij en mijn moeder ervoor stond. Hij liet weten dat er een uitstekend rendement was, op basis van een schaduwrekening van Binck was te volgen wat het rendement was. Kort voordat Van den Berg werd aangehouden was het rendement (het hof begrijpt: op de getoonde schaduwrekening) 60 tot 70%.
Ik wist niet dat Van den Berg geen vergunning van de AFM had. Uitgaande van het Friends&Family account, waar minder dan 10 personen bij berokken waren, meende ik dat hij niet AFM-plichtig was. Dat is ook zo besproken met Rob van den Berg .
Op vragen van de officier van justitie antwoord ik als volgt.
U houdt mij voor dat bij de stukken die mijn moeder heeft overgelegd een overzicht zit waarop staat schaduwrekening. Ik ben er altijd van uit gegaan dat het om een echt account ging. We hebben er met een paar personen omheen gestaan toen Van den Berg een trade deed. Er kwam een bevestigingsmail binnen. Ik weet niet meer of ik die mail heb gelezen. Op dat moment was dat voor ons het doorslaggevende waardoor wij er van uit gingen dat het klopte en dat het om een echt account ging.Hij heeft mij wel ooit het overzicht van een ING rekening getoond, waaruit bleek dat daar 1,6 miljoen euro op stond. Ik heb dat gezien. Hij deed het voorkomen dat hij dat bedrag had verdiend met beleggen. Mijn indruk was dat hij met dat bedrag garant kon staan voor de ingelegde bedragen.
22. Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 16] door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, van 16 oktober 2014, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 16] voornoemd:
U, rechter-commissaris, vertelt mij dat ik opgeroepen ben als getuige in verband met een strafzaak tegen de heer Rob van den Berg en dat dit te maken heeft met het inleggen van geld. Ik heb zelf nooit met de heer Van den Berg contact gehad. Het geld dat ik heb ingelegd is ingelegd via mijn zoon (hof: [slachtoffer 15] ). Ik heb eenmaal een brief gehad. Deze leg ik hierbij aan u over. U zegt dat u deze aan het proces-verbaal zult hechten (hof: betreft de overeenkomst van investering tussen [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg en [slachtoffer 16] d.d. 28 oktober 2011 (hof: zie ook het door getuige ondertekende exemplaar opgenomen op p. 600783-600785).
23. Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 26] d.d. 23 oktober 2013, G08-01, p. 300052-300061, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 26] voornoemd:
Verbalisanten:
Eerder heeft u met mij (verbalisant [verbalisant 2] ) al telefonisch contact gehad. In het vervolg hierop heeft u mij, op 22 oktober 2013, een e-mailbericht gezonden, waarin u uw verhaal over Rob van den Berg weergeeft. Uw relaas is hierna in dit proces-verbaal opgenomen:“Hierbij mijn relaas aangaande Rob van den Berg . Vanaf nu te noemen [aanduiding verdachte] .
Ik heb [aanduiding verdachte] leren kennen in mei 2010. Via een advertentie op internet in contact gekomen met hem. Uitgenodigd en een gesprek gehad. Al vrij snel tot een overeenkomst gekomen om bij hem € 100.000,- te gaan beleggen. Hij zou mij hiervoor 8% rendement op jaarbasis geven.
Eerst controle op internet gedaan etc., maar niets kunnen vinden. Er was wel gelijk een klik. Vrij snel kwam Rob met het voorstel om van die 8% op jaarbasis, 3% op maandbasis te maken. De zaken gingen goed en daar kon ik mooi van mee profiteren.
Er ontstond een band en ik bezocht hem wekelijks op zijn kantoor. (…)
In februari, maart 2011 heb ik mijn inleg verdubbeld. (…)
Daar ik met mijn vriendin een lange reis zou gaan maken heb ik vervolgens nog eens 50k (het hof begrijpt: € 50.000) bij hem gestald met het verzoek dit te beleggen. Rendement was niet perse nodig maar hij garandeerde mij dat er tijdens de reis minimaal 20% rendement zou bij komen. (…) Eind vorig jaar begonnen de rendementen niet meer te komen. Hiervoor werd de uitleg gegeven over een shortpositie op de Dax die hij had ingenomen en waar hij eigenlijk niet uit kon zonder grote verliezen te leiden. (…). Ik ben er ook van overtuigd dat hij aan het beleggen was op de momenten dat wij daar waren, in ieder geval bezig met de beurs, constant.
Op een zeker moment heb ik nog 10k bijgestort omdat ik nog 15 van hem kreeg. Hij zou die als 25k in de IG daghandel doen, waar hij ook opmerkelijke resultaten haalde. Helaas toen niet meer.
In 2013 eigenlijk geen rendement meer gezien op maart na, maar wel constant contact gehad omdat hij problemen had met [slachtoffer 9] en wij het toch ook wel zielig vonden voor [aanduiding verdachte] dat hij zijn huis en de rest allemaal aan het kwijt raken was. Hij was nog steeds bezig met zijn disco, volgeboekt tot het eind van het jaar, beslist niet iemand die op het punt stond ervan door te gaan met ons geld. Tot de laatste dag contact gehad en geprobeerd samen met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 40] om hem te helpen er weer boven op te komen.
Het resultaat is nu bekend. Ik ben berooid, heb geen geld meer, geen werk etc etc.
[slachtoffer 26] ”
Is uw relaas juist in dit proces-verbaal opgenomen?
Getuige:
Ja.
Verbalisanten:
U geeft in uw relaas aan dat u in (mei) 2010 een eerste inleg heeft gedaan van € 100.000,- en dat u vervolgens in maart 2011 uw inleg heeft verdubbeld tot € 200.000,-. Wat is hierover tussen u en Rob van den Berg vastgelegd en kunt u bankafschriften van deze betalingen overleggen?
Getuige:Ik heb geen afschriften. Alles is via internetbankieren gegaan. Ik heb eerst een contract gehad van € 100.000. Dat was mei 2010. Later een contract van € 200.000. Dat was omstreeks februari 2011. Deze verving het contract van mei 2010. Als laatste een contract begin dit jaar. Dit contract verving weer het contract van februari 2011.
Verbalisanten:
Wij tonen u 2 bankafschriften, door ons voorzien van het documentnummer D-161, 1 t/m 2. Betreft betalingen:
€ 100.000,- op 18-05-2010, (zonder nadere omschrijving);
€ 87.000,- op 28-01-2011, ('Inleg beleggingsfonds');
€ 13.000,- op 28-01-2011, ('Ten behoeve van beleggingsportefeuille');
Wat kunt u hierover vertellen en wat is hierover tussen u en Rob van den Berg vastgelegd?
Getuige:
Deze stortingen horen bij de contracten waar we het net over hadden.
Verbalisanten:
In artikel 3, 'Wijze van retour betaling', van de overeenkomst van 25-01-2011 staat het volgende: ‘Aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zal door geldnemer op ieder door de geldgever gewenst moment geschieden binnen 24 uur na hiertoe door de geldgever gemaand te zijn. De uitstaande hoofdsom wordt overgeboekt naar de bij geldnemer bekende tegenrekening zijnde, de bankrekening met het nummer 623016 907 op naam van geldgever. Zonder opzegging door geldgever loopt deze overeenkomst door van maand naar maand en wordt er iedere maand bovengenoemd rendement op de tegenrekening van geldgever gestort zoals hierboven aangegeven. Aan deze stortingen zijn voor geldgever geen kosten verbonden’.
Wat kunt u ons vertellen over de nakoming van deze bepaling / heeft deze bepaling ooit gespeeld?
Getuige:
Ik heb niet eerder dan begin dit jaar een keer gevraagd om een bedrag van ongeveer
€ 18.000. Ik heb deze ondanks toezegging niet ontvangen.
Verbalisanten:
In artikel 5, 'Extra afspraak', van de overeenkomst van 25-01-2011 staat het volgende:‘Bij een daling van het ingelegde vermogen met meer dan 15 % wordt er door geldnemer contact opgenomen met geldgever zodat geldgever geïnformeerd blijft over de hoogte van zijn geïnvesteerde kapitaal. Geldgever zal in deze situatie altijd minimaal 85% van de bovengenoemde hoofdsom terug ontvangen van geldnemer ongeacht de waarde van zijn inlegkapitaal op dat moment’.
Heeft Rob van den Berg u ooit geïnformeerd over een daling van uw ingelegd vermogen met meer dan 15% en zo ja, wat kunt u ons hierover dan vertellen?
Getuige:
Daar ben ik nooit over geïnformeerd.
Verbalisanten:
Wij tonen u een afschrift van een overeenkomst van geldlening met datum 20-07-2011. In deze overeenkomst staat onder meer het volgende:
• de geldgever ( [slachtoffer 26] ) verstrekt aan de geldnemer ( Rob van den Berg ) per
01-08-2011 een bedrag van € 60.000,-;
• de geldnemer verklaart zich hoofdelijk verbonden voor de terugbetaling van de hoofdsom;
• geldgever heeft recht op de behaalde winst op ieder willekeurig moment, mocht echter geldnemer onverhoopt verlies maken met deze belegging dan heeft geldgever alleen recht op de verstrekte som minus het geleden verlies op de belegging;
• aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom geschiedt in goed onderling overleg tussen geldgever en geldnemer;
• de lening is van de zijde van de geldnemer immer en zonder kosten direct aflosbaar;
• de lening is van de zijde van de geldgever immer en zonder kosten direct aflosbaar;
• looptijd van de lening is voor onbepaalde tijd.Wat kunt u ons hierover vertellen?
Getuige:
Dit is een aanvullende overeenkomst van net voor dat ik op wereldreis ging. Ik had dit geld op de bank staan tegen 0% rente. Nu u mij vraagt naar het woord 'aflosbaar' bij artikel 2, punt 3 komt me het woord inderdaad wat vreemd over. Hier zal 'opeisbaar' bedoeld zijn.
Verbalisanten:
Wij tonen u een afschrift van een overeenkomst van investering met datum 16-01-2013. Wij hebben aan dit document nummer D-165 toegekend. Het gaat in deze overeenkomst om een bedrag van € 250.000,-. U wordt genoemd als de geldgever en Rob van den Berg is de geldnemer. Wat kunt u ons vertellen over de totstandkoming van deze overeenkomst en het overmaken van de € 250.000 door u aan Van den Berg ?
Getuige:
Deze overeenkomst ken ik. Dit is opgemaakt naar aanleiding van het verhaal wat rond kerstmis 2012 speelde. Ik had toen de behoefte om duidelijk vastgelegd te krijgen wat Rob aan mij verschuldigd is. Deze € 250.000 is de optelsom van eerder ingelegde bedragen en vervangt daarmee de eerdere overeenkomsten.
Verbalisanten:
In deze overeenkomst met datum 16-01-2013 staat, onder meer, het volgende:
• Artikel 2. Over de hierboven schuldig erkende hoofdsom is geldnemer een rendement van 3% per maand verschuldigd aan de geldgever. Dit rendement per maand, wordt iedere maand, voor de 8ste dag van deze maand, overgemaakt door geldnemer aan geldgever (...);
• Artikel 3. Aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zal door geldnemer op ieder door de geldgever gewenst moment (…) uiterlijk binnen 28 dagen;• Extra afspraak, artikel 4. Bij een daling van het vermogen tot op 100 % van het ingelegde vermogen wordt er door de geldnemer direct contact opgenomen met geldgever. Geldgever zal in deze situatie altijd minimaal de totale hoofdsom terug ontvangen van geldnemer ongeacht de waarde van zijn ingelegde kapitaal op dat moment;
• Artikel 5. Het is geldgever te allen tijde toegestaan om op enigerlei wijze inzicht te verkrijgen in de hoogte van vermogen en rendement wat gemaakt is door geldnemer op het door geldgever ingelegde kapitaal.
Wat kunt u vertellen over nakoming van deze overeenkomst?
Getuige:
Zoals gezegd verving deze overeenkomst de eerdere overeenkomsten. Artikel 4, extra afspraak, moet zo uitgelegd worden dat ik geïnformeerd zou worden als het vermogen zakte onder het ingelegde bedrag.
Mijn geld was bedoeld om te beleggen. Ik heb nooit toestemming gegeven dat hij mijn geld voor andere doeleinden mag aanwenden.
Ik heb in ieder geval nooit toestemming gegeven dat hij van mijn geld een auto mocht kopen.
24.
Twee bankafschriften van een rekening ten name van verdachte R. van den Berg , aangehouden bij de ABN Amro-bank, D-161, dossierpagina’s 600823-600824, welke afschriften als bijlage aan dit arrest zijn gehecht:
Uit genoemde afschriften komt naar voren dat op 18 mei 2010 een bedrag van € 100.000,00 en op 28 januari 2010 een bedrag van € 87.000,00 en een bedrag van € 13.000,00 is ontvangen vanaf de bankrekening van [slachtoffer 26] op de bankrekening [bankrekeningnummer 2] , waarvan het hof op grond van de overige bewijsmiddelen vaststelt dat deze op naam is gesteld van verdachte R. van den Berg , welke bankrekening volgens van de AFM verkregen informatie de vaste tegenrekening van de BinckBank-rekeningen is.
25. Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 26] door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, van 15 september 2014, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 26] voornoemd:
Mei 2010 ben ik in contact gekomen met Rob van den Berg via internet. Ik heb hem gebeld, hij is bij mij langsgekomen, wij hebben een uur of anderhalf gesproken. Wij hebben gesproken over de hoeveelheid geld die ik beschikbaar had. Ik heb geld overgemaakt en er zijn contracten over en weer gegaan.
U, raadsman, houdt mij voor een overeenkomst van geldlening van 20 juli 2011.
Rob van den Berg heeft de eerste versie van het contract aan mij toegestuurd. Die heb ik aangepast, omdat ik vond dat het er niet zo goed uitzag. Ik heb actief aanpassingen gedaan aan het contract. Ik weet dat in elk van de contracten die ik heb overtekend (hof, bedoeld zal zijn: ondertekend) iets stond over het rendement.
U, raadsman, houdt mij voor een contract van 25 januari 2011.Onder dit contract staat mijn handtekening. Ik heb risico’s ook besproken met Rob van den Berg . Zo is ook in het contract opgenomen dat, wanneer de hoofdsom zou zakken onder een bepaald niveau, er contact zou worden opgenomen.
Ik heb Ron van den Berg gecheckt op internet, maar er was niets te vinden. Ik wist niet dat hij geen vergunning van de AFM had toen ik bij hem begon. Later heeft hij dat wel verteld.
U, raadsman, houdt mij voor dat in artikel één van de overeenkomst staat dat ‘ter investering’ 200.000 EUR wordt gegeven. Rob van den Berg belegde en ik ontving rendement.In het contract is tevens bepaald dat 5% extra rendement over de hoofdsom zou worden uitgekeerd na afloop van het jaar. Het was een harde afspraak, die zo is afgesproken in het contract.
U, raadsman, houdt mij voor dat in artikel 5 van het contract staat dat bij daling van het vermogen met meer dan 15% contact wordt opgenomen. Dat klopt. De bedoeling was dat je dan binnen een paar dagen je geld kon terugvragen. In het contract van 2013 is zelfs vastgelegd dat het vermogen niet onder de 100% mocht komen.
Op vragen van de officier van justitie antwoord ik als volgt.
U vraagt mij wat het doel was van het storten van geld naar Rob van den Berg . Het doel was dat het geld moest vermeerderen. U vraagt mij of het doel was: het kopen van een auto of een woning of een bar beginnen? Nee. In principe had ik mijn eigen portefeuille (het hof begrijpt: aandelenportefeuille).
26.
Proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 29] d.d. 3 september 2013, G01-01, p. 300001-300005, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 29] voornoemd:
Verbalisanten:
Kunt u ons vertellen over uw eerste contact met Van den Berg ?
Getuige:
Ik ben bij Van den Berg gekomen door [slachtoffer 15] . Ik had een abonnement bij [slachtoffer 15] wat inhield dat ik signalen kreeg op het gebied van beleggen. Er is een fax op 4 oktober 2011 gestuurd van [bedrijfsnaam slachtoffer 15] , het bedrijf van [slachtoffer 15] , aan mij waarin hij vermogensbeheer aanbied samen met een partnerbedrijf. Dit bleek later het bedrijf van Van den Berg te zijn. Ik ben daar op in gegaan en er heeft een eerste gesprek plaatsgevonden tussen Van den Berg , [slachtoffer 15] en mij in Uden, [adres 1] . Dat gesprek was op 12 oktober 2011. In het gesprek werd aangegeven door Van den Berg dat hij bij de BinckBank werkzaam was geweest. Tijdens het gesprek is de overeenkomst van investering aangevuld met mijn gegevens en is de overeenkomst alleen door Van den Berg ondertekend. Deze heb ik zo meegenomen. Daarna heb ik deze overeenkomst ook op 12 oktober 2011 ondertekend en teruggestuurd. Het geld (hof: tweemaal € 50.000,- blijkens de bankrekening, zie het hierna volgende bewijsmiddel) heb ik op 17 en 18 oktober 2011 overgemaakt op de rekening van Van den Berg .
Verbalisanten:
Kunt u ons vertellen waarom u het geld aan Van den Berg heeft verstrekt en welke inbreng Van den Berg daar bij had?
Getuige:
De verwachtingen die gewekt werden en in de overeenkomst opgenomen waren hebben voor mij de doorslag gegeven.
Verbalisanten:
Hoe is het contact verder met Rob van den Berg verlopen?
Getuige:
De contacten zijn goed geweest tot de betaling van december 2012. De betaling van december die in januari 2013 plaats had moeten vinden kwam niet. Ik heb 14 maal 2.000 euro ontvangen. Daarna heb ik ook geen betalingen meer ontvangen. Vanaf januari heb ik contact opgenomen om mijn beloofde betalingen binnen te krijgen. Op alle vragen die ik in die tijd gesteld heb, heb ik nooit antwoord gekregen of een betaling mogen ontvangen. Gedurende her eerste jaar heb ik regelmatig gevraagd hoe het ging. Bij het aangaan van de overeenkomst heeft Van den Berg gezegd dat hij de 100.000 euro zou gaan beleggen en dat wanneer de portefeuille zou zakken onder de 95% hij een belletje zou geven. Dit is nooit gebeurd en hij gaf aan dat alles in orde was. In de overeenkomst is ook een bonus opgenomen. Ik heb hiernaar gevraagd in oktober 2012 en Van den Berg gaf aan dat dit als kerstbonus zou worden uitbetaald. Deze heb ik echter ook nooit ontvangen. Ik heb in 2013 diverse malen gevraagd naar het uitblijven van de betalingen en Van den Berg had steeds andere uitvluchten wat de reden was dat er nog niet betaald was. Hij geeft meerdere malen aan dat mijn volledig inleg nog aanwezig is. Als smoes voor het niet betalen had hij diverse uitvluchten, onder andere dat hij op wintersport was en de codes van de bank niet bij zich had. Hij had krediet geregeld zodat hij per 1 juni 2013 weer kon betalen of dat hij nog twee keer geld kreeg van [betrokkene 3] . Ondanks dat hij al die maanden het rendement niet uitbetaalde hield hij vol dat al mijn geld er nog was.
Verbalisanten:
Had u met [eenmanszaak verdachte] / Van den Berg nog andere overeenkomsten?
Getuige:
Ja. Rob e-mailde mij in november 2011 dat hij een mooie actie had, hij noemde het de decemberactie. Dit hield in, een kortlopende trade met een rendement van minimaal 25%. De inleg moest minimaal 25.000 euro zijn. Deze heb ik op de bankrekening van Van den Berg overgemaakt. Hier is verder geen overeenkomst van opgemaakt. Rond de kerst heb ik gevraagd hoe het ermee stond omdat rond die tijd het inleggeld plus rendement uitbetaald zou worden. Hij zei dat er vertragingen waren opgetreden. Volgens Van den Berg betrof het een emissie Facebook. Deze emissie is vervolgens geweest en dit was volgens Van den Berg de eerste dag van handel een chaos. Rob vertelde mij dat zijn verkoop diverse malen uit het verkoopsysteem geworpen werd. Zijn inschrijving was wel opgenomen, maar de verkooporder was door het systeem geweigerd. Daar zou hij een advocaat, [advocatenkantoor 2] , voor in de arm genomen hebben om dit te regelen. De gelden waren volgens Van den Berg geblokkeerd. Later deed hij voor doen komen of er een gesprek had plaatsgevonden en dat alles in orde was en het geld terug zou komen. Tot op heden ook nooit meer iets van gezien.
Op 23 februari 2012 kreeg ik wederom een e-mail met een aanbieding. Het ging over de Bund service. Minimale inleg 20.000 euro, rendement gegarandeerd op 10% per maand en alles boven de 10% wordt gedeeld. Op 24 februari 2012 heb ik 20.000 euro overgemaakt op de bankrekening [bankrekeningnummer 9] . Het betrof een handel in termijncontracten Bund (goederentermijn handel). Deze termijncontracten zou Van den Berg samen met vier andere personen aangaan. Dit zou erg kort zijn en [ik] zou snel mijn inleg en rendement terug krijgen. Ook nu werd ik weer aan het lijntje gehouden en heb tot op heden [heb ik] niets ontvangen. Ik heb diverse keren geïnformeerd naar mijn geld, maar ik kreeg hierop geen antwoord.
Op 4 december 2012 en 10 januari 2013 heb ik respectievelijk € 10.000 en € 2.000 overgemaakt naar rekening [bankrekeningnummer 3] op naam van [besloten vennootschap verdachte I] in verband met Dax Trade account. Rob zou met drie andere personen termijncontracten aangaan die betrekking hadden op de Duitse beurs. Ook hier niets meer van gezien of gehoord buiten de gebruikelijke smoezen ondanks de toezeggingen die hij via Skype heeft gedaan.
Gedurende de tijd heeft Rob van den Berg aangegeven dat hij in van alles en nog wat mijn geld geïnvesteerd heeft, maar ik heb hier nooit iets van op papier gezien, ondanks dat ik hier vele malen om gevraagd heb. Ik heb al die keren alleen maar smoezen gehoord. Nu achteraf heb ik [slachtoffer 17] het gevoel dat Rob van den Berg mij opgelicht heeft. Hij had al die tijd mooie praatjes, maar uiteindelijk zijn al zijn beloften uiteindelijk loze beloften gebleken.
Verbalisanten:
Wij vragen u of u van mening bent slachtoffer te zijn van enig strafbaar feit en of u hiervan aangifte wilt doen?
Getuige:
Bij deze doe ik aangifte tegen Rob van den Berg en zijn bedrijven.
27.
Bankafschriften van een rekening aangehouden bij de ING-bank, dossierpagina’s 600597, 600613, 600617, 600623, 600624 en 600634, welke afschriften als bijlage aan dit arrest zijn gehecht:
Uit genoemde afschriften van de betaalrekening ten name van [slachtoffer 29] , komt naar voren dat:
- op 17 oktober 2011 een bedrag van € 50.000,00,
- op 18 oktober 2011 een bedrag van € 50.000,00,
- op 1 december 2011 een bedrag van € 25.000,00,
- op 24 februari 2012 een bedrag van € 20.000,00,
- in december 2012 (vermoedelijk 4 december, datumaanduiding is gedeeltelijk weggevallen door perforatie van het afschrift) een bedrag van € 10.000,00,
- op 10 januari 2013 een bedrag van € 2.000,00 en
- op 9 januari 2013 een bedrag van € 1.800,00
is overgemaakt van deze bankrekening naar de bankrekening [bankrekeningnummer 2] ten name van verdachte R. van den Berg , zijnde de tegenrekening van de BinckBank-rekening.
28.
Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 29] door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, van 18 september 2014, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 29] voornoemd:
Ik ben bekend met de risico’s van de beurs, en heb wel nagedacht hoe het mogelijk was dat hij dit kon aanbieden. Rob van den Berg zei dat hij vanwege een gouden handdruk bij vertrek bij Binck-Bank beschikte over een portefeuille van 4-6 miljoen euro, dat als borg of zekerheid kon dienen. [slachtoffer 15] zat daarbij. [slachtoffer 15] zei toen nog tegen mij: “Er ligt een contract onder, [slachtoffer 29] .” Op de computer heb ik beelden gezien van de portefeuille. Ik ben er op dat moment vanuit gegaan dat het goed was.
