HR 25 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD8950, NJ 2003/97 m.nt. Mevis.
HR, 29-11-2022, nr. 21/01797
ECLI:NL:HR:2022:1760
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29-11-2022
- Zaaknummer
21/01797
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1760, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑11‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARL:2021:3777
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:1125
ECLI:NL:PHR:2022:1125, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 11‑10‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1760
- Vindplaatsen
Uitspraak 29‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Profijtontneming, w.v.v. uit 7 hennepkwekerijen. 1. Post Keskin. Afwijzing (in tussenuitspraak en einduitspraak) van bij appelschriftuur gedaan, ttz. in hoger beroep gehandhaafd en op latere tz. in h.b. herhaald verzoek tot horen van 6 getuigen op de grond dat verzoek tot horen van 6 getuigen ‘onvoldoende is onderbouwd’. 2. Kon hof aannemelijk achten dat betrokkene over een langere periode dan bewezenverklaarde periode wederrechtelijk voordeel heeft genoten? HR: art. 81.1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/01797 P
Datum 29 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 april 2021, nummer 21-001100-16, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de betrokkene.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft R. Zilver, advocaat te Utrecht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 november 2022.
Conclusie 11‑10‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Profijtontneming, wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepkwekerijen. Klachten over de afwijzing van het verzoek om zes personen als getuigen te horen en ‘s hofs oordeel dat de betrokkene over een langere periode dan de bewezenverklaarde periode wederrechtelijk voordeel heeft genoten. Conclusie strekt tot verwerping.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/01797 P
Zitting 11 oktober 2022
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de betrokkene
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel bij arrest van 20 april 2021 vastgesteld op een bedrag van € 263.230,00 en aan de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van € 236.700,00 ter ontneming van dat voordeel. Daarbij is de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd bepaald op 1080 dagen.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de betrokkene. R. Zilver, advocaat te Utrecht, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel bevat de klacht dat het hof ten onrechte verzoeken tot het horen van zes getuigen heeft afgewezen. Het tweede middel bevat de klacht dat het hof ten onrechte aannemelijk heeft geacht dat de betrokkene over een langere periode dan de bewezenverklaarde periode wederrechtelijk voordeel heeft genoten. Voorafgaand aan de bespreking van beide middelen geef ik gedeelten van de overwegingen in het bestreden arrest, de in de aanvulling opgenomen bewijsmiddelen, passages uit de appelschriftuur, processen-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en een tussenarrest weer.
’s Hofs overwegingen, bewijsmiddelen, appelschriftuur en processen-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting
4. Het hof heeft in het bestreden arrest onder meer het volgende overwogen (met weglating van voetnoten):
‘Verzoek tot het horen van getuigen
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof op 23 maart 2021 wederom het verzoek gedaan tot het horen van de in de appelschriftuur genoemde getuigen, welk verzoek op 8 november 2018 op de regiezitting is toegelicht (waarbij het verzoek tot het horen van één bepaalde getuige is ingetrokken), en op welk verzoek door het hof bij tussenarrest van 22 november 2018 is beslist. De raadsman heeft voor de onderbouwing van dit getuigenverzoek verwezen naar zijn appelschriftuur en hetgeen hij op voornoemde regiezitting naar voren heeft gebracht. Naar aanleiding van de vraag of hij naar aanleiding van het tussenarrest d.d. 22 november 2018 nog een nadere onderbouwing wenste te geven, heeft de raadsman enkel verwezen naar het recent gewezen ‘Keskin-arrest’.
Het hof stelt vast dat het verzoek tot het horen van de 6 gevraagde getuigen door de verdediging op geen enkele wijze is gespecificeerd en concreet onderbouwd. De noodzaak om de betreffende getuigen te horen is uit hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht, noch anderszins gebleken. Bij deze beoordeling heeft het hof het specifieke karakter van de ontnemingsprocedure betrokken en het feit dat het in deze zaak in het bijzonder gaat om een beoordeling van de opbrengsten, de verdeling daarvan en de gemaakte kosten. Het verzoek tot het horen van de 6 getuigen ( [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [betrokkene 5] en [betrokkene 6] ) wordt gezien het voorgaande (opnieuw) afgewezen.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De betrokkene is bij vonnis van rechtbank Noord-Nederland van 25 februari 2016 (parketnummer 18-630563-10) onder meer terzake van deelname aan een criminele organisatie en het tezamen en in vereniging met anderen beroepsmatig telen van hennep op 5 verschillende adressen, veroordeeld tot straf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat betrokkene uit het bewezenverklaarde handelen en uit andere strafbare feiten financieel voordeel heeft genoten.
