NJFS 2021/68
Vrijspraak, nu handelen verdachte viel onder vergunningsplicht art. 2:65 Wft, terwijl art. 2:96 Wft is tenlastegelegd.
Hof 's-Hertogenbosch 30-12-2020, ECLI:NL:GHSHE:2020:4026
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
30 december 2020
- Magistraten
Mrs. C.M. Hilverda, R.R. Everaars-Katerberg, A.J.A.M. Nieuwenhuizen
- Zaaknummer
20-000767-17 en 20-002893-17
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Bijzonder strafrecht / Economisch strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHSHE:2020:4026, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 30‑12‑2020
- Wetingang
Essentie
Economisch strafrecht. Verdachte heeft naar de buitenwereld toe voorgespiegeld dat sprake was van individueel vermogensbeheer, waarvoor een vergunningsplicht geldt ex art. 2:96 Wft, maar feitelijk was sprake van collectief beleggen, waarvoor een vergunningsplicht geldt ex art. 2:65 Wft. Verdachte was voor zijn handelen hoe dan ook vergunningsplichtig, terwijl hij niet over een vergunning beschikte. Nu voor de grondslag van de af te geven vergunning van doorslaggevend belang is wat er feitelijk met de ingelegde gelden is geschied en verdachte feitelijk een beleggingsinstelling heeft beheerd of rechten van deelneming in een beleggingsinstelling heeft aangeboden, had hij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.