Ik wist niet dat Rob van den Berg geen vergunning van de AFM had. Rob van den Berg zou rendementen realiseren door te beleggen in de AEX of de DAX.
Ik heb veertien maal rendement ontvangen, totaal 28.000 EUR. Ik was mij bewust van de risico’s maar had zwart op wit de garantie dat bij een daling van het ingelegd bedrag onder de 95% er een signaal zou komen. Ik heb dat signaal nooit gehad. Hij berichtte mij: “Alles zit goed en waarom ik er niet aan kan komen is bekend”.Vanaf december 2012 heb ik geen rendement meer gehad.
Bij de verklaring tegenover de FIOD heb ik de waarheid verteld.
U, officier van justitie, houdt mij voor dat blijkt dat ik totaal 157.000 EUR heb ingelegd en dat daarvan 72.000 EUR is belegd. Ik ben er niet mee bekend dat slechts een deel van mijn ingelegd geld is belegd. Ik heb niet gehoord dat hij het geld aan iets anders besteedde dan aan beleggen.
29. Proces-verbaal van bevindingen contact familie [slachtoffer 19] / inlegger d.d. 14 augustus 2013, AH-031, p. 200264-200269, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] :
Op donderdag 1 augustus 2013 hebben wij (verbalisanten) gesproken met de heer [slachtoffer 19] (roepnaam [slachtoffer 19] , geb. [geboortedatum 2] ) en mevrouw [slachtoffer 33]
(roepnaam [slachtoffer 33] , geb. [geboortedatum 3] ). Op maandag 5 augustus 2013 heb ik, verbalisant [verbalisant 2] , nogmaals gesproken met de heer [slachtoffer 19] . De heer en mevrouw [slachtoffer 19] zijn met elkaar gehuwd.
Aanleiding voor het aangaan van voornoemde contacten is de uit voorliggend onderzoek naar voren gekomen informatie dat de familie [slachtoffer 19] geld heeft verstrekt aan verdachte R. van den Berg , ter belegging en dat zij mogelijk als gedupeerden zijn aan te merken. Dit in de context van het vermoeden dat Van den Berg zich heeft schuldig gemaakt aan, onder meer, oplichting.
De heer [slachtoffer 19] en zijn echtgenote , mevrouw [slachtoffer 33] [slachtoffer 19] , vertelden ons, in woorden van gelijke strekking, het volgende:
• ik ( [slachtoffer 19] ) heb Rob van den Berg voor het eerst ontmoet tijdens een cursus over beleggen. Dat zal ergens in 2010 zijn geweest. Ik had snel een ‘klik’ met Rob en stelde al snel vast dat Rob veel meer verstand had van beleggen dan ik. Uit deze eerste ontmoeting is een vriendschap ontstaan tussen Rob en zijn vrouw [echtgenote verdachte] en mijzelf en mijn vrouw [slachtoffer 33] . Van deze vriendschap is nog steeds sprake;
• ik heb inderdaad geld belegd bij Rob ter investering. Wij hebben een bedrag van € 500.000,- aan Rob gegeven.
De familie [slachtoffer 19] toonde ons vervolgens drie overeenkomsten:1) Een ‘overeenkomst van investering’ opgemaakt en getekend te Uden op 23-07-2010. In deze overeenkomst staat onder meer:
• dat [slachtoffer 19] e/o [slachtoffer 33] (geldgever) een bedrag van € 250.000,- ter investering heeft verstrekt aan [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg (geldnemer);
• welk bedrag geldnemer verklaart ter investering te hebben ontvangen van geldgever;
• geldgever voornoemd bedrag stort op rekening: Bank ING: [bankrekeningnummer 1] ;
(Opmerking verbalisanten: voornoemd rekeningnummer hoort niet bij de ING-bank maar wel de BinckBank);
• dat een maandelijkse rendement-uitkering van € 8000,- (3,2% per maand) wordt overgemaakt. Te ontvangen met ingang 01-08-2010;
• aan het eind van ieder jaar (12 maanden ná datum van dit contract) over het ingelegde vermogen, 5% extra rendement over de hoofdsom wordt uitgekeerd;
• bij een daling van het ingelegde vermogen met meer 5% door de geldnemer contact wordt opgenomen met de geldgever zodat geldgever geïnformeerd blijft over de hoogte van zijn geïnvesteerde kapitaal;
• bij voornoemde situatie altijd minimaal 95% van de hoofdsom is terug te ontvangen van de geldnemer ongeacht de waarde van het ingelegde kapitaal.
2) Een ‘overeenkomst van investering’ opgemaakt en getekend te Uden op 14-10-2010. In deze overeenkomst staat onder meer:
• dat [slachtoffer 19] e/o [slachtoffer 33] (geldgever) een bedrag van € 500.000,- ter investering heeft verstrekt aan [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg (geldnemer);
• welk bedrag geldnemer verklaart ter investering te hebben ontvangen van geldgever;
• geldgever voornoemd bedrag stort op rekening: Bank ING: [bankrekeningnummer 1] ;
(Opmerking verbalisanten: voornoemd rekeningnummer hoort niet bij de /NG-bank maar wel bij de BinckBank);
• dat een maandelijkse rendement-uitkering van € 16.000,- (3,2% per maand) wordt overgemaakt. Te ontvangen met ingang 01-11-2010;
• aan het eind van ieder jaar (12 maanden ná datum van dit contract) over het ingelegde vermogen, 5% extra rendement over de hoofdsom wordt uitgekeerd;
3) Een ‘overeenkomst van investering’ opgemaakt en getekend te Uden op 16-01-2013. In deze overeenkomst staat onder meer:
• dat [slachtoffer 19] , genoemd als geldgever, een bedrag van € 1.000.000,- (één miljoen) ter investering heeft verstrekt aan Rob van den Berg , genoemd als geldnemer;
• welk bedrag geldnemer verklaart ter investering te hebben ontvangen van geldgever;
• geldgever dit bedrag gestort heeft op rekeningnummer [bankrekeningnummer 2] t.n.v. R. van den Berg ;
• geldnemer verklaart voornoemd bedrag te hebben ontvangen van geldnemer;
• dat een maandelijkse rendement-uitkering van € 32.000,- (3,2% per maand) wordt overgemaakt. Dit bedrag iedere maand voor de 8e dag van deze maand wordt overgemaakt door geldnemer aan geldgever;
• bij een daling van het ingelegde vermogen met meer 5% door de geldnemer contact wordt opgenomen met de geldgever zodat geldgever geïnformeerd blijft over de hoogte van zijn geïnvesteerde kapitaal;
• bij voornoemde situatie altijd minimaal 100% van de hoofdsom is terug te ontvangen van de geldnemer ongeacht de waarde van het ingelegde kapitaal.
Na het zien van de getoonde overeenkomsten / de inhoud hiervan, is door ons gevraagd of het zo moet worden uitgelegd dat € 1.750.000,- is ingelegd bij Rob van den Berg . De familie [slachtoffer 19] gaf ons, met verwijzing naar de overeenkomsten, de volgende uitleg hierover:
• we zijn begonnen met een inleg van € 250.000,-;
• vervolgens hebben wij onze inleg verhoogd met € 250.000,- tot € 500.000,-;
• de overeenkomst waar het bedrag van € 500.000,- is vermeld moet u ook zien als een vervangende overeenkomst voor de eerdere overeenkomst waar de
€ 250.000,- in staat opgenomen;
• de overeenkomst, met datum 16-01-2013 en het daarin opgenomen bedrag van
€ 1.000.000,- is de invulling van onze vraag aan Rob over hoeveel geld wij op dat moment feitelijk konden beschikken, gelet op het door ons ingelegde geld en de daarover gemaakte afspraken. U moet het bedrag van € 1.000.000, echt niet zien als een nieuwe inleg, maar als de waarde tot waar de inleg is aangegroeid.
Op onze vragen of de opgenomen bepalingen in de overeenkomsten werden nagekomen door Van den Berg , werd onder meer het volgende geantwoord:
• de situatie verloopt niet zoals in de overeenkomsten vastgelegd (…).
30. Bankafschriften van een privérekening ten name van [slachtoffer 19] en/of [slachtoffer 33] , aangehouden bij de ABN Amro-bank, dossierpagina’s 600559-600560, 600564, en 600573, welke afschriften als bijlage aan dit arrest zijn gehecht:
Uit genoemde afschriften van de privérekening 52.47.53.628 ten name van [slachtoffer 19] en/of [slachtoffer 33] , komt naar voren dat
- op 26 juli 2010 een bedrag van € 250.000,00,- op 6 oktober 2010 bedragen van € 220.000,00 en € 30.000,00,
- op 31 maart 2011 een bedrag van € 34.000,00,
is overgemaakt van deze bankrekening naar een bankrekening ten name van verdachte R. van den Berg , dan wel diens onderneming [eenmanszaak verdachte] .
31. Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 19] door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, van 16 oktober 2014, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 19] voornoemd:
Ik heb Rob van den Berg gevonden via de website van [eenmanszaak verdachte] . Ik heb contact gezocht en een afspraak gemaakt. Hij zei dat hij vermogensbeheerder was en dat hij als vermogensbeheerder had gewerkt bij Stroeven&Limberger (het hof begrijpt telkens: Stroeve & Lemberger Vermogensbeheer N.V.). Hij had vele jaren ervaring. Ik heb op de website van Stroeven&Limberger gekeken. Dat was inderdaad een vermogensbeheerder.Hij vertelde dat hij hard had gewerkt en een vermogen had opgebouwd. Hij zei iets van 2 miljoen. Ons geld was gedekt met zijn vermogen.
U, raadsman, vraagt mij naar de vergunning van de AFM. Rob legde mij uit dat hij geen vergunning nodig had, omdat hij niet boven de zeven personen uit kwam. Hij had daarover geïnformeerd bij een advocaat, zei hij. Ik heb die informatie niet zelf gecheckt, vanwege zijn overtuigingskracht.
Rob zei dat er beslag was gelegd, maar dat wij ons geen zorgen hoefden te maken en dat het geld veilig was. Dat was in maart of april 2013.
32. Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 33] door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, van 8 januari 2015, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 33] voornoemd:
Ergens in 2010 is mijn man (hof: [slachtoffer 19] ) op de website van [eenmanszaak verdachte] gestuit. Hij heeft op een later moment een afspraak met Van den Berg gemaakt. Hij is toen een keer bij Van den Berg geweest.
We hadden een overeenkomst met Van den Berg .
U, raadsman, houdt mij voor dat wij in juli 2010 250.000 euro hebben gestort en vraagt mij of wij bijvoorbeeld hebben geverifieerd of Van den Berg een vergunning had. Hij vertelde dat hij bij Stroeve had gewerkt. Ik heb toen naar de website van Stroeve gezocht en die gevonden. Van den Berg zei dat hij niet bij de AFM geregistreerd hoefde te staan, omdat hij met niet meer dan 10 klanten werkte. Ik heb Van den Berg gevraagd of hetgeen waar wij recht op hadden gedekt was. Van den Berg zei dat het gedekt was, en dat hij niet boven zijn eigen vermogen uit ging. Hij zei dat hij niet voor niets zijn hele leven zo hard gewerkt had.
Uit het overzicht wat ik hier bij mij heb leid ik af dat vanaf juni 2011 wij het rendement niet meer hebben gekregen en dat het is bijgeschreven. Het eerste signaal dat het minder ging met de rendementen was in november 2012. Wij hadden een bedrag nodig dat wij bij Van den Berg opvroegen en dat bedrag kwam niet. Hij gaf als verklaring dat hij vast zat in een DAX-positie en dat hij deze op dat moment niet kon sluiten. Later heeft hij daar nog meer smoesjes over verteld. Het bedrag is in elk geval niet gekomen.
De avond voordat de medewerkers van de FIOD bij ons kwamen belde Rob van den Berg ons. Hij zei dat wij moesten vertellen dat wij vrienden waren en niet moesten vertellen dat wij elkaar hadden leren kennen [via] de website.U, raadsman, vraag mij waarom wij in augustus 2013 geen aangifte wilden doen. Wij doorzagen het toen nog niet. Het was angst en naïviteit. We voelden wel dat het fout zat, maar we wilden er niet aan.U, raadsman, houdt mij voor dat er meerdere overeenkomsten met Van den Berg zijn. Ik heb die overeenkomsten gelezen. We zijn op kantoor geweest bij Van den Berg en hebben daar die contracten getekend.
33.
Proces-verbaal inzake het doen van een aangifte d.d. 3 en 7 juni 2013, dossierpagina’s 200201-200208, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 30 mei 2013 heeft de heer [particulier rechercheur] van het beveiligingsbedrijf [naam beveiligingsbedrijf] , welke gevestigd is in [vestigingsadres 2] , telefonisch contact met mij opgenomen. Hij gaf telefonisch aan dat zijn cliënten informatie wilden verstrekken en een aangifte wilden doen tegen [eenmanszaak verdachte] / R. van den Berg , thans gevestigd / wonende [adres 3] . Hij gaf hierbij aan dat het gaat om de heren [slachtoffer 9] en [slachtoffer 30] . Voor het doen van deze aangiften is een afspraak gemaakt voor 3 juni 2013. Tijdens het telefonisch overleg is met de heer [particulier rechercheur] afgesproken dat zijn cliënten de inhoud van de aangifte al schriftelijk zouden voorbereiden en dat de verklaringen (de tekst hiervan) integraal onderdeel wordt van de op te maken processenverbaal van aangifte. Overeenkomstig deze afspraak is gehandeld.
Aangifte
De heer [slachtoffer 9] heeft inzake zijn aangifte een verklaring afgelegd en bijbehorende informatie afgegeven. Voor wat betreft de afgegeven informatie gaat het onder meer om SMS-verkeer tussen dhr [slachtoffer 9] en Van den Berg , opgeslagen op de I-Phone van dhr. [slachtoffer 9] , Deze SMS-informatie (bijlage 1) heeft dhr. [slachtoffer 9] op 6 juni 2013, via email
(vrijwillig) aan verbalisant [verbalisant 2] ter beschikking gesteld.
De heer [slachtoffer 9] verklaarde het volgende (door hem voorbereide tekst):
September/oktober 2010 bij het uitgaan kwam ik een vriendin tegen, [echtgenote verdachte] , en zij vertelde mij dat ze een nieuwe vriend had, namelijk Rob van den Berg .
Dit was het eerste moment dat ik dus Rob van den Berg leerde kennen. De zaak waar ik u informatie over wil geven gaat over Rob van den Berg , [echtgenote verdachte] van [echtgenote verdachte] en hun bedrijf [eenmanszaak verdachte] , [eenmanszaak verdachte] B.V. en Bar Dancing [naam bar-dancing] .
Op diezelfde avond kreeg ik te horen dat Rob van den Berg een beleggingskantoor runde in Uden.
Omdat ik zelf ook belegde hadden we natuurlijk snel een klik. Ik deed zelf beleggen in aandelen maar Rob zat veel meer in Futures, Sprinters en Turbo's.
De eerste belegging die ik via hem deed was op 14 oktober 2010 van € 20.000. Ik heb meerdere bedragen daarna overgemaakt en ook rendementen uitgekeerd gekregen.
Ik kan u een overzicht overhandigen waarbij u kan zien welke bedragen zijn overgemaakt naar respectievelijk Rob van den Berg , [eenmanszaak verdachte] , [eenmanszaak verdachte] B.V.
Alle betalingen en stortingen gingen via de volgende rekeningnummers: [bankrekeningnummer 2] , [bankrekeningnummer 4] , [bankrekeningnummer 3] .
De laatste rendement betaling welke ik via [eenmanszaak verdachte] heb gekregen is op 5 november 2012.
Rob heeft in de tijd dat ik hem ken een zeer riante leefwijze er op nagehouden. Hij kocht de duurste auto's en liet de woning waar ik een hypotheek op had verstrekt voor tonnen aan euro's verbouwen. Rob heeft mij meerdere keren om geld gevraagd voor de opstart van Bar Dancing [naam bar-dancing] . Dit geld heeft Rob toen van mij gekregen. Ik heb deze bedragen via de bank overgemaakt naar de bankrekening van Rob .
Omdat de betalingen uitbleven ben ik uiteindelijk in januari 2013 naar mijn advocaat [slachtoffer 17] gegaan. Ik had dit ook tegen Rob gezegd omdat ik maar geen betalingen kreeg.
Vervolg aangifte, opgenomen d.d. 7 juni 2013
Verbalisanten:
U spreekt in uw aangifte over onder meer [eenmanszaak verdachte] BV. Wie bedoelt u hiermee?
Aangever:
Ik bedoel met [naam onderneming verdachte] (hof: [naam onderneming verdachte] ) [naam onderneming verdachte] BV eigenlijk [eenmanszaak verdachte] . Dit staat ook op het contract dat ik ben aangegaan met Rob van den Berg . Ik weet dat er later ook sprake was van een [besloten vennootschap verdachte I] . Ik heb later via een bankrekening op naam van [besloten vennootschap verdachte I] rendementen gestort gekregen.
Verbalisanten:
In uw aangifte heeft u al aangegeven dat u op 14 oktober 2010 de eerste inleg voor een belegging via Van den Berg deed en dat u daarna nog meerdere bedragen als inleg heeft overgemaakt. Wat is hierover (schriftelijk) vastgelegd en wat is de reden geweest dat u via Van den Berg bent gaan beleggen?
Aangever:
Ik heb al aangegeven dat Rob en ik dezelfde interesses hadden, namelijk beleggen in aandelen. Ik deed dat op kleine schaal. Tijdens onze ontstane vriendschap zag ik dat hij zich op veel grotere schaal bezig hield met beleggen. Hij liet mij dagelijks zijn successen zien. Hij liet een stapel contracten zien van mensen die ook via hem geld ingelegd hadden om te beleggen. Hij heeft mij hiermee overtuigd en ik heb toen 20.000 euro aan Rob overgemaakt. Hiervan is een contract opgemaakt. Op 14 oktober 2010 heb ik dat geld overgemaakt op Rabobankrekening [bankrekeningnummer 1] (hof: bedoeld zal zijn een rekening bij de Binck Bank, vide bewijsmiddel 1 onder 5.3 (analyse) bankrekeningen).
Verbalisanten:
Wat is er afgesproken / vastgelegd over de aanwending van het door u ingelegde geld door Van den Berg ?
Aangever:
Ik verwijs hierover naar het contract en wat hierover in staat. Wat mij betreft kon het alleen maar gaan om het beleggen op de aandelenmarkt. We hebben alleen maar op die manier over ingelegde gelden gesproken.
Ik bedoel met mijn bankrekening de rekening van [besloten vennootschap van slachtoffer 9] Alle bedragen die ik heb overgemaakt naar Rob van den Berg zijn via deze rekening gelopen.
Aangever:
Ik was gemiddeld 3 keer in de week in Uden op zijn kantoor. Rob liet mij elke keer meekijken op de schermen. Rob liet mij dan de beleggingsontwikkelingen zien. Dit betrof altijd de complete inleg.De afspraak was dat de beleggers 3% rendement per maand ontvangen. Het rendement boven de 3% per maand was voor Rob . Hij vertelde verder nog dat hij zelf een bedrag van 1,2 miljoen euro opgebouwd had in eigen portefeuille.
Tot november 2012 is alles goed gegaan met de uitkering van de rendementen. Wel hadden we vanaf begin 2012 regelmatig discussies/ ruzies. Eigenlijk begon het al na de eerste lening voor Bar Dancing [naam bar-dancing] in januari 2012. De ruzies gingen vooral over de levensstijl van Rob van den Berg en het feit dat ik steeds om mijn eigen extra ingelegde geld moest blijven zeuren. Ik geef u mijn beeld. In 2012 start Rob [naam bar-dancing] op. Daar gaan tonnen in. Dan koopt Rob de [hof: woning aan de] [adres 3] , terwijl hij nog het andere huis niet gekocht en betaald had. Dit was op basis van huurkoop. Hij had de verplichting om dit huis te kopen. Dit was het adres [adres 4] . In de wandelgangen gaat het verhaal dat hij de verplichting tot koop afgekocht heeft voor 200.000 euro. Dit zou een gerechtelijke uitspraak zijn geweest. Dan koopt hij de [adres 3] met een hypotheek van 450.000 euro. Hij rekent af 830.000 euro. Laat vervolgens een zwembad aanleggen en een poolhouse. Hij laat de tuin aanleggen voor 50.000 euro. Laat een nieuw hekwerk plaatsen. Er komt een compleet nieuwe keuken, badkamer en laat het huis van binnen en buiten tot in detail schilderen. Dan trouwt Rob . Hij schaft net voor de trouwerij een Ferrari aan. De bruiloft zal volgens mij zeker 25.000 euro gekost hebben. Zo kan ik nog wel even door blijven gaan.
Verbalisanten:
Hoe informeerde Van den Berg u over de resultaten van uw inleg?
Aangever:
Ik heb meerdere malen gevraagd naar de behaalde resultaten, maar Rob gaf hier nooit geen uitleg over. Dit was volgens hem zijn zaak.
Ik doe hierbij aangifte van oplichting (verbalisant: strafbaar gesteld ex art 326 Sr.) tegen [eenmanszaak verdachte] / R. van den Berg , [echtgenote verdachte] , [besloten vennootschap verdachte I] en ik doe aangifte van valsheid in geschrifte (verbalisant: strafbaar gesteld ex art 225 Sr.), tegen R. van den Berg , thans gevestigd / wonende [adres 3] . Ik verzoek u om tot strafvervolging over te gaan.
Doordat ik steeds in Uden op Rob zijn kantoor kwam, ontmoette ik meerdere mensen die ook gelden hadden ingelegd bij Rob . Ik vertelde [slachtoffer 19] net voor Pasen 2012 tijdens een etentje dat ik op de laptop van Rob mocht kijken en dat ik zag dat hij in een week met één rekening ongeveer 100.000 euro winst had gemaakt. [slachtoffer 19] vroeg mij toen of ik de laptop op de hoek van de tafel bedoelde op het kantoor van Rob in Uden. Ik bevestigde dat, waarop [slachtoffer 19] mij vertelde dat het om een demo-rekening van [slachtoffer 19] ging, die hijzelf (het hof begrijpt, mede gelet op de verklaring van verdachte: Rob ) aanstuurde. Daarom wist hij (hof: [slachtoffer 19] ) zeker dat het om een demo-rekening ging. Rob heeft mij altijd voorgehouden dat het om een echte rekening ging.
34. Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 9] door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, van 12 november 2015, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 9] voornoemd:
U, raadsman, vraagt mij waarom ik geld bij Rob van den Berg heb ingelegd. Ik ben, voordat ik geld heb ingelegd, wel 5 keer in Uden geweest.
Ik kon op een computerscherm meekijken en dat zag er allemaal goed uit. Ik was er toen van overtuigd dat hij goed kon beleggen. Met futures wordt goed verdiend. Om deze redenen besloot ik ook geld in te leggen. We zouden met nooit meer dan 10 man zijn. Ik ben heel vaak op zijn kantoor gekomen, daar kwamen dan allerlei mensen koffie drinken en praten.
Ik wilde in 2011 mijn geld al terug.U vraagt mij of Rob van den Berg mij iets heeft laten zien, dat het omhoog ging of dat het omlaag ging met de inleg. De stukken waarop het goed ging liet hij zien. Ik heb gevraagd om een keer per maand een overzicht te krijgen, maar iedereen zei mij al dat Rob dat niet ging doen.
35. Proces-verbaal van verhoor getuigen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 34] d.d. 31 oktober 2013, G11-01, p. 300079-300085, voor zover inhoudende als verklaringen van getuigen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 34] voornoemd:
Verbalisanten:
Na eerder telefonisch contact heeft u mij (verbalisant [verbalisant 2] ), op 08 oktober 2013, een
e-mailbericht gezonden (D-184). In deze e-mail geeft u onder meer aan hoe u met Rob van den Berg in contact bent gekomen en hoe verder een en ander is verlopen. Uit uw e-mail is onderstaande tekst overgenomen:
“Ik zal proberen in het kort te omschrijven hoe het eea gebeurt is.