Standpunten
(…)
De verdediging heeft de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gemotiveerd bestreden. Met de verklaring van [betrokkene 7] dient behoedzaam te worden omgegaan, nu hem niets uit eigen wetenschap bekend was en zijn verklaring onvolledig is. Voorts is er bij de berekening niet of onvoldoende rekening gehouden met gemaakte kosten en dient de opbrengst per kwekerij anders verdeeld te worden. De verdediging heeft een schriftelijke verklaring van betrokkene overgelegd, waarin een en ander uiteen is gezet. De conclusie van de verdediging luidt dat betrokkene een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 27.750,- heeft genoten, waarop nog een korting van 10% in verband met overschrijding van de redelijke termijn dient te worden toegepast.
Wijze van berekenen
Het hof stelt voorop dat uit het dossier geen concrete gegevens blijken omtrent de werkelijke opbrengst die met de verschillende kwekerijen in de onderliggende zaak zijn behaald. Betrokkene heeft weliswaar een berekening ingediend van het voordeel dat volgens hem is behaald, maar de door hem gestelde opbrengsten en kosten zijn op geen enkele wijze onderbouwd. Om het bedrag vast te stellen waarop het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, neemt het hof daarom - net als de rechtbank en de advocaat-generaal - het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 25 oktober 2012 (hierna: het ontnemingsrapport) als uitgangspunt. Afhankelijk van de periodes waarin de verschillende hennepkwekerijen actief zijn geweest, wordt daarbij uitgegaan van de gegevens uit het BOOM-rapport van 2005 dan wel 2010 (update 1 november 2010).
Verklaringen [betrokkene 7]
Evenals de rechtbank en de advocaat-generaal acht het hof de verklaringen van [betrokkene 7] geloofwaardig en betrouwbaar, nu zijn verklaringen gedetailleerd en consistent zijn en steun vinden in andere bewijsmiddelen. Bovendien heeft hij ten aanzien van de verdiensten van [betrokkene 4] - anders dan de verdediging heeft aangevoerd - uit eigen wetenschap verklaard. Zijn verklaring houdt immers in dat hij van [betrokkene 4] zelf heeft gehoord dat hij bij kwekerijen 5% van de opbrengst kreeg. Het verweer van de verdediging dat de verklaring van [betrokkene 7] niet bruikbaar is in het kader van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, wordt gezien het voorgaande verworpen.
[betrokkene 4]
Op grond van de verklaring van [betrokkene 7] gaat het hof ervan uit dat [betrokkene 4] voor zijn betrokkenheid bij verschillende kwekerijen steeds 5% van de opbrengst kreeg. Gelet op de rol die hij bij de kwekerijen heeft gehad en de verdiensten van anderen zoals die zijn af te leiden uit het dossier, acht het hof dit percentage plausibel en aannemelijk.
[betrokkene 3]
Ten aanzien van de betrokkenheid van [betrokkene 3] is in 2017 een ontnemingsvordering bij het hof aanhangig geweest onder parketnummer 21-005935-14. Voor zijn betrokkenheid bij kwekerijen aan [a-straat] te [plaats] (zaaksdossier 2.2), [b-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 2.6) en [c-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 2.7) heeft het hof bij beslissing van 17 november 2017 het door [betrokkene 3] wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 12.000,-. Daarbij is uitgegaan van zijn eigen verklaring dat hij op projectbasis betaald kreeg. Blijkens de in het arrest opgenomen motivering heeft hij per kwekerij het volgende verdiend:
[a-straat] , [plaats] : € 5.000,-
[b-straat 1] , [plaats] : € 4.000,-
[c-straat 1] , [plaats] : € 3.000,-.
In de onderhavige berekening gaat het hof ten aanzien van de verdiensten van [betrokkene 3] van deze bedragen uit.
Twee onbekende personen
Evenals de rechtbank en de advocaat-generaal acht het hof het aannemelijk dat er bij een aantal van de na te noemen kwekerijen nog twee onbekend gebleven personen betrokken waren, mensen waarover niet alleen door betrokkene maar ook door [betrokkene 7] is verklaard. Deze personen worden bij de berekening van de opbrengst van die kwekerijen in de verdeling meegenomen.
