NJ 1923, p. 1195
Bedriegelijke bankbreuk.
HR 18-06-1923, ECLI:NL:HR:1923:64
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 juni 1923
- Magistraten
Mrs. Nijpels, Bosch, Savelberg, Jhr. Feith, Taverne
- Zaaknummer
[18061923/NJ_1923,_p._1195]
- Conclusie
Mr. Ledeboer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS149757:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1923:64, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑06‑1923
- Wetingang
(Sr art. 341 lid 1.)
Essentie
Bedriegelijke bankbreuk.
Samenvatting
Waar vaststaat, dat bekl. de opbrengst der verkochte goederen niet aan den curator heeft afgedragen, heeft het Hof terecht aangenomen, dat bekl. baten van den boedel niet heeft verantwoord. Immers, van verantwoording in den zin van art. 341 1° Sr. kan moeilijk sprake zijn, indien wel de ontvangst der gelden in de boeken is genoteerd doch req. over die gelden zonder eenig recht ten eigen bate heeft beschikt.
(Adv.-Gen. Ledeboer noemt in zijn conclusie deze opvatting verdedigbaar, hoewel hij het juister acht in dit geval te spreken van het onttrekken van eenig goed aan den ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.