Op internet zag ik de advertentie van R vd Berg en zijn hoge rendementen. Ik heb daarop gereageerd en ben naar Uden gereden in de [adres 1] en ik heb zijn verhaal aangehoord. Hij kwam zeer overtuigend over en liet ook resultaten zien die hij iedere dag behaalde. Ik ben nog 3 a 4 weken enkele malen per week naar hem toe gegaan om te zien of het allemaal echt was. Hij had er ook een handelscentrum voor bezoekers ingericht waar ik regelmatig mee bezig was. Ik heb het allemaal zien gebeuren, op zijn scherm het innemen van posities en het sluiten ervan grote aantallen klein marges daardoor grote winsten keer op keer.(misschien toen al met inside information van Binckbank?????)
Er kwamen ook steeds nieuwe mensen binnen lopen die ook wilde investeren en ook vertrouwen hadden in wat Rob deed en die Rob ook al langer kende en vertelde dat Rob nooit iemand zou bedonderen. Ook door zijn dagelijkse contacten met Binckbank en IGmarkets deden me overtuigen dat het te vertrouwen was. Hij vertelde ook dat alle banken deze winsten maken voor zichzelf op diverse beurzen. Zelf had ik een vervelende periode met een vermogensbank achter de rug (onderdeel van de Rabobank) die me ook belazerd hadden. Dus vertrouwen in banken was weg en is in al die jaren niet beter geworden
(misschien onterecht??)
Er kwamen ook collega daytraders bij Rob die ook verbaasd waren hoe goed dat Rob was. Zijn luxe leventje daar verbaasde ik me weleens over maar als je minimaal 5000 euro per dag verdiende met uitschieters naar meer dan het dubbele? zelf gezien hè.
Tot nov 2012 ging het goed, vanaf toen kwamen de problemen met zijn portefeuille, allerlei beloftes en andere zekerheden werden gedaan maar hij kwam zijn afspraken niet meer
na(misschien heeft dit te maken gehad met de 5 ontslagene bij binckbank) en de rest is wel bekend met als voorlopig einde zijn opsluiting.
Dit is kort mijn verhaal over Rob .
MVG
[slachtoffer 6] .”
Verbalisanten:
Is de tekst uit uw email op juiste wijze in dit proces-verbaal overgenomen?
Getuige (het hof neemt aan: [slachtoffer 6] ):
Ja. De advertentie heb ik begin april 2010 gezien op internet. Dit was een advertentie van [eenmanszaak verdachte] .
Verbalisanten:
Uw echtgenote, mevrouw [slachtoffer 34] wordt in het 'voegingsformulier' genoemd als gedupeerde. Kunt u ons aangeven hoeveel geld zij bij Rob van den Berg heeft ingelegd en wanneer dat was?
Getuige:
De overeenkomst staat op mijn naam, maar het gaat om ons geld. Wij hebben de inleg gezamenlijk gedaan. Het gaat ook om een en/of rekening.
Verbalisanten:
Wij tonen u een overeenkomst ter investering (D-185) met datum 15-03-2011 voor een bedrag van € 160.000,-. [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg is de geldnemer en
[slachtoffer 6] wordt in deze overeenkomst genoemd als de geldgever.
Wat kunt u ons over deze overeenkomst vertellen?
Getuige:
In het begin hebben wij alleen geld overgemaakt zonder dat daar overeenkomsten voor waren opgemaakt. Nadat wij totaal € 160.000 hadden overgemaakt kwam Rob met het idee dit vast te leggen in een overeenkomst. Hij vertelde dat dit makkelijker was voor hemzelf en voor ons. Als er wat zou gebeuren lag in ieder geval vast wat wij bij Rob ingelegd hadden. Wij hadden op dat moment zelf nog niet gevraagd om dit in overeenkomsten vast te leggen omdat het een kwestie van vertrouwen was en de afspraken die gemaakt waren werden gelijk nagekomen. Uiteindelijk vonden wij het ook belangrijk om dit vast te leggen in een overeenkomst waar verder in stond dat wij geen enkel risico liepen.
Verbalisanten:
Wij tonen u een overeenkomst ter investering (D-186) met datum 17-05-2011 voor een bedrag van € 50.000,-. [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg is de geldnemer en
[slachtoffer 6] wordt in deze overeenkomst genoemd als de geldgever.
Wat kunt u ons over deze overeenkomst vertellen?
Getuige:
Deze overeenkomst is opgemaakt i.v.m. de inleg van € 50.000.
Verbalisanten:
Wij tonen u een overeenkomst ter investering (D-187) met datum 17-05-2011 voor een bedrag van € 25.000,-. [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg is de geldnemer en
[slachtoffer 6] wordt in deze overeenkomst genoemd als de geldgever.
Wat kunt u ons over deze overeenkomst vertellen?
Getuige:
Het zelfde zoals zojuist met de inleg van € 50.000.
Verbalisanten:
Bij uw e-mail van 8 oktober 2013 heeft u onder meer een overeenkomst van investering
(D-188) gevoegd. De overeenkomst kent datum 5-10-2012 en gaat over een bedrag van
€ 315.000,-. In deze overeenkomst wordt [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg genoemd als de geldnemer en [slachtoffer 6] genoemd als de geldgever.
Wat kunt u ons vertellen over de totstandkoming van deze overeenkomst?
Getuige:
Deze overeenkomst is in de plaats gekomen van de andere overeenkomsten en het bedrag van € 315.000 betreft onze ingelegde gelden bij Rob tot dat moment. Een overzicht van de betalingen naar Rob zit ook in de ordner. Wij hadden in december 2011 € 30.000 voor Facebook bij Rob ingelegd en op 19 september 2012 € 30.000 overgemaakt naar Rob wat geld betrof voor een korte periode. Deze twee bedragen zijn niet in de overeenkomst opgenomen. Na de opmaak van de laatste overeenkomst is er door ons op 19 oktober 2012 nog € 15.000 overgemaakt.
Verbalisanten:
In artikel 3 van voornoemde overeenkomst, met datum 5-10-2012, staat: ‘aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zal door geldnemer op ieder door de geldgever gewenst moment geschieden binnen 24 uur’. Is deze passage uit de overeenkomst aan de orde geweest en zo ja, hoe is een en ander dan verlopen?
Getuige:
Ja, wij hebben één keer aan Rob om geld gevraagd. Het ging om € 40.000 voor de aankoop van een auto. Wij hebben hier ongeveer vier weken op moeten wachten. Dit is niet zoals in de overeenkomst opgenomen. Verder hebben wij niet meer bij Rob om onze inleg gevraagd. Wel zijn wij vanaf eind december 2012 gaan vragen om ons rendement. Dit kon volgens Rob niet uitbetaald worden omdat het geld vastzat op de Dax.
Verbalisanten:
Volgens artikel 5 van de overeenkomst wordt door de geldgever contact opgenomen met de geldgever bij een daling van het ingelegde vermogen met meer dan 5% zodat de geldgever geïnformeerd blijft over de hoogte van zijn geïnvesteerde kapitaal. Geldgever zal in deze situatie altijd minimaal 95% van de hoofdsom terug ontvangen ongeacht de waarde van zijn ingelegd kapitaal op dat moment.
Bent u door Van den Berg ooit geïnformeerd dat uw ingelegde vermogen was gedaald met meer dan 5% en heeft u toen om teruggave gevraagd?
Getuige:
Nee.
Verbalisanten:
Volgens artikel 6 van de overeenkomst was u te allen tijde toegestaan om op enigerlei wijze inzicht te verkrijgen in de hoogte van uw inlegkapitaal. Heeft u ooit hierover bij Van den Berg navraag gedaan en zo ja, hoe is dit dan verlopen en zijn hierbij documenten verstrekt?
Getuige:
Ik ben vanaf het begin regelmatig bij Rob geweest om te kijken hoe het met onze inleg ging. Ik heb ook regelmatig uitdraaien van Rob gehad hoe het erbij stond. Toen hij niet meer kon betalen heeft hij al die tijd als reden de problemen op de Dax gebruikt. Dit was zelfs nog toen ik bij hem ging kijken in Eindhoven, twee weken voordat hij werd opgepakt. In september 2013, in Eindhoven, liet hij mij nog zien dat bijna al onze inleg er nog was. Hij liet ook zijn eigen vermogen zien. Rob zou nog over een vermogen beschikken van ongeveer 1,2 miljoen euro. Dit was de garantstelling voor de inleggers volgens Rob .
We hebben vanaf eind december 2012 nooit meer geld van Rob ontvangen. De laatste betaling was op 5 december 2012.
Getuige:
Wij hebben het geld alleen ingelegd op te gebruiken voor het handelen op de beurs. Als wij hadden geweten dat hij hiervan een huis zou kopen dan hadden wij hier nooit geld voor ingelegd en toestemming voor gegeven.
Getuige:
Hier (hof: betalingen door Rob van den Berg vanuit de pot, de beleggingsrekening, voor dure auto’s en daarmee samenhangende kosten) zouden wij nooit toestemming voor gegeven hebben.
Verbalisanten:
Wij vragen u of u van mening bent slachtoffer te zijn van enig strafbaar feit en of u hiervan aangifte wilt doen?
Gehoorde:
Ja, wij doen hierbij aangifte van oplichting.
36.
Proces-verbaal aanvulling verhoor getuigen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 34] d.d. 6 november 2013, G11-01A, p. 300086-300088, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 31 oktober 2013 heeft er al een verhoor van getuigen plaatsgevonden (G11-01) Tijdens
dit verhoor is er door de heer en mevrouw [slachtoffer 6] een ordner met diverse informatie en een snelhechter met sms / WhatsApp - en email verkeer aan ons overhandigd. Deze informatie is, door verbalisant Aaftink, bekeken en de stukken bevatten onder meer het volgende:
Overzichten door Van den Berg verstrekt aan [slachtoffer 6] (D-193 / D-194). Dit betreft de waarde van de aandelenportefeuilles per 31 december 2011 van [slachtoffer 6] privé (D-193)
en per 31 december 2012 van [besloten vennootschap slachtoffer 6] (D-194). Op beide overzichten staat aan de linker bovenzijde dat het een schaduwportefeuille betreft.
Email verkeer tussen [slachtoffer 6] en Van den Berg . Betreft de periode 18 september 2012 tot en met 5 september 2013. Begin december vraagt [slachtoffer 6] aan Van den Berg om een bedrag over te maken. Als dit in januari 2013 nog niet gedaan is door Van den Berg begint [slachtoffer 6] ongerust te worden of zijn inleg van totaal € 470.000 wel in orde is. Van den
Berg laat weten dat het in orde is, maar dat hij in eerste instantie zijn portefeuille teveel afgeschermd had waardoor er geen cash meer was en later dat hij een foute positie had ingenomen. Van den Berg geeft aan een te grote short positie te hebben ingenomen. In maart 2013 geeft Van den Berg aan dat het op korte termijn goed komt, dit omdat
[slachtoffer 6] rendementen wil ontvangen.
37. Overzicht betalingen aan Rob van den Berg , opgesteld door [slachtoffer 6] , dossierpagina 600919, welk overzicht als bijlage aan dit arrest is gehecht:
Uit het overzicht komt naar voren dat in de periode van 5 mei 2010 tot en met 10 oktober 2012 door [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 34] een totaalbedrag van € 470.000,00 is betaald aan verdachte R. van den Berg .
38. Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 6] door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, van 18 september 2014, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [slachtoffer 6] voornoemd:
Hij (hof: verdachte R. van den Berg ) heeft vertrouwen gekweekt door te spreken over de Binck Bank, IG Markets, door de mensen die bij hem waren.
Nadat ik in contact gekomen was met Van den Berg ben ik naar hem toegegaan, een keer of vijf/zes, voordat ik met hem in zee ging. Er waren allerlei schermen en ik mocht meekijken. Naar mijn idee was hij aan het handelen.Van den Berg zou mij informeren als de waarde van mijn inleg was gedaald onder 95%.
Ik heb Van den Berg via internet leren kennen. Ik kwam bij toeval uit bij zijn website. Dat zal in 2009 ergens geweest zijn. Ik heb gebeld uit nieuwsgierigheid en ben er een aantal malen geweest. Ik kwam daar bij hem allerlei mensen tegen, wat mij vertrouwen gaf. Ik ben met een klein bedrag begonnen. Ik was op dat moment op mijn hoede, maar ik heb Rob van den Berg niet gecheckt. Hij legde uit wat hij deed, dat hij als vermogensbeheerder had gewerkt bij Stroeve en het vermogen had beheerd van de gebroeders Hein (het hof begrijpt: Heijn). Hij vertelde ook dat hij twee keer de beste belegger van Nederland was geweest.
Toen ik daar bij hem was, belde hij met Binck-bank en IG Market.
Ik weet dat je een vergunning van de AFM nodig hebt voor vermogensbeheer. Ik wist niet dat Rob van den Berg geen vergunning had.
Ik heb een aantal contracten gehad. Ik heb zelf geen wijzigingen in die contracten aangebracht.
U, raadsman, vraagt mij of Rob van den Berg mij ooit heeft verteld dat het minder ging. Nee, ik ging aandringen toen ik geen geld meer kreeg.Hij heeft mij nooit spontaan gemeld dat het, door mij ingelegd, vermogen was gedaald tot onder de 95%. Ik kwam vanaf 2009 tot eind 2012 regelmatig over de vloer bij Rob van den Berg .Ik kreeg overzichten van hem te zien en tot het laatst stond mijn portefeuille in de plus.
De overeenkomsten die ik had met Van den Berg zijn getekend door mij en Rob van den Berg . Met het door mij ingebrachte bedrag zou hij gaan handelen op de beurs. In het begin was de afspraak dat ik 5% per maand zou ontvangen. Later zijn we dat gaan omzetten. Ik had 325.000 EUR ingelegd en ik zou 10.000 EUR per maand ontvangen, 3,25%.Toen ik geen rendementen meer kreeg, was mijn inleg er nog. Ik kreeg mijn portefeuille te zien op het beeldscherm en op prints. Mijn geld zat er nog in. Ik heb de inleg van 470.000 EUR niet terug gehad.
Rob van den Berg heeft mij nooit verteld dat hij een huis had gekocht. Het geld was bedoeld om op de beurs beleggingen te doen.
Rob van den Berg vertelde dat hij zijn leven lang in de beurshandel had gezeten.
39.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 oktober 2013, V01-01, p. 400001-400011, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte R. van den Berg :
Verbalisanten:
U wordt verdacht van (…) het feitelijk leiding hebben gegeven aan de verboden gedragingen van de rechtspersonen [besloten vennootschap verdachte I] en [besloten vennootschap verdachte II] . (…) Uw echtgenote, mevrouw [echtgenote verdachte] , wordt eveneens verdacht van voornoemde strafbare feiten.
Verdachte:
Dat slaat natuurlijk helemaal nergens op., het kind weet niet eens wat een aandeel is. Ze is natuurlijk wel aandeelhouder en bestuurder, maar (…) dat wat er allemaal is gebeurd in de BV’s dat heb ik allemaal gedaan en mijn vrouw helemaal niets. Ze heeft nog nooit iets gedaan voor [besloten vennootschap verdachte I] of [besloten vennootschap verdachte II] . De pasjes van de BV’s zitten ook in mijn portemonnee. Ze heeft alleen haar naam eraan gegeven. Ze heeft dat op mijn verzoek gedaan.
Ik ben getrouwd met [echtgenote verdachte] .
Vanaf mijn 20e of zo, zit ik al op de beurs, hobby-matig. Ik heb nooit bij een bank gewerkt of bij een financiële instelling of zo.
Mijn vermogenspositie is nul. Ik heb geld gestoken in ons huis, ik denk stenen is altijd goed. Geld van mijn rekening. Van mijn rekening, daarmee bedoel ik ook het gezamenlijke geld van mij en mijn beleggingsclubje. [slachtoffer 19] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 6] (het hof begrijpt: [slachtoffer 6] ) , [slachtoffer 26] . Er zitten er nog wel meer bij (…).
Ik heb het trouwens nooit verteld dat ik een huis ging kopen ook van hun geld. Ik heb nog wel wat uit te leggen. Ze zullen daar niet blij mee zijn. Ik had dus ook geen toestemming.Het zijn zakenmensen.
[slachtoffer 30] heeft zijn bedrijf in Helmond goed verkocht en geeft mij dan 4 miljoen.
Het klopt, ik zou ze waarschuwen, maar dat werkt zo niet, dat gaat niet.Natuurlijk heb ik zoete broodjes gebakken naar sommigen toe.
Verbalisanten:
Wanneer en op welke wijze heeft u [slachtoffer 29] op de hoogte gesteld van het feit dat het vermogen gedaald is beneden 95 % van de inleg?
Verdachte:
Dat vertel ik nooit.
Op mijn kantoor ook, daar staan de schermen gewoon open en iedereen kan zien wat ik doe. Je kan gewoon lezen wat ik doe. U zegt me; bijvoorbeeld ‘schaduwportefeuille’. Inderdaad, had iedereen gewoon kunnen zien, maar niemand vraagt er naar. Ze hadden gewoon kunnen zeggen: Rob , klik eens portefeuille aan in plaats van schaduwportefeuille, maar dat heeft niemand gedaan.(…)
Met [slachtoffer 19] ook. Ik kan een portefeuille op het scherm zetten met hun namen erbij. Als zij dan denken dat het hun portefeuille is, daar kan ik niets aan doen. Dat is hun idee.
Verbalisanten:
Wij tonen u document D-006. Betreft een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel over ‘ [eenmanszaak verdachte] ’, eenmanszaak Rob van den Berg . In dit uittreksel wordt onder meer vermeld dat ‘ [eenmanszaak verdachte] ’ op 01-05-2010 is gestart en per 31-12-2011 is opgeheven. Wat kunt u in relatie tot de tegen u geuite verdenkingen vertellen over de eenmanszaak ‘ [eenmanszaak verdachte] ’?
Verdachte:
In deze onderneming is de beleggingsclub begonnen. Deze onderneming is een eenmanszaak, gewoon een formaliteit.
Wij tonen u document D-022. Betreft informatie van de website: [website 3] . Op deze website [website 3] staat onder 'Investment' onder meer aangegeven:
“.... Wij geven een gegarandeerd rendement van 12% per jaar ofwel 1% per maand, daarnaast geven wij een kapitaalgarantie van 95% van de inleg ...” en
“... Hoe komen wij aan dit rendement... dit behalen wij door zeer snel en kort te handelen. Gemiddeld zijn er 200 trades per dag. Doordat het korte trades zijn, is uw vermogen slechts kort blootgesteld aan de financiële markten en hebben wij geen last van onverwachte nieuwsberichten of bewegingen op de beurzen aangezien wij met korte trades werken ...” en
“- ... Alle kosten zijn bij ons inbegrepen. U betaalt € 0,00. Dit is dus al een enorme besparing.
- Wij handelen buiten het toezicht van de AFM
- Minimale inleg € 100.000 ...” en“... De winsten die behaald worden boven de 12% zijn voor de [besloten vennootschap verdachte II] . Het is daarom een no cure - no pay beheer en [besloten vennootschap verdachte II] verdient alleen als u geld verdient, dat is wel zo eerlijk in deze roerige tijden ...”
en“... Grote verschil met het oude beleggen:
Vroeger kocht men aandelen of derivaten en maar wachten tot het een beetje in de winst liep. Dan de kosten van de beheerder er nog eens af, de inflatie eraf halen en naar het overgebleven rendement kijken wat vaak negatief is gebleken uit de historie.”
Kunt u ons vertellen over de betrokkenheid van u en uw echtgenote bij deze website en wat met deze website werd beoogd?
Verdachte:
Met deze site wilden we serieus aan de gang gaan. Dit was een mooie site, tjongejonge. (…) De informatie op de site mag je niet geven, zulke rendementen mag je niet beloven. (…) De informatie op deze site is allemaal fictief. Ze lijken inderdaad veel op de contracten die ik gesloten heb met de mensen uit de beleggingsclub.
40. Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 oktober 2013, D-01-02, p. 400012-400025, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte R. van den Berg :
Verbalisanten:
Je hebt inderdaad per saldo niets verdiend, maar grof verloren.
Wat is daarop je reactie?
Verdachte:
Dat is wel duidelijk. U vraagt me of ik enig idee heb hoeveel ik heb verloren, maar ik heb geen idee. Al het geld is nu bijna weg, ik sta op nul.
Verbalisanten:
Je hebt het gisteren al verteld, maar je hield helemaal geen portefeuilleadministratie bij.
Hoe wist je dan hoeveel je aan specifieke inleggers schuldig was?
Verdachte:Ik had de contracten, daaraan kon ik zien hoeveel mensen hadden ingelegd. Maar het is 1 pot geld en ik weet niet welk gedeelte van ieder afzonderlijke inlegger is. U vraagt me hoe ik dan had kunnen bepalen hoeveel mensen tegoed hadden, maar dat kon ik ook niet.
Als je alles goed wil weten moet je niet bij mij komen, maar naar een beheermaatschappij gaan. Ik ben een lamme kip op dat gebied.
U vraagt me hoe ik per inlegger kan bepalen dat hun portefeuille daalt beneden 95% van de inleg. Dat kan ik niet.
41. Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 oktober 2013, V01-03, p. 400026-400030, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte R. van den Berg :
U zegt me dat u ook heeft gezien hoeveel geld naar [echtgenote verdachte] is gegaan, tja maar hoeveel is er eigenlijk naar [echtgenote verdachte] gegaan? Maar op zich klopt het wel, ik ben van het inkomen en ik verzorg haar.
42.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 3 oktober 2013, V01-04, p. 400031-400035, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte R. van den Berg :
Verbalisanten:
Uit de (voorlopige) analyse van de ABN-AMRO rekening [bankrekeningnummer 2] komt onder meer naar voren dat in totaal € 511.207 is uitgegeven/overgeboekt aan exclusieve auto's. Wij hebben onderzoek verricht naar de auto's die op naam staan, dan wel hebben gestaan van R. van den Berg en/of [echtgenote verdachte] in de periode juli 2009 tot en met heden.
Wat kunt u daarover verklaren?
Verdachte:
Is dat zo veel geweest joh, ach ja nou. In de goede tijd ging dat ook, daarna heb ik dat minder gedaan. Ik heb toen het minder ging ook steeds goedkopere auto’s gekocht.
Verbalisanten:
Bij de raadpleging van de applicatie ‘Houderschapsbelasting’ zagen wij dat in de periode juli 2009 tot en met heden in totaal zeven voertuigen op naam hebben gestaan van R. van den Berg . Daarnaast zagen wij in de voornoemde applicatie dat in dezelfde periode (juli 2009 tot en met heden) in totaal zeventien voertuigen op naam (hebben) (ge)staan van [echtgenote verdachte] .
Verdachte:
U heeft al die auto’s opgenoemd, het is een hele lijst. Maar alle auto's op naam van [echtgenote verdachte] waren eigenlijk ook van mij. Behalve die Audi TT, die Audi A1 en die Peugeot 206. Die waren van [echtgenote verdachte] zelf. Al die dure auto's die waren gewoon van mij. Maar die stonden op naam van [echtgenote verdachte] omdat ik helemaal geen no-claim heb en [echtgenote verdachte] wel. Daarom stonden die op naam van [echtgenote verdachte] . De auto’s en de kosten zijn betaald door mij, vanuit de pot. De beleggingsrekening.
43.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 november 2013, V02-05, p. 400071-400076, voor zover inhoudende als verklaring van medeverdachte [echtgenote verdachte] :
Verbalisanten:
Wat was uw financiële situatie voordat u Rob leerde kennen?
Gehoorde:
Ik had een klein beetje spaargeld en wat aandelen van Ohra. Ongeveer 2.000 euro spaargeld en de aandelen waren ongeveer 7.000 euro. Als u mij vraagt wat Rob had dan moet ik u zeggen dat hij ook niets had. Rob had in het begin geen werk en na die tijd bij KPN en daarna bij TNT Post.
Verbalisanten:
Volgens ons onderzoek heeft in de afgelopen jaren bijna € 100.000,- op uw persoonlijke bankrekening ontvangen via de bankrekeningen van Rob , [besloten vennootschap verdachte I] en [besloten vennootschap verdachte II] . Wat heeft u met dit geld gedaan?