[betrokkene 5]
Bij de kwekerijen waarbij [betrokkene 5] is betrokken, gaat het hof overeenkomstig de beslissing van de rechtbank en het standpunt van de advocaat-generaal uit van een ponds-pondsgewijze verdeling, nu beiden min of meer in gelijke mate betrokken zijn geweest bij deze kwekerijen. Dit uitgangspunt vindt steun in het tapgesprek tussen betrokkene en [betrokkene 3] d.d, 15 februari 2012, waarin betrokkene zegt: “Sommige mensen investeren alles voor jou, zoals ik doe met [betrokkene 5] , 50-50”.
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per kwekerij
Het hof zal per kwekerij beoordelen of en zo ja hoeveel voordeel er met de teelt en verkoop van hennep is behaald en hoe dit tussen de betrokken personen is verdeeld. Voor zover het voordeel uit hennepkwekerijen betreft waarvoor betrokkene niet is veroordeeld, zal het hof eerst dienen te beoordelen of er voldoende aanwijzingen zijn dat hij op strafbare wijze bij deze kwekerijen betrokken is geweest.
[d-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 1.2)
(…)
[e-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 1.3)
Op 20 januari 2010 is op het adres [e-straat 1] te [plaats] een hennepkwekerij aangetroffen met 355 planten. Volgens het ontnemingsrapport is de kwekerij actief geweest over de periode 15 mei 2009 tot en met 20 januari 2010. Bij de berekening is uitgegaan van 2 oogsten. Betrokkene is in de hoofdzaak niet ter zake van betrokkenheid bij deze kwekerij veroordeeld. Het hof zal daarom beoordelen of er voldoende aanwijzingen bestaan dat betrokkene in relatie tot deze kwekerij strafbare feiten heeft begaan.
Betrokkene heeft erkend dat hij bij de kwekerij aan [e-straat 1] te [plaats] betrokken is geweest en dat er twee keer geoogst is. Bij de berekening dient volgens de verdediging echter te worden betrokken dat er in totaal € 17.000,- aan huur voor de woning is betaald en dat de helft van de opbrengst van de hennepteelt aan de huurders van het pand ( [betrokkene 6] en een Joodse man) is betaald. Het restant zou verdeeld zijn tussen betrokkene en de twee onbekende personen (ieder € 2.750,-).
Op grond van betrokkenes eigen verklaring en de verklaring van [betrokkene 7] zijn er voldoende aanwijzingen dat betrokkene op strafbare wijze betrokkenheid heeft gehad bij de hennepkwekerij in de woning aan [e-straat 1] te [plaats] . Overeenkomstig het ontnemingsrapport en het standpunt van de advocaat-generaal gaat het hof ervan uit dat de kwekerij actief is geweest van 15 mei 2009 tot en met 20 januari 2010 en dat er in die periode twee keer is geoogst. De advocaat-generaal heeft er terecht op gewezen dat in het ontnemingsrapport en de beslissing ten onrechte is uitgegaan van een verkoopprijs van € 2.360,- per kilo. Blijkens het BOOM-rapport van april 2005 leverde een kilo hennep destijds € 2.370,-op.
Het hof volgt de verdediging niet in het standpunt dat de betaalde huur (à € 17.000,-) voor aftrek in aanmerking komt, nu het niet gaat om kosten die in rechtstreeks verband staan met de gepleegde strafbare feiten. De woning aan [e-straat 1] te [plaats] werd immers niet alleen gebruikt voor hennepteelt, maar ook voor bewoning. Evenals de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof daarom van oordeel dat deze kosten redelijkerwijs niet voor aftrek in aanmerking komen.
Ten slotte acht het hof niet aannemelijk geworden dat de huurders van de woning de helft van de opbrengst van de hennepteelt kregen. [betrokkene 6] heeft hier zelf niets over verklaard en ook anderszins is dit niet gebleken.
Naast betrokkene en de 2 onbekend gebleven personen, zijn er geen aanwijzingen voor de betrokkenheid van andere personen.