Gehoorde:
Ik heb hier de dagelijkse dingen van gedaan. Boodschappen gehaald, kleding en andere dingen van gekocht.
44.
Eindproces-verbaal d.d. 19 december 2013, p. 7-8, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Over de inkomsten van de verdachte vanuit professionele of beroepsmatige activiteiten het volgende.
Het laatste bij ons bekende dienstverband dat verdachte Van den Berg (V01) heeft gehad was bij TNT Post, in de functie van Teamcoach Voorbereiden. In 2010 heeft hij hiermee een bedrag verdiend van ca.€ 16.000. In 2010 had hij geen andere werkgevers. In 2009 is verdachte Van den Berg (V01) begonnen bij TNT Post en had daarnaast enkele uitzendbureaus als werkgever. Het totale bij ons bekende jaarinkomen over 2009 bedraagt ca. € 25.000.Over deze jaren heeft verdachte Van den Berg (V01) overigens geen bij ons bekende ondernemingsactiviteiten.
Daarnaast is, voor wat betreft de jaren vóór 2009, formele betrokkenheid vastgesteld van verdachte Van den Berg (V01) bij verschillende ondernemingen en rechtspersonen. De rechtspersonen zijn reeds langere tijd in staat van faillissement verklaard.
Per 30-10-2013 is verdachte Van den Berg reeds persoonlijk failliet verklaard.
Van [echtgenote verdachte] , (hof: de toenmalig partner van verdachte) zijn bij de Belastingdienst na 2008 geen inkomsten meer bekend. Het laatste bij ons bekende dienstverband is gedurende 2008 beëindigd. Hiermee verdiende zij circa € 10.000 per jaar.Sedert januari 2012 staat op haar naam een ondernemingsactiviteit geregistreerd, zijnde Bar Dancing [naam bar-dancing] te Haps. Hierover verklaarde [echtgenote verdachte] dat deze verliesgevend is. Inmiddels is de discotheek failliet verklaard per 12-11-2013.
45. Eindproces-verbaal d.d. 19 december 2013, p. 2-88, voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
(p. 000030)
Portefeuilleadministratie
Er is gedurende de doorzoeking op het woonadres of bedrijfsadres geen enkele vorm van portefeuille-administratie aangetroffen. Dit maakt dat verdachte Van den Berg op geen enkel moment de omvang kon bepalen van de individuele tegoeden.Ook is niets door ons aangetroffen dat erop wijst dat met het opzetten of bijhouden van enige portefeuille-administratie een aanvang is genomen.
Uit het ontbreken van deze administratie is af te leiden dat aan de terugbetaling van verplichtingen reeds op voorhand geen waarde werd gehecht. Nu dat er in bijna alle overeenkomsten ook is aangegeven dat verdachte Van den Berg de inleggers op de hoogte zou stellen als de portefeuille-waarde daalt beneden de 95%, kan hieruit worden afgeleid dat verdachte reeds bij aanvang niet de intentie heeft gehad om die bepaling na te komen.
(p. 000078)
Aangever [slachtoffer 30] heeft in zijn verhoor (AH-022, onder punt 7) aangegeven dat
Van den Berg de brief (D-059), van zijn advocaat, [naam advocaat] van [advocatenkantoor] , gericht aan de AFM, inzake de blokkade op de rekeningen van Van den Berg , aan hem heeft gestuurd.
Navraag bij advocaat [naam advocaat] leerde echter dat hij in het geheel geen wetenschap had van dit schrijven. Op 12 september 2013 heeft [naam advocaat] , advocaat van [advocatenkantoor] , via een email laten weten dat de brief niet door hem is opgesteld.
Naar aanleiding van de verklaring van de heer [slachtoffer 30] (AH-022, onder punt 7) is ook mevrouw [naam medewerker AFM] van AFM de vraag voorgelegd of zij kennis had van de brief (D-059). Op 19 augustus 2013 heeft mevrouw [naam medewerker AFM] , via een e-mailbericht, laten weten, dat een brief (D-059), met dagtekening 11 januari 2013, van [advocatenkantoor] gericht aan de AFM, nooit door de AFM is ontvangen.
46. Brief van [naam advocaat] van [advocatenkantoor] Advocaten en Belastingadviseurs, gericht aan de Autoriteit Financiële Markten, ter attentie van mevrouw mr. [naam medewerker AFM] , d.d. 11 januari 2013, D-059, p. 600318, voor zover inhoudende:
Amsterdam, 11 Januari 2013
Dossiernummer : 20120027
Betreft : Van den Berg / AFM, last onder dwangsom: INT-DAMe-12041020
Geachte mevrouw [naam medewerker AFM] ,
Bij deze bevestigen wij ons telefonisch onderhoud van heden middag. Waarin is besproken waarom er toch nog een blokkade zit op de rekeningen van Dhr van den Berg .
U heeft ons medegedeeld dat dit een administratieve maatregel is die er pas af kan nadat alle stukken van de rechtbank zijn binnen gekomen en verwerkt.
Wij gaan er dan ook vanuit dat dit binnen 10 dagen na heden zal geschieden.
Dit heeft u ons ook mondeling toegezegd.
Met vriendelijke groet,
[naam advocaat]
47. E-mailbericht van mr. [naam advocaat] aan de FIOD d.d. 12 september 2013, D-122,p. 600707, voor zover inhoudende:
Geachte heer [verbalisant 2] ,
Over de door u bedoelde brief, zoals aangehecht aan uw e-mailbericht, kan ik het volgende verklaren.
De brief is met zekerheid niet door mij opgesteld. Mijn vermoeden is dat de heer R. van den Berg een brief van mijn kantoor aan hem van eerdere datum heeft "bewerkt". Ik heb inderdaad op enig moment, via de heer [slachtoffer 30] , kennis gekregen van deze brief. Ik heb daarop eerst telefonisch contact opgenomen met de AFM en hen gevraagd of zij deze brief ook hadden ontvangen. Ik begreep dat dit niet het geval is. Uiteraard heb ik in dit telefoongesprek benadrukt dat zou deze brief toch zijn of worden ontvangen men er zeker van kon zijn dat ik deze brief niet heb opgesteld en ook niet heb verstuurd.
Overigens kent de bewuste brief het briefhoofd van " [advocatenkantoor] ". Dat is de oude naam van mijn kantoor. Op 11 januari 2013, de in de brief opgenomen datering, was ons kantoor inmiddels genaamd: [advocatenkantoor] en werd uiteraard uitsluitend briefpapier met dat briefhoofd gebruikt. Ik vermoed dat de heer Van den Berg de brief heeft vervalst en dat dus bovendien op een tamelijk knullige wijze heeft gedaan.
Ik heb op enig moment nog via de computer - vraag me nu niet meer hoe dat ook al weer precies moet - de eigenschappen van de bewuste, in mijn ogen dus vervalste, brief nagezocht. Dat kon omdat mij de wordversie van de brief was toegezonden (ik veronderstel door de heer [slachtoffer 30] ). Ik zeg het nu even uit mijn hoofd maar uit die exercitie bleek dat de brief oorspronkelijk was aangemaakt door een medewerkster van dit kantoor maar op een latere datum was aangepast. Ik meen dat als naam van degene die het document had aangepast werd vermeld " Van den berg " o.i.d. Dit heeft mij gesterkt in het vermoeden dat de heer R. Van den Berg een oude brief van mijn kantoor heeft vervalst door deze op enig moment te bewerken.
[naam advocaat]
48. E-mailbericht van mr. [naam medewerker AFM] , toezichthoudster integriteitstoezicht bij de Autoriteit Financiële Markten aan de FIOD d.d. 19 augustus 2013, D-121, p. 600704, voor zover inhoudende:
Geachte heren,
Naar aanleiding van het verzoek van 15 augustus 2013 van [verbalisant 2] bericht de AFM als volgt.
De aan uw e-mail gehechte brief gedateerd 11 januari 2013 van [advocatenkantoor] gericht aan de Autoriteit Financiële Markten t.a.v. mevrouw [naam medewerker AFM] (document D-059) is niet door mij dan wel - voor zover ik kan nagaan - door de AFM ontvangen. De inhoud van de brief was mij tot vandaag onbekend.
Op 24 januari 2013 heeft de heer mr. [naam advocaat] van [advocatenkantoor] telefonisch contact met mij opgenomen. De heer [naam advocaat] heeft mij gevraagd of ik een brief had ontvangen op briefpapier van [advocatenkantoor] en ondertekend door hem, waarin wordt gerefereerd naar een telefoongesprek tussen de heer [naam advocaat] en mij op 11 januari 2013. De heer [naam advocaat] verklaarde dat deze brief niet van hem afkomstig is. Vervolgens heb ik de heer [naam advocaat] verklaard dat ik onlangs geen brief van hem had ontvangen. Dit stelde de heer [naam advocaat] gerust. Over de inhoud van de brief wilde de heer [naam advocaat] niets loslaten. Ik heb ten slotte met hem afgesproken dat ik contact met hem zou opnemen als ik in zaak Van den Berg een brief van hem zou ontvangen.
Met vriendelijke groet,
[naam medewerker AFM]
49. Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 2 oktober 2013, p. 400019, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte R. van den Berg :
Verbalisanten:
Wij tonen u document D-059. Betreft een brief verkregen van de heer [slachtoffer 30] .
Brief heeft dagtekening 11 januari 2013. In deze brief bevestigt ‘ [naam advocaat] ’, uw advocaat, een telefonisch onderhoud dat hij heeft gehad met mevrouw [naam medewerker AFM] van AFM.
Verdachte:
Die brief is verzonden vanaf mijn mailaccount (…).
50. Proces-verbaal onderzoek digitaal vermoedelijk vervalst document D-059 d.d. 8 augustus 2013, AH-032, p. 200270-200271, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
In opdracht van het onderzoeksteam heb ik, verbalisant, onderzoek gedaan in de computerdata die op 29 mei 2013 ten behoeve van dit onderzoek is veiliggesteld op het woonadres van verdachte Robert van den Berg aan de [adres 3] te [postcode 2] [plaatsnaam 2] . Van het veiligstellen van deze data en de daarop volgende verwerking van de data in het forensische programma Forensic Toolkit, hierna afgekort als FTK is proces-verbaal AH-021 opgemaakt. Het onderzoeksteam heeft mij gevraagd te zoeken naar de digitale versie van een vermoedelijk valse dan wel vervalste brief die aan het strafdossier is toegevoegd onder bijlagenummer D-059.
Ik heb met behulp van FTK onder meer onderzoek gedaan in FTK-case 51564-A-02-02-003-LAP. Dit betreft een ftk-case van een forensisch image van een harde schijf uit een laptop van het merk en type Asus Ultra Slim. Deze laptop heeft tijdens de doorzoeking de inbeslagnamecode A-02-02-003 gekregen.
Ik heb in deze case een e-mailbericht aangetroffen met de bestandsnaam "3EF60822-000008C2.eml". Dit bestand heeft binnen deze ftk-case het unieke itemnummer 2794936.
Ik heb gezien dat bij dit e-mailbericht een Worddocument als bijlage zat met de bestandsnaam "brief afm.docx". Dit bestand heeft binnen deze ftk-case het unieke itemnummer 3941649. Ik heb dit Worddocument afgedrukt en als D-102 bij dit proces-verbaal gevoegd. k heb het e-mailbericht aangetroffen in de directory "51564-A-02-02-003-LAP.E01/Partition 1/OS
[NTFS]/[root]/Users/ Rob /AppData/Local/MicrosofUWindows Live Mail/ [eenmanszaak verdachte] e0d/Sent Items/".
Ik heb gezien dat het e-mailbericht afkomstig is van het e-mailadres [e-mailadres 1] en op 11 januari 2013 is verzonden naar " [besloten vennootschap van slachtoffer 30] " [e-mailadres 3] .
Ik heb gezien dat de inhoud van voornoemd Worddocument "brief afm.docx" identiek is aan de inhoud van voornoemd brief met bijlagenummer D-059.
In de MicrosoftOfficeMetadata van dit Worddocument heb ik gezien dat als oorspronkelijk auteur van de brief de naam ' [betrokkene 4] ' is vastgelegd, dat het document van origine een sjabloon is met de bestandsnaam ' [advocatenkantoor] letter' en dat dit Worddocument op 11 januari 2012 om 11:33 uur voor de laatste keer is opgeslagen door ' Rob ' met behulp van de Microsoft Wordversie 2010.
51. Aanvullend proces-verbaal in verband met onderzoekswensen d.d. 5 december 2018 met als bijlagen aangetroffen e-mailverkeer, welke berichten aan dit arrest zijn gehecht, afzonderlijk in het procesdossier gevoegd, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
De aanleiding van dit proces-verbaal is het bevel van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch inhoudende dat door de FIOD een aanvullend proces-verbaal wordt opgemaakt omtrent de vraag of er aanwijzingen zijn dat iemand anders dan de verdachte gebruik heeft gemaakt van diens laptop. Dit op de dag van het opslaan en op de dag van het verzenden van een document, te weten een brief gedateerd 11 januari 2013, afkomstig van [naam advocaat] van [advocatenkantoor] (hof: [advocatenkantoor] ) Advocaten Belastingadviseurs gericht aan mr. [naam medewerker AFM] van de Autoriteit Financiële Markten. In het dossier van onderzoek is aan dit document de code ‘D-059’ toegekend.
De verdenking van de aan de orde zijnde 'valsheid in geschrifte' houdt verband met geld dat belegger [slachtoffer 30] , volgens gemaakte afspraken, is toegezegd door verdachte R. van den Berg .
Aanvullend onderzoek
Eerder in dit proces-verbaal heb ik, met verwijzing naar AH-032, al vermeld dat er onderzoek is verricht in de computerdata die op 29 mei 2013 op het woonadres van verdachte Robert van den Berg is veiliggesteld. De data betreft onder meer informatie die is aangetroffen op de laptop van Van den Berg . Tevens de laptop waarop het e-mailbericht D-101 en de bijlage D-102 is aangetroffen. Ik heb de veilig gestelde informatie van betreffende laptop opnieuw onderzocht en daarbij vastgesteld dat Van den Berg gebruik heeft gemaakt van verschillende email-accounts, zoals te benoemen: [e-mailadres 5] en [e-mailadres 1] .
Ik heb gezocht naar e-mailverkeer van 11 januari 2013 en met name ook gezocht naar bijzonderheden op en rondom het tijdstip 16:38:20 uur, het moment waarop de e-mail (D-101) en de bijlage (D-102, hof: de brief beweerdelijk afkomstig van mr. [naam advocaat] , ook te vinden onder D-059) naar [slachtoffer 30] is verzonden. Ik trof onder meer het volgende e-mailverkeer aan.
(Hof: zie aangehechte bijlagen voor het betreffende e-mailverkeer).
Samengevat:
Ik heb geen enkele aanduiding gevonden waaruit is op te maken dat er iemand anders dan de verdachte gebruik heeft gemaakt van de laptop van verdachte. Dit voor het opslaan en verzenden van het document, te weten een brief gedateerd 11 januari 2013, afkomstig van [naam advocaat] van [advocatenkantoor] Advocaten Belastingadviseurs gericht aan mr. [naam medewerker AFM] van de Autoriteit Financiële Markten (D-059).
De bevindingen zoals die al in het dossier van onderzoek zijn verwoord en in dit proces-verbaal (opnieuw) zijn opgenomen leiden voor mij tot het zeer sterke vermoeden dat het niemand anders kan zijn dan verdachte zelf, die de brief (D-059) heeft opgemaakt en op 11 januari 2013 per e-mail heeft verzonden aan de heer [slachtoffer 30] .
Met betrekking tot de strafzaak met arrondissementsparketnummer 01-997507-15 (in hoger beroep met ressortsparketnummer 20-002893-17, ter terechtzitting van het hof gevoegd):
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Eindhoven, op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] , opsporingsambtenaren van de Belastingdienst/FIOD, dossiernummer 56110, gesloten d.d. 5 november 2015, bevattende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van de Belastingdienst/FIOD met daarin gerelateerde bijlagen, met doorgenummerde dossierpagina’s 1-1250.
52.
Vonnis van de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch van 29 oktober 2013, zaaknummer C/01/267503 / FT RK 13/1390, p. 750-751, voor zover inhoudende:
Vonnis faillietverklaring
Gezien het verzoekschrift, ingediend ter griffie van deze rechtbank op 26 augustus 2013 door de advocaat mr. [advocaat 3] te Eindhoven namens:
[verzoeker] ,
strekkende tot faillietverklaring van:
R. van den BERG
[adres 3]
[postcode 2] [plaatsnaam 2]
Gelet op de beschikking van deze rechtbank van 26 augustus 2013, waarbij de oproeping van gerekestreerde is bevolen.
Overwegende dat gerekestreerde, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet is/zijn verschenen.
Overwegende dat in verband met het in het verzoekschrift gestelde, summierlijk is gebleken van het vorderingsrecht van schuldeiseres, alsmede dat feiten en omstandigheden aanwezig zijn die aantonen, dat gerekestreerde verkeert in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
(…)
Beslissende:
Verklaart:
Robert VAN DEN BERG ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode 2] [plaatsnaam 2] , [adres 3] ,
in staat van faillissement.
(…)
Stelt aan tot curator mr. M.J.W. van Ingen, advocaat te 's-Hertogenbosch.
(…)
Deze beslissing is gegeven door mr. P.J. Neijt, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 oktober 2013 te 10:48 uur, in tegenwoordigheid van de griffier.
53. Proces-verbaal aangifte curator d.d. 27 januari 2015, p. 180-184, voor zover inhoudende als verklaring van curator mr. M.J.W. van Ingen:
Verbalisanten:
Welke verplichtingen heeft failliet ten opzichte van u en welke afspraken heeft u hierover met hem gemaakt?
Gehoorde:
Na de uitspraak van het faillissement zat de heer Van den Berg in detentie in de PI te Grave. Ik heb hem later in detentie wel gesproken en Van den Berg meegedeeld dat hij alles moest vertellen.
Verbalisanten: Welke verplichtingen heeft failliet ten opzichte van u en welke afspraken heeft u hierover met hem gemaakt?
Gehoorde:
Alles wat hij aan inkomsten of vermogen heeft of verkrijgt valt in het faillissement, op grond van art. 20 Faillissementswet, en moet Van den Berg melden. Wanneer er sprake was geweest van inkomen of vermogen dan had Van den Berg kunnen verzoeken om een uitkering voor levensonderhoud. De rechter-commissaris neemt hierin dan een beslissing vastgelegd in een beschikking. Er is geen beschikking afgegeven, omdat er geen sprake was van enig inkomen of vermogen. Hierover heb ik met de heer Van den Berg gesproken.
Verbalisanten:
Wij houden u de volgende passages voor uit een proces-verbaal van verhoor (DOC-005) tussen Politie, bureau Tilburg en failliet (als getuige), opgemaakt op 22 oktober 2014 (hof, p. 708: failliet is de verdachte):“V: Waar kent u het bedrijf [vastgoed besloten vennootschap] van?
A: Die heb ik geadviseerd.”
en
“V: Waar in geadviseerd?
A: In zijn financiële toestanden waar hij zich in begeeft. Ik ben daar wel een paar maanden mee bezig geweest. Ik heb daar netjes mijn geld voor gekregen. Hij had wat te veel overgemaakt. Dat heb ik weer netjes teruggeboekt. Ik heb daar 100.000,- Euro voor gekregen, dat was inclusief bonus. Hij had een aantal panden en hij zat volledig aan de grond. Hij had een aantal panden en ik zei tegen hem dat hij die moest verkopen. Ik heb hiervoor een soort plan voor hem gemaakt. Ik denk dat hij panden verkocht heeft, want ongeveer twee maanden op zondag kreeg ik het geld betaald. Ik weet nog dat dit op zondag was, omdat ik het opvallend vond dat dit In het weekend gebeurd was. Hij had volgens mij 70.000,- Euro overgemaakt naar mijn ABN rekening en 30.000,- naar mijn beleggingsrekening. Hij had ook nog 30.000,- Euro naar mijn De Giro overgemaakt, maar omdat het dus te veel was heb ik dit geld terug geboekt.”
Ik had met hem afgesproken dat ik minimaal 50.000,- Euro zou krijgen. En als hij het goed zou doen, dan zou ik daar een bonus op krijgen. Uiteindelijk kreeg ik dus 100.000,- Euro.”
Verbalisanten:
In aansluiting op de voorgaande passages en de daarbij genoemde bedragen tonen wij u een bankafschrift (DOC-004) waaruit naar voren komt dat failliet deze bedragen ontvangen heeft. Wat is hierop uw reactie?
Gehoorde:
Ik heb hier kennis van genomen. Ik ben hierover geschokt. Op 25 mei 2014 heb ik de heer Van den Berg nog gesproken over het vrijgeven van zijn bankrekening, een bankrekening die eindigt op 903, om zijn uitkering van de gemeente op te laten binnenkomen. Op 26 mei 2014 heeft R. van den Berg mij hier nog een e-mail over gestuurd waarin hij sprak van een voorschot van de gemeente en als adres de [adres 3] opgaf.
Ik overhandig u hierbij een afschrift van de email van 26 mei 2014.
Op 4 juni 2014 heb ik de ABN-AMRO bank verzocht om deze rekening vrij te geven.
Ik overhandig u hierbij een afschrift van de brief van 4 juni 2014.
Op het bankafschrift, DOC-004, zie ik bij de omschrijving van de overboekingen op
4 augustus 2014 van bedragen aan R. van den Berg op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer 7] , dat hij in mei 2014 al wist dat hij inkomen zou ontvangen in de vorm van een managementvergoeding.
Uit een van de passage uit de verklaring van Van den Berg leid ik ook af dat hij kennelijk wist dat hij minimaal € 50.000,- zou ontvangen.
Ik stel vast dat de bedragen die aan Van den Berg zijn overgemaakt op 4 augustus 2014 terecht zijn gekomen op de bankrekening die ik op 4 juni 2014 heb laten vrijgeven voor de ontvangst voor zijn uitkering.
Het moet Van den Berg volstrekt duidelijk geweest zijn dat hij, gelet op het voorgaande, niet aan zijn informatieverplichting tegenover mij heeft voldaan en dat hij gelden heeft onttrokken aan de boedel. Dit gaat ver boven het niveau van ‘was ik vergeten’. Ik besef mij dat ik tot op heden nog geen bankafschriften van hem ontvangen heb. Een andere bankrekening dan de ‘903’-rekening van Van den Berg ken ik niet. De € 75.000,- die op de rekening van de heer Van den Berg gestort is valt onmiskenbaar in de boedel en had derhalve door hem aan mij gemeld moeten worden.
Verbalisanten:
Is Van den Berg in de gelegenheid geweest om u de betreffende inlichtingen te verstrekken, die uit de voorgaande stukken naar voren zijn gekomen?
Gehoorde:
Van den Berg is genoegzaam in de mogelijkheid geweest om mij hiervan in kennis te stellen. Hij heeft naar mijn mening daarmee niet alleen verzuimd informatie te verstrekken maar zelfs doelbewust achtergehouden.
Verbalisanten:
Bestaat er voor u aanleiding om, gelet op al het voorgaande, aangifte te doen van begane strafbare feiten door failliet? Zo ja, om welke strafbare feiten gaat het dan en wat zijn dan de gronden waarop u dit baseert?
Gehoorde:
Ja, ik doe hierbij aangifte tegen R. van den Berg van faillissementsfraude, strafbaar gesteld bij artikel 341 Wetboek van Strafrecht en van het verzuim van zijn inlichtingenplicht tegenover mij als curator, strafbaar gesteld bij artikel 194, lid 1 Wetboek van Strafrecht. Van den Berg heeft, naar mijn mening, niet alleen verzuimd, maar doelbewust verzwegen dat hij inkomsten gegenereerd heeft die in de faillissementsboedel vallen. Hij heeft gelden aan de boedel onttrokken over de periode 1 mei 2014 tot en met heden.
54. Proces-verbaal van verhoor van getuige mr. M.J.W. van Ingen q.q. door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Oost-Brabant te ’s-Hertogenbosch, van 24 november 2016, voor zover inhoudende als verklaring van getuige Van Ingen voornoemd:
Raadsman vraagt mij wanneer ik de informatie heb gekregen dat Van den Berg op een van de rekeningen een bedrag gestort had gekregen. Raadsman zegt dat het gaat om een bedrag van 50.000 euro gestort op 4 augustus 2014. Ik kreeg de informatie van Justitie in een lopend onderzoek. Van den Berg heeft later, nadat ik aangifte gedaan had en nadat hij gehoord was, mij die stortingen opgehelderd.
Het is absoluut onjuist dat hij er eerder met mij over gesproken heeft dan dat hij verhoord is. Als hij die inkomsten had gemeld dan had ik anders geacteerd.
Nadat hij (hof: verdachte R. van den Berg ) was gehoord door Justitie kwam hij vertellen dat hij inkomsten had gehad. Ik denk dat ik na de aangifte in totaal drie gesprekken met Van den Berg heb gehad.
Ik heb Van den Berg samen met een kantoorgenoot bezocht in de PI en er van in kennis gesteld dat hij gevraagd en ongevraagd inlichtingen moet verstrekken. We hebben vragen gesteld naar het vermogen en erop gewezen dat inkomsten onder het beslag vallen en dat die niet gebruikt mogen worden zonder beschikking van de rechter-commissaris.
55.
E-mail van verdachte R. van den Berg aan de curator mr. M.J.W. van Ingen d.d. 26 mei 2014, dossierpagina 765, voor zover inhoudende:
Geachte heer van Ingen,
Zoals afgesproken vorige week na ons telefonisch overleg hier een voorbeeld van de blokkade van mijn privé rek.
Deze rekening staat op nul, maar heb ik nodig om een voorschot van de gemeente op te krijgen.
Mijn rekening nummer is: [bankrekeningnummer 2] t.n.v. R van den Berg , [adres 3]
Bijgevoegd een print screen met de blokkade
Met vriendelijke groet,
Rob vd Berg
56. Brief van curator mr. M.J.W. van Ingen aan de ABN Amrobank N.V. d.d. 4 juni 2014, dossierpagina 758 (en 203), voor zover inhoudende:
Geachte heer/mevrouw,
In mijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de heer R. van den Berg wend ik mij tot u ter zake van het navolgende.
Mijn curandus houdt bij u een rekening aan onder nummer [bankrekeningnummer 2] . Vriendelijk verzoek ik u deze rekening vrij te geven voor gebruik door gefailleerde. Voor verificatiedoeleinden zend ik u een kopie van het faillissementsvonnis mede.
Inmiddels verblijft,
Hoogachtend,
(w.g.) M.J.W. van Ingen
57. Bankafschrift van een rekening ten name van [vastgoed besloten vennootschap] , aangehouden bij de Rabobank, dossierpagina 705, welk afschrift als bijlage aan dit arrest is gehecht:
Uit genoemd afschrift komt naar voren dat op 4 augustus 2014 een bedrag van € 50.000,00 en een bedrag van € 25.000,00 is overgemaakt naar bankrekening [bankrekeningnummer 7] ten name van verdachte R. van den Berg , met omschrijvingen ‘management facturen mei-juni-juli 2014 + ‘bonus’ en ‘restant management facturen + bonus mei-juni-juli 2014’.
58. Proces-verbaal van verhoor d.d. 7 juli 2015, p. 220 e.v., voor zover inhoudende als verklaring van curator mr. M.J.W. van Ingen:
Op 21 mei 2015 heb ik via e-mail gereageerd (hof: op de e-mail van de advocaat van verdachte Van der Berg van 20 mei 2015). Ik heb in deze email nog aangegeven dat Van den Berg terdege op de hoogte is van de verplichtingen die op hem rusten maar dat hij hier nog geen invulling aan heeft gegeven.
Verbalisanten: Wat is er inmiddels door Van den Berg aan u verteld/verstrekt dat van belang kan zijn tot de gedane aangifte tegen hem?
Gehoorde: Na de e-mailcorrespondentie met de advocaat van Van den Berg , heb ik een afspraak met Van den Berg gemaakt. Op 4 juni 2015 is hij, alleen, bij mij op kantoor verschenen. Het bezoek van Van den Berg op 4 juni 2015 heb ik met mijn email van 4 juni 2015 bevestigd.
59.
E-mailverkeer tussen verdachte R. van den Berg en de curator mr. M.J.W. van Ingen d.d. 4 juni 2015, p. 1140-1141, voor zover inhoudende:
(Hof: e-mail van curator mr. Van Ingen aan de verdachte):
Geachte heer Van den Berg ,
Voor de goede orde bevestig ik u dat u op mijn kantoor bent verschenen en mij daarbij heeft medegedeeld dat u nadat u uit detentie bent gekomen inkomsten heeft genoten welke u mij niet heeft opgegeven en wel zich bewust was ook na mijn mededelingen van het feit dat u dat had dienen te doen.
In dat kader heeft u mij onder meer verklaard dat u € 75.000,= aan inkomsten heeft gehad die u heeft gebruikt om een nieuwe Audi S 6 te kopen en dat u in de tussenliggende periode diverse auto’s heeft gekocht en verhandeld. Bovendien heeft u gelden geleend bij elkaar voor circa € 1 miljoen die u gebruikt heeft om te beleggen.
U heeft mij de geldleningsovereenkomsten overhandigd en heeft mij later een huurovereenkomst van de inmiddels door u gehuurde woning aan de [adres 5] ter beschikking gesteld. Verder zou u mij nog informeren door mij inzage te geven in de door u genoten inkomsten en het verloop van uw rekening.
Het leek mij goed u even dit te bevestigen.
Inmiddels verblijft,
met vriendelijke groet,
M.J.W. van Ingen,curator
(Hof: daarop volgende e-mail van de verdachte aan curator mr. Van Ingen):
Geachte heer van Ingen,
Bedankt voor uw mail.
Als u het niet erg vind wilde ik hier wel een kleine aanvulling in geven.
De inkomsten kloppen inderdaad, en heb daar een rs6 voor gekocht met de bedoeling deze te verkopen of te verhandelen met winst.
Heb dat inderdaad met meerdere auto's gedaan.
(…)
Met vriendelijke groet,
Rob vd Berg
60. Eerste openbaar verslag in het faillissement van Robert van den Berg d.d. 17 december 2013, p. 205-210, met als bijlage lijsten van concurrente en preferente schuldvorderingen, p. 211, welke lijst als bijlage aan dit arrest is gehecht, voor zover inhoudende:
3. De schulden/passivaVerwezen wordt naar het aan dit verslag gehechte financieel verslag met daaraan gehechte lijsten van boedelschulden en ingediende schuldvorderingen.
3.1
Worden er vorderingen betwist? Tot op heden zijn er nog geen vorderingen betwist.
Hof: uit het overzicht van ingediende en voorlopig erkende concurrente schuldvorderingen blijkt van dergelijke schuldvorderingen tot een bedrag van € 6.181.513,05) plus € 2.663,00 aan ingediende en voorlopig erkende preferente vorderingen. Dat geeft in totaliteit€ 6.184.176,05 aan ingediende vorderingen. Daartegenover staan blijkens het overzicht aan activa op dossierpagina 208, nauwelijks activa.
61. Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 juli 2015, p. 123-140, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte R. van den Berg :
Verbalisanten:
Wat kunt u vertellen over uw genoten inkomsten vanaf de periode 1 mei 2014 tot aan heden?
Verdachte:
€ 75.000 euro heb ik vorig jaar verdiend in 2014, dat heb ik verdiend met een adviesklus voor meneer [betrokkene 6] en zijn BV.
62.
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de rechtbank Oost-Brabant, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, locatie ’s-Hertogenbosch, van 29 augustus 2017, p. 3-4, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte R. van den Berg :
De voorzitter vraagt mij of het klopt dat ik tot 16 april 2014 gedetineerd heb gezeten. Dat klopt.
De voorzitter vraagt mij of het klopt dat ik vanaf 1 oktober 2013 gedetineerd zat. Dat klopt. De voorzitter vraagt mij of de curator bij mij op bezoek is gekomen toen ik in detentie zat. Ja, eenmaal.
Toen ik uit voorlopige detentie werd geschorst (hof: op 16 april 2014, blijkens pagina 7), heb ik alles weer moeten oppakken. De voorzitter vraagt mij of de werkzaamheden voor [vastgoed besloten vennootschap] deel uitmaken van de zaken die ik heb moeten oppakken. Ja, dat was een onderdeel ervan. Het was fijn dat ik op die manier weer inkomsten kon genereren.
63.
Proces-verbaal van bevindingen stukken inbeslaggenomen bij [betrokken bedrijf 7] d.d. 4 juni 2015, p. 405-407, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
Op 29 april 2015 zijn er bij de [betrokken bedrijf 7] -locatie aan de [adres 6] stukken inbeslag genomen inzake R. van den Berg / [betrokken bedrijf 8] BV. De oprichtingsakte van de [betrokken bedrijf 8] BV is van 2 oktober 2014. De oprichter van deze BV is de heer [katvanger] , tevens algemeen directeur en enig aandeelhouder. Ik heb enkele blanco overeenkomsten van geldlening aangetroffen. Hierop lees ik dat over de hoofdsom die geleend wordt door [betrokken bedrijf 8] een wekelijkse rente verschuldigd is van minimaal 2 %.
Uit een aangetroffen bankafschrift, rekening [bankrekeningnummer 12] , op naam van [betrokken bedrijf 8] BV, datum afschrift 03-02-2015, komt naar voren dat er diverse mensen ingestapt zijn en geld overgemaakt hebben naar de [betrokken bedrijf 8] BV en ook weer geld ontvangen. Op de afschriften van de bankrekening zie ik ook dat er diverse malen geld is overgemaakt naar de bankrekening van R. van den Berg .
Op 21 mei 2015 heeft er een gesprek plaatsgevonden met de heer [katvanger] , oprichter en enig aandeelhouder van de [betrokken bedrijf 8] BV. [katvanger] verklaarde onder andere dat hij de beschikkingsbevoegdheid over de rekening van [betrokken bedrijf 8] overgedragen had aan van den Berg en dat hij de afgelopen 5 maanden niet meer op het vestigingsadres van [betrokken bedrijf 8] was geweest.
64. Verslag van een bijeenkomst tussen ING en [betrokken bedrijf 8] B.V. d.d. 9 maart 2015, p. 838-840, voor zover inhoudende:
Bij kantoor Eindhoven, Nieuwstraat 1 op 9 maart 2015 om 10:30 uur.
Aanwezig:
UBO en vertegenwoordiger [katvanger] en zijn "hulp" Robert van den Berg ( [geboortedatum in het jaar] -1964).
Namens ING is aanwezig [betrokkene 9] en [betrokkene 10] , Klantmonitoring Amsterdam.
Nu verscheen de heer [katvanger] met aan zijn zijde, een meneer die zich voorstelde als " Rob ". Deze Rob blijkt de heer Robert van der Berg te zijn en hij is bekende van de vader van [katvanger] .
De heer Van Den Berg probeert telkens het woord te voeren namens de daadwerkelijke UBO en geeft aan dat hij heer [katvanger] bijstaat bij zijn onderneming. De heer [katvanger] zegt eigenlijk heel weinig en verklaart wel dat hij niet weet wat er in de beleggingsportefeuille zit (short sprinter op de AEX) en dat hij zich de "laatste tijd niet bezig houdt met de onderneming". Hij geeft aan dat hij weinig verstand heeft van beleggen en dat de heer Van de Berg hem dat gaat leren. De heer van de Berg geeft aan dat [katvanger] weinig kan horen en ook nog erg veel last heeft van de operatie.
De heer Van den Berg geeft aan dat [betrokken bedrijf 8] BV een investeringsmaatschappij is van vermogende klanten die meer dan E 100.000 willen beleggen bij hem. We hebben gevraagd naar de vorm van belegging: het gaat het om een vastrentend contract van 2% per week.Deze investeringen lopen via [rechtsopvolgster besloten vennootschap verdachte I] BV (een onderneming die voorheen bekend was onder [besloten vennootschap verdachte I] en stond op naam van mevrouw PE [echtgenote verdachte] - van den Berg ).
Gevraagd naar de kennis van beleggen geeft van den Berg aan dat hij diverse investeringsmaatschappijen heeft. Hij wil geen indicatie geven over hoeveel geld hij zou bezitten, maar het zou veel zijn. Hij doet de beleggingen voor deze BV en dat doet hij op basis van de persoonlijk verstrekte codes van de ING aan de heer [katvanger] .
Gezien de boekingen en de omschrijving hebben we [slachtoffer 17] het idee dat dit allemaal wordt geregeld door de heer van den Berg die ook de codes heeft om internetorders door te geven. We zien omschrijvingen zoals "groetjes Rob " en andere niet zakelijke betalingen zoals "Betaling Laarzen" aan een particulier.
We zien aan het rekeningenverloop dat het hele “investeringsmodel” niet kan werken. Er worden salarissen betaald en leningen verstrekt die ten koste gaan van het beoogd en beloofde rendement van 2% per week. Daarbij geeft Van den Berg aan dat het ook niet goed gaat. Alle uitbetalingen door de BV lijken niet te zijn geïnvesteerd.
We spreken ons vermoeden uit dat het hier gaat om beleggingsfraude waarbij inleggen worden gebruikt door uitbetalen van rentes aan anderen.
65.
Proces-verbaal contact met fiscaal adviseur [fiscaal adviseur] d.d. 18 mei 2015, p. 408-411, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op 6 mei 2015 ben ik, verbalisant [verbalisant 2] , gebeld door [fiscaal adviseur] . [fiscaal adviseur] gaf aan dat hij op verzoek van Robert van den Berg met mij in contact wilde komen omdat hij dan namens Van den Berg de situatie zou kunnen uitleggen. Dit telefonisch contact heeft geleid tot een afspraak met [fiscaal adviseur] op 18 mei 2015 op het kantoor van de FIOD te Eindhoven.
Op 18 mei 2015 hebben wij, verbalisanten, (…), gesproken met de heer [fiscaal adviseur] .De heer [fiscaal adviseur] gaf aan dat hij (…) de fiscaal adviseur is van Van den Berg .
Met betrekking tot het voorgaande stelde de heer [fiscaal adviseur] ons, een door Robert van den Berg ondertekende, volmacht ter beschikking (inclusief een kopie van het paspoort van Van den Berg ).
De heer [fiscaal adviseur] vertelde ons verder nog, althans in woorden van gelijke strekking:
• Ik weet dat Van den Berg voor mensen belegt en dat deze mensen hun geld storten op de privé rekening [bankrekeningnummer 2] van Van den Berg bij ABNAMRO-bank;
• Ik weet dat Van den Berg het geld voor de mensen belegt bij de Saxo-Bank;
• De mensen krijgen hun geld, hun rendementen, niet omdat de ABNAMRO - bank eind januari 2015 de '903'-rekening heeft geblokkeerd. Het geld kan hierom ook niet van de SAXO-Bank worden gehaald. De '903'-rekening is de 'tegenrekening' die voor de SAXOBank wordt gebruikt voor het opnemen en storten van bedragen;
• Ik weet dat Van den Berg heel goed kan beleggen. Ik ben in januari 2015 bij hem thuis geweest op de Kortonjolaan. Daar heeft hij mij 'on-line' de stand van zaken laten zien van zijn beleggingsresultaten, op dat moment, bij de SAXO-Bank;
• Alles wat ik u verteld heb of heb afgegeven heb ik gedaan met instemming van Van den Berg . Wat ik u verteld heb is informatie die ik heb gehoord van Van den Berg .
Dhr. [fiscaal adviseur] heeft ons diverse overzichten overhandigd. Hierover verklaarde hij het volgende:
De heer [fiscaal adviseur] heeft van de heer R. van den Berg een ordner ontvangen (…). In de ordner zit ook een rekeningoverzicht, d.d. 14 april 2015, van de Saxo Bank (DOC-039). Deze rekening, klant-ID:4289154, staat op naam van Robert van den Berg . Hierop is een kassaldo af te lezen van € 1.792.893,66 (hof, bedoeld zal zijn: USD 1.792.893,66).
In de ordner zitten overeenkomsten van geldleningen die R. van den Berg en/of [betrokken bedrijf 8] BV aangegaan is met diverse personen. Het gaat hierbij om 25 personen en 68 aangetroffen overeenkomsten. In de overeenkomsten is onder andere vermeld een wekelijkse rentevergoeding van minimaal 2%.
Uit de verstrekte informatie is onder meer, volgens [fiscaal adviseur] , op te maken dat d.d. 15 mei 2015 € 1.526.500 is uitgeleend aan Van den Bergen /of [betrokken bedrijf 8] BV en € 2.162,115 verschuldigd is door Van den Berg en/of [betrokken bedrijf 8] BV aan de geldverstrekkers.
Achter de overeenkomsten zit een kopie van een legitimatiebewijs van degene die R. van den Berg en/of [betrokken bedrijf 8] BV geld geleend heeft. In de ordner zijn overeenkomsten aangetroffen vanaf datum 1 september 2014 tot aan datum 23 februari 2015.
66.
Schriftelijke volmacht van verdachte R. van den Berg aan [fiscaal adviseur] , ongedateerd, p. 976, voor zover inhoudende:
Volmacht
Hierbij verklaar ik Robert van den Berg , geboren op [geboortedatum verdachte] , wonende aan de Kortonjolaan 1 5644KB te Eindhoven, dat de Heer [fiscaal adviseur] namens kantoor [onderneming fiscaal adviseur] gevestigd aan de [vestigingsadres fiscaal adviseur] mij mag vertegenwoordigen ten opzichte van de belastingdienst/ Fiod voor mijn fiscale belangen vanaf 2014.
Met vriendelijke groet,
(w.g.) Robert van den Berg
67.
Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 14 juli 2015, pagina 137, voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
Verbalisanten: Wat kunt u vertellen over schulden die u nu heeft of heeft gehad in de periode 1 mei 2014 tot aan heden?
Gehoorde:
Ik heb leningen afgesloten bij vrienden en andere mensen. Volgens mij heeft [fiscaal adviseur] de leenovereenkomsten ook aan de advocaten van de ABNAMRO afgegeven. Ik denk dat ik € 1.000.000 tot € 1.500.000 geleend heb. Ik had de eerste maanden na mijn vrijlating geen geld. Vervolgens heb ik € 75.000 voor de advieswerkzaamheden voor [betrokkene 6] ontvangen. Dat was voor de leningen. Ik ben in augustus/september (hof, 2014) met de leningen begonnen.
68. Rekeningoverzicht van een bankrekening ten name van verdachte R. van den Berg , aangehouden bij de Saxo Bank te Hellerup (Denemarken), d.d. 14 april 2015, dossierpagina 880, welk overzicht als bijlage aan dit arrest is gehecht:
In genoemd overzicht is in het deel waar de klant, het klantnummer en de bank staat omschreven ook opgenomen: “Valuta: EUR”. Onder ‘Overzicht contanten en posities’ staat vermeld dat de verdachte, met klant-ID-nummer 4289154, over een kassaldo van USD 1.792.893,66 en een vermogen van USD 1.604.572,21 zou beschikken bij de Saxo Bank, dan wel daartoe gerechtigd is.
69. E-mail van [directeur Saxo Bank] , directeur van de Saxo Bank te Hellerup, aan het Deense Openbaar Ministerie d.d. 8 juni 2015, p. 1245-1246, voor zover inhoudende:
Dear [betrokkene 11] ,
We refer to the pdf document forwarded today showing a 'Rekeningoverzicht' on 'Klant -ID 4289154'.
Please be informed that in our view the document is a forgery.
Our assessment is based on these two observations:
1) The currency code written under the guiding text 'Valuta' is stated to be EUR. The currency code under the guiding texts 'Overzicht contanten en posities' and
'Marginoverzicht' is stated to be USD. However, on a genuine Saxo Bank Account Summary all three currency codes would have been identical.
2) The figures showed under 'Overzicht contanten en posities' and 'Marginoverzicht' are not related to client ID 4289154.
Med venlig hilsen / Best regards,
[directeur Saxo Bank]
70. Proces-verbaal bevindingen rechtshulpverzoek Denemarken beleggingsrekening Saxo Bank d.d. 27 oktober 2015, p. 653-654, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 3] :
In verband met een strafrechtelijk onderzoek tegen R. van den Berg en [echtgenote verdachte] zijn er onder andere bankafschriften bij de ABN AMRO bank en de ING bank opgevraagd. Uit deze bankafschriften kwam naar voren dat er bedragen overgemaakt zijn naar de Saxo Bank (Denemarken). Naar aanleiding hiervan is er een rechtshulpverzoek uitgegaan naar Denemarken.
Uit de overzichten komt naar voren dat R. van den Berg , gedurende de periode 1 augustus 2014 tot en met 21 mei 2015, totaal € 240.000,- naar zijn beleggingsrekening bij de Saxo bank heeft overgemaakt.
[fiscaal adviseur] heeft, als gevolmachtigde van R. van den Berg , diverse bescheiden van Van den Berg aan de FIOD overhandigd; zie AMB-017. Hieronder ook een rekeningoverzicht van de Saxo Bank, op naam van Robert van den Berg , dagtekening 14 april 2015 en tijd 11:29:51, zie DOC-039. Hierop lees ik dat het kassaldo op dat moment 1.792.893,66 bedraagt en het vermogen 1.604.572,21.
In de kop van het rekeningoverzicht staat dat het euro's betreft, maar in de twee kolommen daaronder staat dat het UDS betreft. Als ik het totaal overzicht, ontvangen uit Denemarken, bekijk zie ik een mutatie op 2 april 2015 en daarna pas weer enkele mutaties op 16 april 2015. Het saldo op het overzicht is op 2 april 2015 € 124,69 en op 16 april 2015 € 142,23. Het saldo op het rekeningoverzicht van 14 april 2015, op naam van Van den Berg en ontvangen via gevolmachtigde [fiscaal adviseur] , komt niet overeen met het saldo dat rond die datum voorkomt op het totaaloverzicht, ontvangen uit Denemarken. Het rekeningoverzicht van de Saxo Bank, ontvangen van [fiscaal adviseur] (AMB-017), komt niet overeen met de werkelijkheid en derhalve vermoedelijk vals. Op 21 mei 2015 stond er nog € 18,50 op de rekening. Het totaal overzicht laat op 21 mei 2015 ook het saldo van € 18,50 zien (verder geen behaalde rendementen, openstaande posities of dergelijke).
71. Proces-verbaal contact met de heer [betrokkene 12] d.d. 27 mei 2015, p. 422-424, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op onze vraag aan [betrokkene 12] wat hij over zichzelf en over zijn persoonlijke - en zakelijke relatie met Rob van den Berg kon vertellen, verklaarde hij, althans in woorden van gelijke strekking onder meer het volgende:
Ik heb samen met [betrokkene 13] ongeveer € 475.000 aan Rob geleend. Vanaf eind februari 2015 heb ik van Rob geen wekelijkse betalingen meer ontvangen. Dat er geld op de beleggingsrekening bij de Saxo-bank stond heb ik bij Rob thuis gezien, op de [adres 5] . Rob heeft mij toen op het scherm van zijn computer laten zien dat er sprake is van een vermogen van ongeveer twee miljoen euro.Ik ga er van uit dat het geld nog steeds bij de Saxo-bank staat. Ik denk dat er ongeveer twintig mensen aan Rob geld hebben geleend en dat ze allemaal hetzelfde probleem hebben als ik. Zij krijgen ook niets meer betaald.
72. Proces-verbaal contact met de heer [betrokkene 12] d.d. 30 juli 2015, p. 425-426, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
Op woensdag, 29 juli 2015, hebben wij (verbalisanten) een 2e gesprek gehad met de heer [betrokkene 12] . Doel van het gesprek was om van [betrokkene 12] een reactie te vernemen op document DOC-039, zijnde het vervalste bankafschrift van de SAXOBANK.
Binnen hebben wij gesproken met [betrokkene 12] over de door [fiscaal adviseur] aan de FIOD afgegeven ordner (AMB-017) met daarin diverse bescheiden. Wij hebben [betrokkene 12] een aantal bescheiden laten zien die in de ordner zaten, te weten: DOC-036, DOC-037, DOC-038, DOC-039 en DOC-041.
(…) gaf [betrokkene 12] aan dat:- het zou kunnen dat hij deze bescheiden van Van den Berg had ontvangen;
- hij de ordner met bescheiden, op verzoek van Van den Berg had doorgegeven aan [fiscaal adviseur] , ten behoeve van de administratie van Van den Berg ;(…).
Bij het zien van het aangegeven kassaldo op dit afschrift te weten: € 1.792.893,66 (hof, bedoeld zal zijn: USD 1.792.893,66) reageerde [betrokkene 12] , met de opmerking, althans in woorden van gelijke strekking: ‘dat heb ik toch gezegd, het geld is er nog’.
73.
Proces-verbaal contact met de heer [betrokkene 12] d.d. 13 augustus 2015, p. 427-428, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] :
Op donderdag 13 augustus 2015, hebben wij (verbalisanten) een gesprek gehad met de heer [betrokkene 12] . Het gesprek op deze datum is eigenlijk de voortzetting geweest van een gesprek op woensdag 29 juli 2015 met heer [betrokkene 12] .
Het gesprek op 29 juli kon maar kort duren omdat de heer [betrokkene 12] naar een begrafenis/crematie moest. Tijdens deze korte ontmoeting hebben wij met de heer [betrokkene 12] gesproken over een door de heer [fiscaal adviseur] aan de FIOD afgegeven ordner (zie AMB-017) met daarin diverse bescheiden. Aan de heer [betrokkene 12] zijn toen een aantal bescheiden uit bedoelde ordner getoond, waaronder de documenten: DOC-036, DOC-037, DOC-038, DOC-039 en DOC-041.
Op 13 augustus 2015 is met de heer [betrokkene 12] eerst het besprek van 29 juli aangehaald, waarna aan hem opnieuw de voornoemde documenten zijn getoond. Mede naar aanleiding hiervan vertelde de heer [betrokkene 12] , althans in woorden van gelijke strekking, het volgende:
• De ordner met de bescheiden heb ik van Rob van den Berg of van [echtgenote verdachte] ontvangen. Ik kan me niet meer precies herinneren hoe dat gegaan is. Dat is geweest, in· de periode dat Rob in het ziekenhuis lag (opmerking verbalisanten: eind april 2015);
• Ik heb geen stukken uit deze ordner gehaald of toegevoegd;
• De ordner met inhoud heb ik doen toekomen aan de heer [fiscaal adviseur] . Bedoeld om te worden afgegeven aan de FIOD;
• U hebt mij op 29 juli al het afschrift van de SAXOBANK laten zien met daarop het kassaldo van € 1.792.893,-. Ik reageerde op 29 juli al verheugd op dit afschrift omdat dit aansloot bij de informatie van banksaldo's, beleggingsresultaten, die Rob aan mij, en ook aan anderen geldverstrekkers, al bij hem thuis had laten zien op openstaande computerschermen.
Bewijsoverwegingen
A. De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep integrale vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij – op de gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern het volgende aangevoerd.
A.1 Bewijsuitsluiting wegens onrechtmatige start onderzoek in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 Naar aanleiding van een anonieme melding werden aanwijzingen verkregen dat sprake zou zijn van ponzifraude, oftewel een piramidespel, waarbij de verdachte in beeld kwam. Toch is ervoor gekozen om eerst de Belastingdienst een controle naar bankafschriften te laten doen, waarbij de verdachte is verplicht tot informatieverschaffing, zonder dat hij daarbij een beroep kon doen op de hem strafvorderlijk toekomende waarborgen. Vervolgens is de sfeerovergang naar een strafrechtelijk onderzoek geveinsd. In de visie van de verdediging is de start van het onderzoek aldus onrechtmatig geweest, aangezien er fiscale bevoegdheden zijn aangewend bij de strafrechtelijke opsporing. Derhalve is sprake van een vormverzuim ex artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, hetgeen zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting, meer bepaald van de bankgegevens waarmee het strafrechtelijke onderzoek is begonnen, alsmede van al het daarna vergaarde bewijs.
A.2 Geen sprake van oplichting (feit 1 in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13) Evenals de rechtbank heeft overwogen is het niet zo dat de verdachte de beleggers absoluut onmogelijke rendementen heeft voorgespiegeld. Uit het procesdossier komt juist naar voren dat de verdachte over een bepaalde periode grote rendementen heeft behaald, aldus de raadsman. Dat deze hoge rendementen zich niet hebben voortgezet is debet aan de marktontwikkelingen en de risicovolle wijze van beleggen waarvan alle beleggers vooraf volledig van op de hoogte waren. Dat de beleggers ingelegde gelden hebben verloren, maakt niet dat zij zijn opgelicht.
Als oplichtingsmiddel is door de steller van de tenlastelegging het telkens tussen de verdachte en de belegger(s) overeengekomen contract gekozen. Die contracten zijn in volledige vrijheid tussen partijen gesloten en zijn veelal door de beleggers, na consultatie van financiële professionals zoals een boekhouder of accountant voor advies, gewijzigd.Na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep heeft het Openbaar Ministerie de contractuele bepalingen per belegger uitgesplitst, doch de tenlastelegging niet concreet inhoudelijk met enig oplichtingsmiddel aangevuld. Slechts valt te lezen dat de verdachte, vrijwel steeds ná de stortingen, ‘mooie praatjes’ heeft opgehangen, maar die leveren volgens de raadsman op zichzelf geen oplichtingsmiddel op.
Dat de verdachte zijn schriftelijk met de beleggers overeengekomen garanties niet is nagekomen, levert op zichzelf nog geen oplichting op. Het maken van verkeerde beleggingskeuzes en het vervolgens trachten die fouten te herstellen waarbij sprake is van slecht ondernemerschap evenmin. In de onderhavige zaak valt uit hetgeen de beleggers ten overstaan van de rechter-commissaris dan wel bij gelegenheid van hun verhoor door de FIOD hebben verklaard, niet te destilleren wat hen exact heeft bewogen om geld over te maken naar de privérekening van de verdachte om daarmee te gaan beleggen. De beleggers zijn veelal via mond-tot-mondreclame van anderen met de verdachte in contact gekomen en zijn vervolgens met hem in zee gegaan door het fantastisch mooie, aantoonbaar haalbare rendement wat hen in het vooruitzicht werd gesteld.
Oplichting in de zin van artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is niet aan de orde wanneer de beleggers, gelet op alle omstandigheden van het geval, waaronder de gedragingen en kennis van zaken, de in een bepaalde gedraging van de verdachte besloten liggende onjuiste voorstelling van zaken had moeten doorzien. De beleggers waren in het overgrote deel van de gevallen kundige en welgestelde ondernemers die zich bedienden van professioneel advies. Die persoonlijkheid had hen volgens de verdediging tenminste aanleiding moeten geven om enige onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen.
Al het voorgaande leidt in de visie van de verdediging tot de conclusie dat de rechtbank de verdachte terecht heeft vrijgesproken van de onder feit 1 tenlastegelegde oplichting.
A.3 Verdachte was bevoegd provisie van de bankrekening te halen zodat geen sprake is van gewoontewitwassen (feit 3 in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13) De verdachte heeft de bankrekening beheerd waarop alle ingelegde gelden werden gestort en van waaruit de beleggingen werden gedaan. Dit was kenbaar voor de beleggers. De verdachte heeft in alle contacten met de beleggers een provisie voor zichzelf bedongen en was op grond daarvan gerechtigd op enig moment zijn provisie geheel of gedeeltelijk van de bankrekening te halen. Niet is overeengekomen wanneer die provisie opeisbaar zou worden, zodat het de verdachte vrijstond om zulks tussentijds te doen. Om voormelde redenen kan volgens de verdediging niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen.
A.4 Bewijs voor valsheid in geschrift ontbreekt (feit 4 in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13) Naar het vermeend valselijk opmaken van de brief van advocaat mr. [naam advocaat] is amper onderzoek verricht. Er is slechts sprake van een vermoeden. Het enkele feit dat de betreffende brief in digitale vorm in de onder de verdachte inbeslaggenomen laptop is aangetroffen maakt nog niet dat de verdachte die brief valselijk heeft opgemaakt. Nu volstrekt onduidelijk is wie deze valse brief vervaardigd zou hebben is niet aan het bewijsminimum voldaan, waardoor de verdachte volgens zijn raadsman zou moeten worden vrijgesproken van het onder feit 4 tenlastegelegde.
A.5 Bewijsuitsluiting wegens onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal door curator en schending nemo tenetur-beginsel (feit 1 in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15) De verdachte komt volgens de raadsman een beroep toe op het nemo tenetur-beginsel omdat hij is verplicht medewerking te verlenen aan de curator, terwijl hij reeds werd verdacht van faillissementsfraude. De aangifte van de curator dateert van 3 februari 2015. Daarna zijn de e-mailwisseling en gesprekken tussen de curator en de verdachte op gang gekomen. Vervolgens is de curator met de informatie uit het strafrechtelijk onderzoek waarin Van den Berg als verdachte werd aangemerkt in het faillissementsrechtelijk kader aan de slag gegaan, zonder hem de cautie te geven. Het resultaat daarvan, e-mails et cetera, wordt als bewijs in deze strafzaak gepresenteerd. Aldus zijn de rechten van de verdachte omzeild door de curator voor ‘het karretje van de opsporing’ te spannen. De curator heeft de verdachte gewezen op diens verplichtingen om als failliet gevraagd en ongevraagd inlichtingen te verstrekken, hem gemeld dat inkomsten onder het beslag vallen en hem voorts gevraagd om informatie, waarna de verdachte heeft moeten verklaren en de curator aangifte heeft gedaan. Alle informatie die daaruit is verkregen dient in de visie van de raadsman, nu deze onrechtmatig is verkregen omdat de curator zich ‘voor de kar van de FIOD heeft laten spannen’, te worden uitgesloten van het bewijs.
A.6 Geen bewijs voor bedrieglijke bankbreuk (feit 1 in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15)
De verdachte ontkent te hebben gehandeld buiten het zicht en medeweten van de curator. De verdachte zat toentertijd uit anderen hoofde gedetineerd en is door de curator bezocht, bij welke gelegenheid afspraken zijn gemaakt over de inlichtingenverplichting. Dat overleg heeft erin geresulteerd dat er, gegeven de situatie waarin de verdachte zich toen bevond, géén informatie kon of behoefde te worden verstrekt.
Nadat de verdachte werd geschorst uit de voorlopige hechtenis in de beleggingsfraudezaak ‘Montana’ heeft hij zich tot de curator gewend met het verzoek de blokkade op zijn bankrekening bij de ABN Amro-bank op te heffen, welke bankrekening de verdachte nodig had om gelden te kunnen ontvangen om in zijn levensonderhoud te voorzien. De curator heeft in dat verzoek bewilligd. Vervolgens zijn de in de tenlastelegging opgenomen bedragen tot een totaalbedrag van € 75.000,00 door de verdachte ontvangen in augustus 2014.
Circa vijf maanden na het deblokkeren van de bankrekening heeft de curator met de verdachte een overleg gevoerd over het ontvangen bedrag. De verdachte is van mening dat hij de inkomsten derhalve wel degelijk heeft gemeld. Bovendien ontving de curator de post en was hij van de inkomsten op de hoogte.
De verdachte kon en mocht volgens de raadsman denken dat door het vrijgeven van zijn bankrekening door de curator het hem vrij stond vanaf deze bankrekening gelden voor zijn levensonderhoud te doen aanwenden en genereren. In die zin heeft de curator, al dan niet stilzwijgend, kenbaar gemaakt dat hem zulks vrijstond. Pas enkele maanden na het deblokkeren van de rekening heeft de verdachte desgevraagd uitleg gegeven aan de curator, die hij eerder niet heeft kunnen bereiken. Nergens in de wet staat dat deze gang van zaken als te laat moet worden beschouwd. Niet kan worden bewezen dat de verdachte opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, tot verkorting van de rechten van zijn schuldeisers.
A.7 Bewijs schiet tekort voor het gebruikmaken van een vals rekeningafschrift (feit 2 in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15)
Uit het procesdossier komt naar voren dat [fiscaal adviseur] op enig moment aan de FIOD een ordner zou hebben overhandigd, waarin zich een schriftelijk bescheid bevond dat gelijkenis zou hebben met een bankafschrift van de Saxo Bank. De verdachte kent dat afschrift niet. [fiscaal adviseur] heeft daaromtrent niet verklaard dat hij in opdracht van de verdachte dit afschrift aan de FIOD ter hand heeft gesteld. Aldus is er geen wettig en overtuigend bewijs voor enige strafbare handeling met betrekking tot dit bankrekeningafschrift, om welke reden volgens de raadsman eveneens voor dit feit vrijspraak zou moeten volgen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
B. De verdachte dreef ten tijde van het tenlastegelegde in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 een onderneming, in de vorm van een eenmanszaak, onder de handelsnaam [eenmanszaak verdachte] . De inschrijving van deze eenmanszaak in het handelsregister van de Kamer van Koophandel is weliswaar beëindigd per 31 december 2011, doch in de met de beleggers afgesloten overeenkomsten van investering heeft de verdachte zich tot en met 5 oktober 2012 van die handelsnaam bediend (vide document met nummer D-188). De verdachte deed zich voor als professioneel financieel dienstverlener en meerdere personen hebben aan hem één of meerdere grote geldbedragen afgegeven teneinde deze voor hem te beleggen.
Ingevolge hetgeen aan hem ten laste is gelegd staat de verdachte thans – kort gezegd – in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 terecht ter zake van beleggingsfraude in de vorm van oplichting van de beleggers en verduistering van de door hen ingelegde geldbedragen (feit 1), gewoontewitwassen van deze door de verdachte verduisterde geldbedragen (feit 3) en het valselijk opmaken van een brief als ware deze afkomstig van een advocaat (feit 4).
De verdachte is op 29 oktober 2013 in staat van faillissement verklaard. Bij dagvaarding in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15 wordt de verdachte verweten dat hij zich – kort gezegd – schuldig heeft gemaakt aan faillissementsfraude door ter bedrieglijke verkorting van de rechten van zijn schuldeisers door hem genoten inkomsten aan de boedel te onttrekken en deze inkomsten niet te verantwoorden aan de curator (feit 1). Voorts wordt de verdachte beschuldigd van het opzettelijk gebruik doen maken van een vals bankrekeningoverzicht in het jegens hem geëntameerde strafrechtelijk onderzoek in de beleggingsfraudezaak (feit 2).
Het hof zal hierna allereerst ingaan op de door de raadsman in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 ingenomen stelling dat bewijsuitsluiting plaats moet vinden omdat volgens de verdediging de start van het onderzoek onrechtmatig is geweest. Daarna zal het hof successievelijk de tenlastegelegde oplichting, verduistering, het gewoontewitwassen en het vervalsen van een brief bespreken. Het hof besteedt vervolgens in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15 aandacht aan het verweer van de raadsman, inhoudende dat de curator bewijsmateriaal onrechtmatig heeft verkregen en dat daarbij het nemo tenetur-beginsel is geschonden. Ten slotte zal het hof beoordelen of de tenlastegelegde faillissementsfraude en het gebruik doen maken van een vals bankrekeningafschrift wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Bij de bespreking van de tenlastegelegde feiten zal het hof tevens telkens ingaan op de overige door de verdediging gevoerde verweren.
B.1 Geen vormverzuim in vooronderzoek in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 Het verweer dat ertoe strekt dat de bankgegevens waarmee het strafrechtelijk onderzoek is begonnen alsmede al het daarna vergaarde bewijs moeten worden uitgesloten van het bewijs, kan naar het oordeel van het hof reeds worden verworpen omdat het onvoldoende toereikend is gemotiveerd. Het ligt op de weg van de verdediging om het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt specifiek en concreet te onderbouwen. De verdediging heeft echter geen, althans onvoldoende, blijk gegeven van een op dergelijke op het geval van de verdachte toegesneden afweging van in aanmerking te nemen factoren. Ten overvloede overweegt het hof evenwel nog het volgende.
Zoals reeds eerder bij de bespreking van het niet-ontvankelijkheidsverweer is vastgesteld, is uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren gekomen dat op 14 maart 2012 een anonieme melding is gedaan, die inhield dat sprake was van een vorm van beleggingsfraude en witwassen door de verdachte en diens onderneming [eenmanszaak verdachte] . Ook zou volgens deze melding de bar-dancing [naam bar-dancing] te Haps door de verdachte zijn gefinancierd met zwart geld dat uit die beleggingsfraude afkomstig was.Vervolgens is, naar aanleiding van deze melding, door de Belastingdienst in het kader van de belastingheffing een onderzoek ingesteld in de afschriften van de bankrekeningen van de verdachte en [eenmanszaak verdachte] die werden aangehouden bij de ABN Amro-bank, alsmede in de belastingaangiften van de verdachte en diens onderneming [eenmanszaak verdachte] .
Tijdens dat onderzoek constateerde de Belastingdienst dat stortingen van diverse beleggers hadden plaatsgevonden en dat daarnaast geldbedragen aan diverse uiteenlopende privébestedingen waren uitgegeven. Gaandeweg de fiscale controle was derhalve de verdenking gerezen dat de verdachte zich mogelijk schuldig zou hebben gemaakt aan strafbare feiten, waarop de Belastingdienst de zaak op 13 december 2012 met het oog op een (mogelijk) te entameren strafrechtelijk onderzoek heeft overgedragen aan de FIOD.
In het onderhavige geval heeft de Belastingdienst, naar aanleiding van vorenbedoelde anonieme melding, in het kader van de belastingheffing, zelfstandig de ex artikel 47 en artikel 49 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan de fiscus toekomende controlebevoegdheden tegenover de verdachte aangewend en is in dat kader een onderzoek ingesteld naar onder meer de bankafschriften van de verdachte en/of zijn eenmanszaak [eenmanszaak verdachte] . Op dat moment was nog geen verdenking gerezen dat de verdachte zich mogelijk schuldig zou hebben gemaakt aan strafbare feiten. Pas toen dat wel het geval was, heeft de Belastingdienst het dossier aan de FIOD overgedragen.
Aan de verdachte zijn derhalve geen strafrechtelijke waarborgen onthouden. Een anonieme melding levert op zichzelf immers nog geen verdenking van een strafbaar feit op. De verdachte bevond zich jegens de Belastingdienst evenmin in een positie dat hij als verdachte is gehoord.
Bovendien is het gebruik van de bankafschriften als bewijsmateriaal in deze strafzaak niet in strijd met het in artikel 6, eerste lid, van het EVRM besloten liggende recht van de verdachte om niet aan zijn eigen veroordeling te behoeven meewerken. De (inhoud van de) bankafschriften zijn immers wilsonafhankelijke gegevens, niet betreffende verklaringen van de verdachte, noch documenten waarvan het bestaan slechts door toedoen van verklaringen van de verdachte bekend is geworden. Dat op grond van de in die bankafschriften vermelde gegevens mogelijk een verdenking ter zake van enig strafbaar feit kan rijzen, doet aan het voorgaande niet af.
Het hof is mitsdien van oordeel dat geen sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Wetboek van Strafvordering, waaraan de sanctie van bewijsuitsluiting zou moeten worden verbonden. Het bewijsuitsluitingsverweer treft derhalve geen doel.
B.2 Oplichting van meerdere beleggers (feit 1 in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13)
De verdachte staat ingevolge hetgeen onder feit 1 aan hem ten laste is gelegd terecht ter zake van het oplichten van een groot aantal (rechts)personen, door hen telkens valselijk en bedrieglijk bepaalde zaken voor te spiegelen en/of mede te delen, waardoor die (rechts)personen werden bewogen tot de afgifte van geldbedragen aan de verdachte.
Voor het antwoord op de vraag of uit door de verdachte gedane valse en bedrieglijke voorspiegelingen en/of mededelingen kan worden afgeleid dat de beleggers door een samenweefsel van verdichtsels werden bewogen tot afgifte van geldbedragen, komt het aan op alle omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) valse en bedrieglijke voorspiegelingen en/of mededelingen in hun onderlinge samenhang alsmede de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer.
Van het in het in de delictsomschrijving van oplichting vervatte bestanddeel ‘beweegt’ tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het betreffende slachtoffer mede onder invloed van de door het betreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot de afgifte van enig goed als bedoeld in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en het procesdossier is dienaangaande naar voren gekomen dat de verdachte een onderneming dreef binnen zijn eenmanszaak [eenmanszaak verdachte] , die is opgericht op 1 mei 2010. De verdachte heeft onder meer, handelend onder de naam [eenmanszaak verdachte] , met de in de bewezenverklaring genoemde (rechts)personen [besloten vennootschap van slachtoffer 30] en/of [slachtoffer 30] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 31] , [besloten vennootschap slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [besloten vennootschap slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 16] , [slachtoffer 26] , [slachtoffer 29] , [slachtoffer 19] , [slachtoffer 33] , [besloten vennootschap van slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 9] en [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 34] , overeenkomsten afgesloten.
Uit die overeenkomsten komt telkens naar voren dat tussen de geldnemer, te weten ‘ [eenmanszaak verdachte] / Rob van den Berg ’ dan wel verdachte Rob van den Berg pro se, en geldgever overeen is gekomen dat geldgever aan geldnemer een bepaald geldbedrag ter investering verstrekt, dat over de ter investering gegeven hoofdsom een bepaald percentage per jaar en/of per maand is verschuldigd en aan de geldgever zou worden overgemaakt c.q. uitgekeerd, dat aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom door geldnemer zou geschieden op ieder door de geldgever gewenst moment binnen 24 uur nadat deze geldgever de geldnemer daartoe zal hebben gemaand dan wel binnen een korte, in de overeenkomst omschreven stapsgewijze periode, en dat bij daling van het ingelegde vermogen met een bepaald percentage de geldgever geïnformeerd zal worden.
Uit de ten overstaan van de rechter-commissaris en bij gelegenheid van hun verhoor door de FIOD afgelegde getuigenverklaringen komt naar voren dat de beleggers niet enkel en alleen als gevolg van de door de verdachte beloofde hoge rendementen over het gehele ingelegde bedrag zijn bewogen tot afgifte van de geldbedragen. Met name de door de verdachte verstrekte zekerheid dat een bepaalde waardedaling van de hoofdsom zou worden gemeld en dat men meestentijds binnen 24 uur na de verdachte daartoe te hebben gemaand, de ingelegde hoofdsom terug zou krijgen, heeft veel, zo niet alle, beleggers over de streep getrokken om met de verdachte in zee te gaan. De verdachte heeft overeenkomsten met de beleggers gesloten teneinde te doen voorkomen dat de gemaakte afspraken waren gegarandeerd. Door deze garanties hadden de beleggers er alle vertrouwen in dat hun in te leggen gelden in goede handen waren bij de verdachte. De beleggers gingen er eveneens vanuit dat de gehele inleg belegd zou worden.
Het hof stelt op grond van de in de gebezigde bewijsmiddelen vervatte feiten en omstandigheden vast dat de verdachte de beleggers een en ander in strijd met de waarheid heeft voorgehouden, terwijl de verdachte niet de intentie had en bij voorbaat wist dat hij deze afspraken niet zou kunnen en willen nakomen. In dat verband overweegt het hof als volgt.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de verdachte in totaliteit van alle in het procesdossier figurerende beleggers een bedrag van meer dan € 9.000.000,00 ter investering heeft ontvangen, doch dat de verdachte in strijd met de afspraken met de beleggers daarvan slechts € 5.059.250,00 (circa 55%) heeft belegd. Een deel van de door de beleggers gestorte bedragen werd vrijwel meteen aangewend voor het betalen van de afgesproken ‘rendementen’ aan andere beleggers (betalingen aan inleggers tot een bedrag van € 2.450.250,67, vide ambtshandelingen met nummers AH-038 en AH-55). Deze gelden, die aan de beleggers (vaak onder het mom van ‘rendement’) zijn uitgekeerd, zijn aldus grotendeels gefinancierd uit de inleg van nieuwe beleggers of hernieuwde inleg van reeds bestaande beleggers. De verdachte heeft voorts vanaf zijn bankrekeningen waarop de beleggers geld hebben ingelegd een totaalbedrag van € 3.332.965,15 besteed aan een varia van niet-beleggingsgerelateerde privézaken. Aldus heeft de verdachte tevens een groot deel van de door de beleggers ter investering aan de verdachte toevertrouwde bedragen ten eigen nutte aangewend.
Hoewel de verdachte de beleggers veelal deed voorkomen dat sprake was van individueel vermogensbeheer met afzonderlijke cliëntportefeuilles, is in de praktijk het restant dat wel werd belegd op één rekening terecht gekomen en ‘gepouled’ belegd. Door dat restant collectief te beleggen, waarbij nimmer afzonderlijke portefeuilleadministraties zijn bijgehouden, was het voor de verdachte van het begin af aan onmogelijk om te voldoen aan de met de beleggers contractueel overeengekomen afspraak dat bij daling van het ingelegde vermogen (de hoofdsom) met een bepaald percentage de belegger daarover geïnformeerd zou worden. Uit de door de verdachte bij gelegenheid van zijn verhoor door de FIOD afgelegde verklaringen volgt dat hij daarvan wetenschap droeg.
Daarnaast heeft de verdachte toegegeven dat dergelijke rendementen als hij had afgesproken met de beleggers, in redelijkheid niet mogen worden beloofd. Bovendien heeft onderzoek van de FIOD naar de portefeuilleontwikkeling van de beleggingsrekeningen van de verdachte bij Binck Bank en IG Markets (vide ambtshandelingen met nummers AH-60 en AH-61) uitgewezen dat er door de jaren heen op beide beleggingsrekeningen geen grote winsten met speculeren behaald zijn, maar juist grote verliezen zijn geleden en dat de inleggelden telkens in korte tijd waren verdwenen. Mede gelet op die bevindingen, alsmede de omstandigheid dat slechts een beperkt deel van de hoofdsom werd belegd, heeft de verdachte de beleggers dan ook willens en wetens onrealistische rendementen voorgespiegeld. Door het lijden van deze grote verliezen moet de verdachte eveneens hebben geweten dat hij geen winst maakte waaruit hij aan de door hem met de beleggers overeengekomen rendementsgarantie kon voldoen.
Daarenboven heeft de verdachte zich tegenover één of meer beleggers bediend van valse en bedrieglijke beweringen zoals die in de bewezenverklaring zijn opgenomen, inhoudende dat hij medegrondlegger c.q. oprichter van de Binck Bank was, dat hij werkzaam was geweest bij de Binck Bank en aldaar de financiële administratie mee had opgezet, dat hij het vermogen van de familie Heijn zou hebben beheerd, dat hij jaren aan de beurs had gewerkt, dat hij hoge rendementen genereerde, dat hij veel geld heeft verdiend, dat hij uitgeroepen zou zijn tot beste belegger in 2011, dat hij over een aanzienlijke eigen portefeuille zou beschikken, dat hij voor zijn activiteiten geen vergunning van de AFM nodig had, dat hij borg kon staan met zijn aanzienlijke privévermogen, dat hij als vermogensbeheerder werkzaam was geweest en dat hij over een groot vermogen zou beschikken.
De verdachte heeft evenwel nooit bij een bank of financiële instelling gewerkt en zijn arbeidsverleden en genoten inkomsten in het verleden kunnen redelijkerwijs niet hebben geleid tot een groot vermogen met een omvang zoals de verdachte tegenover de beleggers heeft doen voorkomen, mede in aanmerking genomen dat de rechtspersonen, waarbinnen vóór 2009 een onderneming is gedreven en waarbij de verdachte formeel betrokken is geweest, reeds langere tijd in staat van faillissement verkeerden.
Het hof is van oordeel dat voornoemde valse en bedrieglijke voorspiegelingen en/of mededelingen die de verdachte aan de beleggers heeft gedaan eveneens moeten worden aangemerkt als een samenweefsel van verdichtsels. Deze gesproken en/of geschreven uitingen hebben bij de beleggers immers een op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen.
De verdachte had tevens een professioneel ogende website ingericht en een kantooradres alwaar computerschermen waren opgesteld waarop de beleggers schaduwrekeningen konden zien met hun ‘eigen portefeuille’. Daarmee heeft hij eveneens het vertrouwen van beleggers gewekt dat hij een professioneel vermogensbeheerder, althans belegger, was, terwijl dat voorkomen in werkelijkheid een valse hoedanigheid betrof waarvan de verdachte in de gegeven omstandigheden misbruik heeft gemaakt.
De hiervoor genoemde, alsmede de uit de bewijsmiddelen naar voren komende, feiten en omstandigheden leiden het hof tot het oordeel dat de verdachte ten tijde van de met de beleggers gesloten overeenkomsten al wist dat de nakoming van die overeenkomsten ten aanzien van het overeengekomen (toch al hoge) rendement, de periodieke uitbetaling – in ieder geval op termijn – en de afspraak inzake de signalering bij daling van de ingelegde hoofdsom met een bepaald percentage, zo niet uitgesloten dan toch zeer onzeker was. Daarmee strookte het door de verdachte garandeerde rendement op de ter belegging verstrekte gelden niet met de werkelijkheid.
Uit het voorgaande volgt naar ’s hofs oordeel eveneens dat de verdachte de beleggers door een samenweefsel van verdichtsels en het aannemen van een valse hoedanigheid heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen, zodat aan het in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht vervatte causaliteitsvereiste is voldaan.
Voor het hof is mitsdien voldoende aannemelijk geworden dat de beleggers mede onder invloed van de door voormelde oplichtingsmiddelen door de verdachte in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken zijn overgegaan tot de afgifte van de geldbedragen, waarvan zij in de veronderstelling verkeerden dat deze volledig en op integere en deskundige wijze door de verdachte zouden worden belegd.Het in dit verband gevoerde verweer treft derhalve geen doel.
Dat de beleggers veelal ‘kundige en welgestelde ondernemers’ betroffen die zichzelf voorzagen van professioneel advies, zoals nog door de raadsman ten verwere is aangevoerd, maakt het voorgaande niet anders, temeer niet nu uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen dat de beleggers aanvankelijk (tot einde 2012) wel ‘rendement’ (grotendeels gefinancierd uit de inleg van nieuwe beleggers of hernieuwde inleg van reeds bestaande beleggers) kregen uitgekeerd. Die omstandigheid heeft er in diverse gevallen voor gezorgd dat nieuwe beleggers via mond-tot-mondreclame met de verdachte in contact kwamen. Er bestond derhalve voor de beleggers in het begin geen aanleiding om de onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen. Daarenboven hadden zij ook de garanties dat de verdachte zou melden wanneer de ingelegde hoofdsom met een bepaald percentage zou zijn gedaald en dat zij in de in eerste instantie afgesloten overeenkomsten binnen 24 uur na het manen daartoe de uitstaande hoofdsom terug zouden ontvangen, hetgeen hun risico aanzienlijk beperkte en overzichtelijk maakte.
Door op voormelde wijze te handelen heeft de verdachte zich naar ’s hofs oordeel in de periode van mei 2010 tot en met augustus 2013 schuldig gemaakt aan de oplichting van een groot aantal beleggers, waardoor zij zijn overgegaan tot de afgifte van geldbedragen aan de verdachte, waarmee hij zich wederrechtelijk heeft bevoordeeld, om welke redenen het hof het eerste deel van het onder feit 1 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zal verklaren.
B.3 Verduistering van ter investering ingelegde geldbedragen (feit 1 in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13) Van ‘wederrechtelijk toeëigenen’ in de zin van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht is sprake, indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort. Van een zodanig beschikken kan – afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval – onder meer sprake zijn indien aan een ander dan de verdachte toebehorende gelden aan de verdachte zijn overgemaakt met een bepaald, al dan niet contractueel vastgelegd, doel en de verdachte deze gelden tegen de afspraken in beheert of voor andere doeleinden heeft aangewend.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de verdachte in de periode van mei 2010 tot en met augustus 2013 geldbedragen van diverse personen of rechtspersonen, waaronder de (rechts)personen als genoemd in de bewezenverklaring van het onder feit 1 tenlastegelegde, heeft ontvangen, welke geldbedragen hij anders dan door misdrijf, namelijk ter volledige investering voor de betreffende beleggers, onder zich had. De verdachte heeft van het totaal ingelegde bedrag evenwel slechts € 5.059.250,00 (circa 55%) belegd en heeft – tegen de afspraken in – het overige deel niet belegd, maar naar eigen goeddunken besteed. De verdachte heeft zelfs, zoals hierna eveneens onder B.4 zal worden overwogen, een totaalbedrag van € 3.332.965,15 aangewend voor privéuitgaven, althans andere doeleinden dan het investeren in beursgerelateerde producten, zulks terwijl dat de verdachte niet vrijstond. De verdachte heeft in dat verband ook zelf bij gelegenheid van zijn verhoor door de FIOD verklaard dat hij daartoe niet gerechtigd was.
De verdachte is derhalve naar het oordeel van het hof, zonder daartoe gerechtigd te zijn, over een groot deel van de ter investering ingelegde gelden, welke geldbedragen waren overgemaakt naar de bankrekeningen van de verdachte met dat contractueel vastgelegde doel, als heer en meester gaan beschikken. Daaraan kan niet afdoen dat de verdachte in een enkel geval desgevraagd (delen van) inleggelden heeft terugbetaald, temeer niet nu die bedragen niet zijn meegenomen in de tenlastegelegde geldbedragen.
Aldus acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de aan hem toevertrouwde geldbedragen heeft verduisterd. Het hof is van oordeel dat sprake is van een zodanig verband tussen de oplichting van de beleggers en de verduistering van een deel van de door hen ingelegde geldbedragen dat beide feiten moeten worden beschouwd als een voortgezette handeling.
B.4 Bewezenverklaring van gewoontewitwassen (feit 3 in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13) De verdachte heeft de door hem verduisterde geldbedragen aangewend ten behoeve van privéuitgaven, zoals de aanschaf van en kosten voor auto’s alsook uitgaven in verband met de verwerving van een bar-dancing, een woning en ander onroerend goed. Daarnaast heeft de verdachte van de bankrekening waarop beleggers hun inleg stortten contant geld opgenomen en heeft hij bedragen beschikbaar gesteld aan zijn echtgenote [echtgenote verdachte] . De stelling dat de verdachte bij wijze van het nemen van provisie daartoe gerechtigd was, zoals de raadsman heeft aangevoerd, is strijdig met de inhoud van de bewijsmiddelen.
De verdachte heeft aldus naar het oordeel van het hof geldbedragen die hij door misdrijf, namelijk door verduistering, heeft verkregen, omgezet en overgedragen en daarmee die betreffende geldbedragen witgewassen.
Gelet op de periode waarin de verdachte de beleggingsgelden heeft verworven en verduisterd, te weten ruim drie jaren, de structurele handelwijze van de verdachte daarbij, het grote aantal geldbedragen dat door de verdachte is verduisterd en witgewassen, alsmede de totale omvang van de door de verdachte verduisterde en witgewassen gelden (in totaal meer dan € 3.300.00,00) is het hof tevens van oordeel dat de verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
B.5 Valselijk opmaken van een brief, beweerdelijk afkomstig van een advocaat (feit 4 in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13) Belegger [slachtoffer 30] heeft verklaard dat de verdachte hem een brief heeft gestuurd van advocaat mr. [naam advocaat] , die was gericht aan de Autoriteit Financiële Markten. Deze brief handelt over de opheffing van een blokkade op de rekeningen van de verdachte.
Navraag bij mr. [naam advocaat] voornoemd wees uit dat deze brief in het geheel niet door hem is opgesteld. Mr. [naam medewerker AFM] van de Autoriteit Financiële Markten heeft verklaard dat – voor zover zij kan nagaan – zij, noch een andere medewerker van de Autoriteit Financiële Markten, bekend is met de inhoud van de brief en deze niet heeft ontvangen.
Vast is komen te staan, hetgeen ook door de verdachte is bevestigd, dat de brief vanaf het e-mailaccount van de verdachte is verzonden. Het document waarin de brief is gemaakt op de laptop van de verdachte is laatstelijk opgeslagen door ‘ Rob ’, zijnde de voornaam van de verdachte. Aanvullend onderzoek op last van het hof in hoger beroep heeft tot de bevinding geleid dat er geen enkele aanleiding is gevonden waaruit is op te maken dat iemand anders dan de verdachte gebruik heeft gemaakt van diens laptop. Dat geldt temeer nu uit dat aanvullend onderzoek naar voren is gekomen dat (vlak) voor en na de datum en het tijdstip waarop de litigieuze brief is verzonden, ander e-mailverkeer van en bestemd voor de verdachte vanaf dezelfde laptop is verstuurd en daarop is ontvangen.
Het is voor het hof derhalve boven redelijke twijfel verheven dat het de verdachte is geweest die vorenbedoelde brief valselijk heeft opgemaakt, waarmee hij zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift.
B.6 Geen onrechtmatig verkregen bewijsmateriaal, geen schending nemo tenetur-beginsel door curator in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15 en voldoende bewijs voor bedrieglijke bankbreuk (feit 1 in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15)
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat de verdachte op 4 augustus 2014 van [vastgoed besloten vennootschap] een totaalbedrag van € 75.000,00 heeft ontvangen. De verdachte heeft verzuimd die inkomsten aan de curator te melden. Eerst in juni 2015, oftewel bijna een jaar later, heeft de verdachte deze inkomsten in een gesprek met de curator gemeld.
Het verweer dat ertoe strekt dat de verklaring die de verdachte tegenover de curator heeft afgelegd en waarvan de inhoud in de aangifte is opgenomen, alsmede de bankafschriften waarop de inkomsten van € 75.000,00 zijn vermeld, moeten worden uitgesloten van het bewijs, kan naar het oordeel van het hof eveneens reeds worden verworpen omdat het onvoldoende toereikend is gemotiveerd. Het ligt op de weg van de verdediging om het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt specifiek en concreet te onderbouwen. De verdediging heeft echter ook in dit verband geen, althans onvoldoende, blijk gegeven van een op dergelijke op het geval toegesneden afweging van in aanmerking te nemen factoren.Het verweer kan ook overigens niet slagen. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Het ter bedrieglijke verkorting van de schuldeisers niet verantwoorden van een bate ten tijde van het faillissement, betekent het in strijd met een verplichting opzettelijk niet opgeven en/of ter beschikking stellen van de tot het vermogen van de failliete schuldenaar behorende baten die rechtens onder het bereik en beheer van de curator behoren te komen. Daarmee kan zulks ook als ‘onttrekken van enig goed aan de boedel’ worden gekwalificeerd. Dit alles moet zijn geschied ter bedrieglijke verkorting van de rechten der schuldeisers, hetgeen een handelen met opzet veronderstelt (waaronder begrepen voorwaardelijk opzet) op de verkorting van de rechten (oftewel: de benadeling) van de schuldeisers. Een daadwerkelijke benadeling is niet vereist, maar wel is voor het bewijs van vorenbedoeld opzet tenminste nodig dat de gedraging de aanmerkelijke kans op de benadeling van de schuldeisers heeft doen ontstaan.
De raadsman miskent in zijn verweer dat de verdachte zich al schuldig had gemaakt aan het onder feit 1 tenlastegelegde (te weten het misdrijf van artikel 341 (oud) van het Wetboek van Strafrecht), toen de FIOD de curator op 27 januari 2015 op de hoogte stelde van de door de verdachte in augustus 2014 genoten inkomsten ad € 75.000,00 en de curator daarvan vervolgens aangifte had gedaan. Op de verdachte rustte immers ingevolge het bepaalde in artikel 105 juncto artikel 20 van de Faillissementswet de verplichting om na de datum van het faillietverklaring verworven inkomsten aan de curator te melden. Hij had de curator aanstonds, gevraagd en ongevraagd, van alle inlichtingen moeten voorzien waarvan hij wist of behoorde te weten dat die van belang (kunnen) zijn voor het beheer van de boedel en de afwikkeling daarvan1., afgezien van het feit dat hij daar, kort nadat hij bij vonnis van de rechtbank in staat van faillissement was verklaard, door de curator uitdrukkelijk op is gewezen en wel vóór 16 april 2014 (zijnde de datum tot wanneer de verdachte gedetineerd heeft gezeten). Bovendien had de verdachte deze inkomsten niet alleen aan de curator moeten melden, maar ook aan deze ter beschikking moeten stellen.2.De verdachte heeft zulks nagelaten aangezien hij, zoals naar voren komt uit de in de bewijsmiddelen vervatte feiten en omstandigheden, zonder medeweten van de curator, na zijn detentie, in augustus 2014 inkomsten tot een totaalbedrag groot € 75.000,00 heeft ontvangen en gehouden op een bankrekening en de curator hiervan, in strijd met de door de curator eerder aan hem medegedeelde verplichting, niet op de hoogte heeft gesteld en dat totaalbedrag ten eigen bate heeft besteed. Anders dan de raadsman suggereert heeft de detentie van de verdachte hem daarin dus niet belemmerd, omdat deze inkomsten na zijn detentie zijn ontvangen.
De raadsman heeft verder gesteld dat de curator van deze inkomsten wel op de hoogte was, aangezien de bankafschriften per post ten kantore van de curator werden ontvangen.
Uit de bewijsmiddelen volgt echter dat de curator onwetend was van deze inkomsten totdat de FIOD hem hierover inlichtte. De curator beschikte derhalve kennelijk niet zelf over deze bankafschriften.
Ware dat anders, dan zou dat de verdachte overigens niet hebben ontslagen van zijn plicht tot het aan de curator melden én ter beschikking stellen van deze inkomsten. Eerst nadat de curator op 27 januari 2015 door de FIOD van deze inkomsten in kennis werd gesteld en de verdachte hierover door justitie was gehoord, heeft de verdachte de curator op 4 juni 2015 over (de besteding van) deze inkomsten geïnformeerd. Dat laatste doet aan een bewezenverklaring evenwel niet af, aangezien – zoals eerder is overwogen – het misdrijf reeds in augustus 2014 was gepleegd. Aldus heeft de verdachte, gegeven de enorme tekorten in het faillissement, zich schuldig gemaakt aan hetgeen hem ten laste is gelegd.
Het hof merkt hieromtrent nog op dat deze inkomsten ook later niet alsnog aan de boedel ten goede zijn gekomen. Dit zou overigens ook niet hebben afgedaan aan de voltooiing van het bedrieglijke bankbreukdelict zoals ten laste is gelegd, maar had wel een rol kunnen spelen in de beslissing tot vervolging of bij de straftoemeting.
Het verweer, inhoudende dat het nemo tenetur-beginsel is geschonden omdat de verdachte verplicht was inlichtingen te verschaffen aan de curator terwijl hij volgens de raadsman reeds werd verdacht van faillissementsfraude, mist dan ook, gelet op het vorenoverwogene, feitelijke grondslag.
Ten overvloede merkt het hof op dat het verbod van gedwongen zelfincriminatie niet in de weg staat aan een algemene inlichtingenplicht van de failliet jegens de curator. Het stelt slechts nadrukkelijk grenzen aan het gebruik van de in het kader van de inlichtingenplicht verstrekte wilsafhankelijke inlichtingen voor doeleinden van strafvervolging. Dit geldt overigens alleen indien en voor zover deze inlichtingen betrekking hebben op een strafbaar feit ten aanzien waarvan de inlichtingenplichtige tot verklaren werd gedwongen. Artikel 6 van het EVRM levert immers geen beperking op indien de in het kader van de inlichtingenplicht afgelegde verklaringen zelf een strafbaar feit opleveren omdat de inlichtingenplichtige hiermee niet correct aan de inlichtingenplicht heeft voldaan – in de zin van heeft gezwegen of gelogen. Deze foutieve verklaringen zijn dan wel bruikbaar als bewijs in de betreffende strafzaak.
Het hieromtrent gevoerde verweer wordt mitsdien verworpen.
Met betrekking tot het verweer dat de verdachte mocht menen dat hij na de deblokkering van zijn bankrekening door de curator vrijelijk voor zijn levensonderhoud over zijn bankrekening (en de daarop te ontvangen bedragen) mocht beschikken, overweegt het hof het volgende.
De verdachte heeft de curator op 26 mei 2014 per e-mail verzocht om zijn bankrekening te deblokkeren, beweerdelijk teneinde daarop een voorschot van de gemeente te ontvangen, kennelijk in afwachting van een nog toe te kennen uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (en derhalve niet, zoals de verdediging stelt, om daarvan ten eigen nutte en zonder toestemming van de curator of rechter-commissaris gelden in het kader van zijn levensonderhoud te doen aanwenden en genereren). Hiermee faalt ook dit verweer.Het hof merkt daarbij nog op dat de verdachte blijkens zijn eigen verklaring reeds vanaf zijn vrijlating uit detentie in april 2014 bezoldigde werkzaamheden verrichtte voor [vastgoed besloten vennootschap] Zulks blijkt eveneens uit de omschrijving bij de door deze vennootschap gedane betalingen op het bankafschrift. Ten tijde van het door de verdachte gedane verzoek om deblokkering van zijn bankrekening wist de verdachte derhalve dat hij aanzienlijke inkomsten zou verwerven ter zake van de op dat moment reeds door hem verrichte werkzaamheden, maar hij heeft er welbewust voor gekozen om de curator dienaangaande niet te informeren en hem ter zake ‘om de tuin te leiden’ door over de ontvangst van een voorschot van de gemeente, op een kennelijk door de gemeente nog toe te kennen uitkering ingevolge de Wet werk en bijstand, te spreken.
B.7 Het opzettelijk gebruik doen maken van een vals bankrekeningoverzicht (feit 2 in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15) Op grond van de bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de inhoud van het litigieuze bankafschrift vals is, aangezien het daarop vermelde kassaldo van 1.792.893,66 dollar niet overeenstemt met de werkelijkheid. Daarover is middels een rechtshulpverzoek aan Denemarken duidelijk verkregen van de Saxo Bank te Hellerup.
Het hof stelt vast dat de verdachte een ordner met daarin het valse bankrekeningoverzicht aan [betrokkene 12] ter beschikking heeft gesteld, welke ordner [betrokkene 12] op verzoek van de verdachte vervolgens heeft doorgegeven aan [fiscaal adviseur] . De verdachte heeft [fiscaal adviseur] gevolmachtigd om namens hem op te treden ter behartiging van zijn fiscale belangen vanaf 2014 ten opzichte van de Belastingdienst/FIOD.
In een gesprek tussen opsporingsambtenaren van de FIOD en [fiscaal adviseur] voornoemd in het kader van een jegens de verdachte lopend strafrechtelijk onderzoek heeft [fiscaal adviseur] de ordner met het valse bankrekeningoverzicht overgelegd dan wel overhandigd aan die opsporingsambtenaren. [fiscaal adviseur] heeft in dat verband nog verklaard dat hetgeen hij heeft afgegeven is gedaan met instemming van de verdachte.
Het hof heeft geen enkele aanleiding te veronderstellen dat [betrokkene 12] en/of [fiscaal adviseur] stukken uit de ordner hebben gehaald of daaraan hebben toegevoegd, mede in aanmerking genomen dat [betrokkene 12] daarover expliciet heeft verklaard. Het hof vermag ook niet in te zien welk belang zij daarbij zouden hebben. Een en ander leidt ertoe dat het ervoor moet worden gehouden dat de inhoud van de ordner, waaronder begrepen het valse bankafschrift, afkomstig is van de verdachte. Zulks past ook bij de omstandigheid dat zowel [betrokkene 12] als [fiscaal adviseur] hebben verklaard dat het op het betreffende bankrekeningoverzicht vermelde kassaldo qua orde van grootte aansloot bij de bedragen en overzichten die de verdachte noemde, respectievelijk toonde, toen deze heren bij de verdachte thuis op bezoek waren.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend dat de verdachte op 18 mei 2015 in Eindhoven gebruik heeft doen maken van een vals rekeningoverzicht van de Saxo Bank door dat rekeningoverzicht te doen overleggen of overhandigen aan opsporingsambtenaren van de FIOD te Eindhoven in verband met een tegen hem lopend strafrechtelijk onderzoek. Dat daarbij sprake is geweest van medeplegen met [betrokkene 12] en/of [fiscaal adviseur] voornoemd is het hof niet gebleken, temeer nu het bewijs ervoor tekortschiet dat zij wetenschap droegen van het feit dat het kassaldo niet overeenstemde met de werkelijkheid. De verdachte zal derhalve partieel worden vrijgesproken van dit deel van de tenlastelegging.
De verweren van de verdediging, inhoudende dat de verdachte niet bekend was met het rekeningoverzicht en dat [fiscaal adviseur] niet heeft verklaard dat hij in opdracht van de verdachte handelde toen hij dat overzicht aan de FIOD ter hand heeft gesteld, vindt zijn weerlegging in de in dit verband tot het bewijs gebezigde processen-verbaal.
C.
Aldus falen de verweren. Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging in al hun onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien en slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 onder feit 1, feit 3 en feit 4 primair, alsmede het in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15 onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde van het in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 onder feit 1 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
de voortgezette handeling van oplichting en verduistering, meermalen gepleegd.
Het bewezenverklaarde van het in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 onder feit 3 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Het bewezenverklaarde van het in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 onder feit 4 primair tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
valsheid in geschrift.
Het bewezenverklaarde van het in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15 onder feit 1 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
bedrieglijke bankbreuk.
Het bewezenverklaarde van het in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15 onder feit 2 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman heeft met betrekking tot het in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15 onder feit 1 tenlastegelegde subsidiair betoogd dat sprake is van afwezigheid van alle schuld nu de verdachte een beroep toekomt op verontschuldigbare rechtsdwaling. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte is afgegaan op de deblokkering van zijn bankrekening in opdracht van de curator en de daarmee samenhangende, al dan niet stilzwijgende, toestemming om met die bankrekening te voorzien in zijn levensonderhoud. Deze girale gang van zaken is volledig transparant en verifieerbaar en van enig opzet om buiten medeweten van de curator te handelen was geen sprake.
Dit verweer wordt verworpen, reeds omdat de feitelijke grondslag onjuist is. Het in dit verband door de verdediging gestelde, namelijk dat de verdachte toestemming van de curator had om met de gedeblokkeerde bankrekening te voorzien in zijn levensonderhoud, is – zoals reeds eerder is overwogen – in strijd met de feiten, aangezien die deblokkering was ingegeven door het verzoek van de verdachte om op zijn bankrekening een voorschot van de gemeente te kunnen ontvangen.
Er zijn naar het oordeel van het hof dan ook geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straffen
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan de voortgezette handeling van oplichting en verduistering, meermalen gepleegd (kort gezegd: beleggingsfraude), alsmede aan gewoontewitwassen, valsheid in geschrift, bedrieglijke bankbreuk (kort gezegd: faillissementsfraude) en het opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift.
De verdachte heeft gedurende een periode van meer dan drie jaren een groot aantal beleggers opgelicht. Hij heeft hen voorgespiegeld en/of medegedeeld dat de door hen ingelegde gelden volledig zouden worden geïnvesteerd, dat over die investeringen een bepaald percentage rendement zou worden uitgekeerd, dat bij daling van dat vermogen met een bepaald gering percentage de beleggers geïnformeerd zouden worden en dat op ieder door de beleggers gewenst moment, meestal binnen 24 uur nadat deze de verdachte daartoe hebben gemaand, aflossing van het saldo van de uitstaande hoofdsom zou geschieden. De verdachte heeft zich tegenover één of meer beleggers eveneens bediend van de valse beweringen dat hij de oprichter was van en werkzaam is geweest bij een bank, het vermogen van een bekende vermogende familie zou hebben beheerd, uitgeroepen was tot beste belegger van het jaar, borg zou staan met zijn beweerdelijk omvangrijk privévermogen, dat hij op de beursvloer had gestaan, hoge rendementen genereerde en geen vergunning van de Autoriteit Financiële Markten nodig had. In de meeste gevallen heeft de verdachte de beleggers een schaduwportefeuille of -rekening getoond van hun ‘eigen beleggingen’ om hun vertrouwen te wekken. Die portefeuilles of rekeningen waren echter nep.De beleggers zijn op grond van deze vertrouwenwekkende voorspiegelingen en mededelingen voor het eerst of opnieuw overgegaan tot afgifte aan de verdachte van diverse geldbedragen. Voor alle in het procesdossier naar voren gekomen beleggers, waarvan er maar een deel op de tenlastelegging en in de bewezenverklaring is terechtgekomen, betreft dit een totaalbedrag van circa 9 miljoen euro. In strijd met hetgeen contractueel was overeengekomen, heeft de verdachte telkenmale slechts een deel van dat ter investering ingelegde bedrag feitelijk belegd en het overige geld zich wederrechtelijk toegeëigend. Voor zover er ‘rendementen’ werden uitbetaald, vonden die veelal plaats uit de door andere beleggers ingelegde bedragen. Uit het procesdossier komt naar voren dat de verdachte met het wel belegde geld al snel aanzienlijke verliezen leed.
Hoewel de steller van de tenlastelegging een selectie van beleggers op de dagvaarding heeft vermeld, op grond waarvan het hof tot een bewezenverklaring is gekomen, is het hof van oordeel dat bij de straftoemeting rekening kan worden gehouden met het hiervoor genoemde totale nadeelbedrag van circa 9 miljoen euro dat is ontstaan als gevolg van de oplichtingspraktijken van de verdachte. De verdachte is immers daarover in het vooronderzoek, dus over meer zaken dan alleen die van de in de tenlastelegging genoemde beleggers, gehoord, waarna hij ter zake daarvan in de gelegenheid is gesteld een verklaring af te leggen. Het hof heeft tevens alle in het procesdossier figurerende beleggers bij de feitenbehandeling aan de orde gesteld. Het hof stelt in dit verband voorts vast dat de modus operandi bij het oplichten van de beleggers telkens dezelfde was.
De verdachte heeft eveneens gedurende een ruime periode aanzienlijke sommen geld die door de beleggers waren ingelegd gewetenloos ten eigen nutte aangewend voor een luxueuze levensstijl, door deze bedragen te besteden aan auto’s (voor een totaalbedrag van € 542.620,00), de aankoop en exploitatie van een bar-dancing (circa € 230.673,00), de aankoop van een privé-woning aan de Oudestraat te Gemert (€ 399.994,00), de aanleg van een zwembad (€ 71.500,00), vakanties (€ 13.111,00) en horeca-uitgaven (€ 29.504,00) (vide onder meer de documenten met nummers D-288 e.v.). Ook heeft de verdachte geld gegeven aan zijn toenmalige echtgenote.
Door aldus te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Ook witwassen is een ernstig strafbaar feit, dat vanwege het corrumperende effect op de samenleving niet kan worden getolereerd.
Door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte, dat puur plaatsvond uit het oogpunt van eigen geldelijk gewin en waarin hij jarenlang gewetenloos vele beleggers met gedraai, leugens en smoezen heeft misleid, heeft hij de gedupeerde beleggers aanzienlijke financiële schade berokkend. Slechts een aantal beleggers heeft een deel van het ingelegde geld, tot een totaalbedrag van € 2.450.250,67, teruggekregen. Uit de verklaringen van de gedupeerden zoals die zijn genoemd in de bewezenverklaring komt naar voren dat zij het door hen ingelegde vermogen grotendeels zijn kwijtgeraakt, zulks met veel financiële en psychische problemen en ongemak voor de gedupeerden tot gevolg.
Bovendien staat dit in schril contrast met hetgeen de gedupeerde beleggers zijn overeengekomen met de verdachte, namelijk dat aan hen een bepaald percentage rendement zou worden uitgekeerd en dat bij daling van hun vermogen met een bepaald percentage zij geïnformeerd zouden worden, opdat zij desgewenst binnen 24 uur uitbetaling van de uitstaande hoofdsom tegemoet konden zien.De verdachte heeft hiermee niet alleen het in hem gestelde vertrouwen ernstig geschaad. Ook het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in zijn algemeenheid gesteld moet kunnen worden in personen en financiële instellingen die zich bezighouden met individueel vermogensbeheer heeft daardoor schade opgelopen.
In een poging om een grote belegger genoegen te laten nemen met het uitstel van een verlangde terugbetaling, een contractsopzegging af te wenden en zijn strafbare praktijken toe te dekken, heeft de verdachte een brief valselijk opgemaakt. Die brief, beweerdelijk afkomstig van zijn advocaat mr. [naam advocaat] , was gericht aan de Autoriteit Financiële Markten. Daarin is gesteld dat de rekeningen (die de verdachte beweerdelijk voor de uitbetaling van gelden nodig had) waren geblokkeerd en dat ervan wordt uitgegaan dat deze blokkade binnen tien dagen zal komen te vervallen.
In werkelijkheid was deze brief helemaal niet afkomstig van voornoemde advocaat. Dat is een kwalijk feit, aangezien in het maatschappelijk verkeer grote waarde wordt gehecht aan de betrouwbaarheid van stukken van professionele dienstverleners zoals advocaten. Men moet erop kunnen vertrouwen dat die stukken juist zijn en dat de afzender integer is. Van dat vertrouwen heeft de verdachte op brutale wijze misbruik gemaakt, uitsluitend met het doel om daar zelf beter van te worden, dan wel om financiële schade voor zichzelf te beperken, ten koste van anderen.
De verdachte heeft zich na de schorsing van de voorlopige hechtenis in de beleggingsfraudezaak Montana schuldig gemaakt aan bedrieglijke bankbreuk door niet te voldoen aan de op hem ingevolge de Faillissementswet rustende inlichtingen- en medewerkingsplicht en een totaalbedrag van € 75.000,00 aan de boedel te onttrekken. De verdachte heeft opzettelijk nagelaten om deze tijdens zijn faillissement gegenereerde inkomsten te verantwoorden aan de curator. Hij heeft deze inkomsten ten eigen bate aangewend, terwijl die inkomsten in de boedel vielen teneinde door de curator over de gezamenlijke schuldeisers te worden verdeeld. Het hof acht dit een ernstig misdrijf, waardoor de vermogensrechtelijke belangen van de schuldeisers in zijn faillissement zijn benadeeld. De verdachte heeft zich bij het plegen van dit feit hiervan niets aangetrokken en wederom zijn eigen belang voorop gesteld.
Naast deze faillissementsfraude heeft de verdachte zich tevens schuldig gemaakt aan het gebruik doen maken van een vals geschrift, meer bepaald door een bankrekeningafschrift met daarop een onjuist kassaldo van $ 1.792.893,66 aan de FIOD te laten overhandigen in het kader van het jegens hem lopende strafrechtelijk onderzoek in een nieuwe beleggingsfraudezaak.
Na de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in de beleggingsfraudezaak Montana heeft de verdachte de brutaliteit gehad om voort te gaan met dezelfde beleggingspraktijken. Vijfentwintig personen hebben circa 1,5 miljoen euro ingelegd tegen een wekelijks rendement van minimaal 2%, waarbij de verdachte misbruik maakte van een besloten vennootschap, waarvan hij een ander als katvanger (formeel bestuurder) liet optreden, terwijl ook deze inleggers niet meer werden (terug)betaald. Het saldo van zijn beleggingsrekening van de Saxo Bank was in april 2015 bijna nihil. Om de FIOD ‘om te tuin te leiden’, heeft hij een andere persoon op de FIOD afgestuurd om namens hem een vals rekeningoverzicht van de Saxo Bank d.d. 14 april 2015 met een kassaldo van $ 1.792.893,66 te overleggen. Daarmee heeft de verdachte laten zien dat een dreigende strafvervolging hem niet heeft kunnen weerhouden om zijn strafbare handelingen voort te zetten. Verdachte imponeert als een onverbeterlijke recidivist. Verdachte heeft tevens (na het begaan van het onder feit 4 tenlastegelegde in de beleggingsfraudezaak Montana), in een poging om zijn strafbare praktijken toe te dekken, niet geschroomd om wederom gebruik te (doen) maken van een vals geschrift. Hiermee heeft hij het vertrouwen dat in het algemeen in geschriften met een bewijsbestemming moet kunnen worden gesteld nogmaals ernstig geschonden en de opsporingsdiensten proberen te misleiden. Het getuigt van een grote schaamteloosheid die de verdachte met dit handelen heeft tentoongespreid.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 16 november 2020, betrekking hebbende op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Daaronder bevinden zich veroordelingen voor oplichtingsgerelateerde feiten en valsheid in geschrift, ook tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Dit heeft de verdachte er kennelijk niet van weerhouden opnieuw dergelijke strafbare feiten te plegen.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de raadsman naar voren gebracht dat de verdachte thans verblijft in het buitenland, dat zijn woning twee jaar geleden is beschoten, dat de verdachte persoonlijk failliet is verklaard en in armoede is vervallen.
Uit het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland, gevestigd in het arrondissement Oost-Brabant, van 15 november 2013 komt als conclusie naar voren dat de verdachte vanaf zijn dertigste levensjaar herhaaldelijk in beeld komt vanwege fraudegerelateerde feiten. Er lijkt sprake te zijn van een als verslaving aandoende behoefte aan spanning waarbij de gerichtheid op behoeftebevrediging, status en zelfverrijking centraal staat. Verdachte kan grenzen uit het oog verliezen, hij overschat zijn eigen kunnen en vervalt deels in impulsief gedrag. Het lerend vermogen van de verdachte voor wat betreft het voorkomen van delictgedrag lijkt volgens de reclassering gering, mede gezien de herhaling van feiten. Hij bagatelliseert zijn verantwoordelijkheid en trekt herhaaldelijk de nut en noodzaak van reclasseringsbegeleiding en behandeling in twijfel.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op de ernst en het repeterende karakter van het bewezenverklaarde, het justitieel verleden van de verdachte, de straffen die in soortgelijke fraudegevallen door dit hof worden opgelegd en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Hoewel de rechtbank en de advocaat-generaal zulks eveneens hebben onderkend, zou met oplegging van dezelfde straffen als de rechtbank heeft gedaan, maar ook met het volgen van de door advocaat-generaal geformuleerde eis, naar ’s hofs oordeel onvoldoende recht worden gedaan aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten, zoals hiervoor is overwogen. Het hof zal derhalve overgaan tot oplegging van een gevangenisstraf van langere duur.
Alles afwegende acht het hof in beginsel oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 7 jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden. Daarbij heeft het hof tevens de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van fraude, in aanmerking genomen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof, behoudens hetgeen hierna zal worden overwogen met betrekking tot de redelijke termijn, niet van feiten en omstandigheden gebleken die aanleiding geven om van dit uitgangspunt af te wijken.
Gelet op het grote gevaar voor herhaling, blijkend uit de eerdere onherroepelijke veroordelingen en uit de onverminderde voortzetting van zijn gewetenloze, brutale strafbare praktijken na zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis in de beleggingsfraudezaak Montana, zal het hof uit een oogpunt van bescherming van de maatschappij als bijkomende straf de openbaarmaking van dit arrest gelasten.
De openbaarmaking zal dienen te geschieden nadat dit arrest onherroepelijk is geworden en wel door middel van publicatie van dit arrest op de internetpagina van de rechterlijke macht, te weten www.rechtspraak.nl, zonder de gegevens van de verdachte te anonimiseren. Eenieder kan mitsdien via internet op de hoogte geraken van de praktijken van de verdachte. Met de oplegging van deze bijkomende straf beoogt het hof te voorkomen dat anderen wederom slachtoffer worden van de oplichtingsprakijken van de verdachte. Aangezien hiermee geen op de verdachte te verhalen kosten gemoeid zijn, zal het hof met toepassing van artikel 36, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht de kosten van openbaarmaking op nihil schatten.
Het hof overweegt met betrekking tot het procesverloop in deze zaak nog het volgende.
Het hof stelt vast dat de verdachte voor het eerst op 1 oktober 2013 door de FIOD in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 en op 14 juli 2015 in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15 als verdachte is gehoord. Nadat de verdachte telkens was gedagvaard voor de rechtbank en de zaken in eerste aanleg zijn behandeld, heeft de rechtbank op respectievelijk 28 februari 2017 en 12 september 2017 vonnis gewezen. Vervolgens is in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 door de officier van justitie op 7 maart 2017 en namens de verdachte op 13 maart 2017 hoger beroep ingesteld. In de strafzaak met parketnummer 01-997507-15 is op 20 september 2017 namens de verdachte hoger beroep aangetekend. Het hof doet bij arrest van heden – 30 december 2020 – einduitspraak.
Het tijdsverloop tussen het moment van de aanvang van de ‘criminal charge’ als bedoeld in artikel 6 van het EVRM en het wijzen van vonnis door de rechtbank bedraagt derhalve bijna 41 maanden in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 en bijna 26 maanden in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15. Het tijdsverloop tussen het instellen van hoger beroep en het wijzen van eindarrest bedraagt bijna 46 maanden in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 en ruim 39 maanden in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15. Voorts is de totale duur van de berechting in feitelijke aanleg telkens buiten de grenzen van de redelijke termijn van vier jaren getreden.
Bij de beoordeling of de redelijke termijn is overschreden kunnen bijzondere omstandigheden een rol spelen, zoals de ingewikkeldheid van een zaak, de invloed van de verdachte en/of zijn raadsman op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Hoewel de onderhavige zaak omvangrijk en complex van aard is, er in eerste aanleg op verzoek van de verdediging getuigen zijn gehoord en in hoger beroep aanvullende onderzoekshandelingen zijn verricht, is het hof van oordeel dat die omstandigheden niet het gehele tijdsverloop kunnen en mogen verklaren. Van andere bijzondere omstandigheden die het tijdsverloop kunnen rechtvaardigen is niet gebleken.
Op grond van het voorgaande stelt het hof vast dat telkens einduitspraak is, respectievelijk thans wordt, gedaan na het verstrijken van twee jaren. Daarmee is de redelijke termijn in eerste aanleg in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 met bijna 17 maanden en in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15 met bijna 2 maanden overschreden.
Voor de fase van het hoger beroep heeft te gelden dat de redelijke termijn in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 met bijna 22 maanden en in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15 met ruim 15 maanden is overschreden. Het hof zal deze forse overschrijdingen ten faveure van de verdachte verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het hof de op te leggen gevangenisstraf in de in hoger beroep gevoegde strafzaken met één jaar zal matigen.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Vorderingen van de benadeelde partijen
De benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [besloten vennootschap van slachtoffer 9] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 16] , [slachtoffer 17] , [slachtoffer 19] , [slachtoffer 20] , [slachtoffer 21] , [slachtoffer 22] , [slachtoffer 23] , [slachtoffer 27] , [slachtoffer 28] , [slachtoffer 29] , [slachtoffer 13] en [besloten vennootschap van slachtoffer 30] / [slachtoffer 30] hebben telkens in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot vergoeding van materiële schade. De benadeelde partijen [besloten vennootschap van slachtoffer 9] , [slachtoffer 17] en [besloten vennootschap van slachtoffer 30] / [slachtoffer 30] hebben voorts gevorderd de toe te wijzen bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente. De vorderingen zien telkenmale met name op de ter investering in beleggingsproducten ingelegde geldbedragen. Sommige benadeelde partijen hebben voorts vergoeding van andere gestelde schade gevorderd, zoals niet ontvangen rendement.
De rechtbank heeft bij het vonnis waarvan beroep alle benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat de behandeling daarvan naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partijen zijn voorts veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de verdachte, ten tijde van het wijzen van het vonnis begroot op nihil.
Voornoemde benadeelde partijen hebben allen te kennen gegeven hun vorderingen in hoger beroep te handhaven. Tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak ter terechtzitting in hoger beroep is evenwel door of namens de benadeelde partijen [besloten vennootschap van slachtoffer 9] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 16] , [slachtoffer 20] , [slachtoffer 29] en [besloten vennootschap van slachtoffer 30] / [slachtoffer 30] naar voren gebracht dat zij hun respectievelijke vorderingen telkens wensen te verminderen met de gestelde schadepost ‘niet ontvangen rendement’.
De raadsman van de verdachte heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partijen in hun vorderingen tot schadevergoeding, primair in verband met de bepleite vrijspraak en subsidiair omdat de behandeling van die vorderingen tot schadevergoeding een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, gezien hun complexe aard en gelet op de omstandigheid dat er kennelijk hieromtrent nog civielrechtelijke procedures lopen.
Het hof overweegt als volgt.
De verdachte is bij vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 29 oktober 2013 in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van mr. M.J.W. van Ingen, advocaat te ’s-Hertogenbosch, als curator. Uit navraag door de FIOD op verzoek van de advocaat-generaal bij de curator, alsmede uit raadpleging van het centraal insolventieregister ter terechtzitting in hoger beroep en daags voorafgaand aan het heden te wijzen arrest, is gebleken dat de verdachte thans nog steeds in staat van faillissement verkeert.
Het hof stelt vast dat alle hiervoor genoemde vorderingen ten parkette van de officier van justitie zijn ingediend nadat het faillissement van de verdachte pro se was uitgesproken. In een dergelijk geval, waarin de verdachte ten tijde van het indienen van de vorderingen – zoals in eerste aanleg het geval was – in staat van faillissement verkeerde, kunnen de benadeelde partijen ingevolge het bepaalde in artikel 26 juncto artikel 110 van de Faillissementswet niet worden ontvangen in hun vorderingen tot schadevergoeding.Immers, uit deze artikelen volgt dat rechtsvorderingen, die voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben, gedurende het faillissement ook tegen de gefailleerde op geen andere wijze kunnen worden ingesteld dan door aanmelding ter verificatie bij de faillissementscurator. Wel kan de faillissementscurator, die uit hoofde van zijn bijzondere positie als vertegenwoordiger van de gezamenlijke schuldeisers van de gefailleerde bevoegd is voor de belangen van die schuldeisers in rechte op te komen, zich ten behoeve van die gezamenlijke schuldeisers als benadeelde partij in het strafgeding tegen de gefailleerde verdachte (of een derde) voegen. Dat laatste is in de onderhavige zaak evenwel niet geschied.
Het hof zal mitsdien de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding.
Gelet op het voorgaande acht het hof termen aanwezig om de proceskosten te compenseren in dier voege dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Beslag
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar voren gekomen dat er tijdens het vooronderzoek strafvorderlijk beslag is gelegd op twee ordners met administratieve bescheiden (documenten met nummers DOC-001 tot en met DOC-096). Voor het hof is niet genoegzaam komen vast te staan wie thans in juridische zin als rechthebbende van deze inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goederen kan worden aangemerkt. Het hof zal derhalve daarvan de bewaring gelasten ten behoeve van de rechthebbende.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36, 56, 57, 63, 225, 321, 326, 339, 341 (oud) en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze voorschriften ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden.
BESLISSING
Het hof:
vernietigt de vonnissen waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en doet in zoverre opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de strafzaak met parketnummer 01-997513-13 onder feit 1, feit 3 en feit 4 primair en in de strafzaak met parketnummer 01-997507-15 onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) jaren;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
gelast de openbaarmaking van dit arrest na het onherroepelijk worden daarvan, inclusief de vermelding van de personalia van de verdachte, door kosteloze publicatie ervan op www.rechtspraak.nl;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten twee ordners met administratieve bescheiden (documenten met nummers DOC-001 tot en met DOC-096);
verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [besloten vennootschap van slachtoffer 9] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 16] , [slachtoffer 17] , [slachtoffer 19] , [slachtoffer 20] , [slachtoffer 21] , [slachtoffer 22] , [slachtoffer 23] , [slachtoffer 27] , [slachtoffer 28] , [slachtoffer 29] , [slachtoffer 13] en [besloten vennootschap van slachtoffer 30] / [slachtoffer 30] niet-ontvankelijk in hun vorderingen tot schadevergoeding;
bepaalt dat de benadeelde partijen en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door:
mr. C.M. Hilverda, voorzitter,
mr. R.R. Everaars-Katerberg en mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. lic. J.N. van Veen, griffier,
en op 30 december 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Everaars-Katerberg voornoemd is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 30‑12‑2020
Hoge Raad 18 juni 1923, NJ 1923, p. 1195 en Hoge Raad 25 juni 1923, NJ 1923, p. 1278. Zie voor deze verplichting van de failliet om aan de curator de krachtens de inlichtingenplicht opgegeven boedelactiva ter beschikking te stellen ook: Hoge Raad 23 december 1983, NJ 1985/107 en de MvT bij artikel 105a (nieuw) Faillissementswet.