Het voorgaande leidt tot de volgende berekening:
Bruto opbrengst: 355 planten x 28,2 gram x 2 oogsten x € 2.370,-/kg € 47.452
Afschrijvingskosten voor 2 oogsten: € 500
Variabele kosten van € 4,40 x 355 planten x 2 oogsten: € 3.124
Kosten knippers: € 2,- x 355 planten x 2 oogsten: € 1.420
Totale kosten: € 5.044
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel: € 42.408
Aantal delen door 3 (betrokkene en 2 andere personen): € 14.136
[f-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 1.4)
Op 10 mei 2010 is op het adres [f-straat 1] te [plaats] een hennepkwekerij met 565 planten aangetroffen. Volgens het ontnemingsrapport is de kwekerij actief geweest in de periode 1 juni 2009 tot 10 mei 2010 en is er drie keer geoogst. Betrokkene is in de hoofdzaak niet ter zake van betrokkenheid bij deze kwekerij veroordeeld. Het hof zal daarom beoordelen of er voldoende aanwijzingen bestaan dat betrokkene in relatie tot deze kwekerij strafbare feiten heeft begaan.
Betrokkene heeft erkend dat hij op verzoek van [betrokkene 5] de verzorging van de kwekerij aan bovengenoemd adres op zich heeft genomen. Dit zou echter pas in een later stadium zijn geweest, vlak voordat de kwekerij werd ontmanteld. Betrokkene heeft in dat verband gesteld geen voordeel uit deze kwekerij te hebben verkregen.
Op grond van betrokkenes eigen verklaring en de verklaring van [betrokkene 7] zijn er voldoende aanwijzingen dat betrokkene op strafbare wijze betrokkenheid heeft gehad bij de hennepkwekerij aan de [f-straat 1] te [plaats] . Anders dan de verdediging heeft bepleit, leidt het hof uit het dossier af dat deze kwekerij reeds vanaf het begin van [betrokkene 5] en betrokkene was. Zo heeft [betrokkene 7] verklaard dat [betrokkene 5] werkzaam was bij een makelaar en dat hij zo het pand aan de [f-straat] had geregeld, dat betrokkene en [betrokkene 5] het samen deden, maar dat betrokkene naar zijn idee de eindverantwoording had, dat [betrokkene 5] met voorstellen van panden kwam waar een hennepkwekerij gebouwd kon worden, maar dat betrokkene uiteindelijk besliste. De stelling van de verdediging dat betrokkene pas op een later moment is ingestapt - een stelling die door de verdediging overigens niet nader is onderbouwd met data of andere concrete gegevens - vindt geen steun in het dossier.
Overeenkomstig het ontnemingsrapport en het standpunt van de advocaat-generaal gaat het hof ervan uit dat de kwekerij actief is geweest van 1 juni 2009 tot en met 10 mei 2010 en dat er in die periode drie keer is geoogst. De advocaat-generaal heeft er terecht op gewezen dat in het ontnemingsrapport en de beslissing ten onrechte is uitgegaan van een verkoopprijs van € 2.360,- per kilo. Blijkens het BOOM-rapport van april 2005 leverde een kilo hennep destijds € 2.370,- op.
Het hof stelt ten aanzien van deze kwekerij vast dat naast betrokkene en [betrokkene 5] ook [betrokkene 4] bij de kwekerij betrokken is geweest, nu er in de betreffende woning aan de [f-straat] DNA van laatstgenoemde is aangetroffen. Van de betrokkenheid van andere personen is niet gebleken.
Het voorgaande leidt tot de volgende berekening:
Bruto opbrengst: 565 planten x 28,2 gram x 3 oogsten x € 2.370,-/kg € 113.283
Afschrijvingskosten voor 3 oogsten: € 1.050
Variabele kosten van € 4,40 x 565 planten x 3oogsten: € 7.458
Kosten knippers: € 2,- x 565 planten x 3 oogsten: € 3.390
Totale kosten: € 11.898
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel: € 101.385
Aandeel [betrokkene 4] (5%): -/- € 5.069
€ 96.316
Aantal delen door 2 ( [betrokkene 5] en betrokkene): € 48.158
[a-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 2.2)
Op 6 juli 2011 is op het adres [a-straat 1] te [plaats] een hennepkwekerij aangetroffen met 1200 planten. Volgens het ontnemingsrapport is de kwekerij actief geweest in de periode 15 november 2010 tot en met 6 juli 2011 en is er 2 keer geoogst. Betrokkene is in de hoofdzaak ter zake van het medeplegen van beroepsmatige hennepteelt in deze kwekerij veroordeeld tot straf. De bewezenverklaring ziet op de periode januari 2011 tot en met 6 juli 2011. Op grond van het dossier acht het hof voldoende aanwijzingen aanwezig dat de betrokkenheid zich over de gehele in het ontnemingsrapport genoemde periode van 15 november 2010 tot en met 6 juli 2011 heeft uitgestrekt.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er € 80.000,- aan investeringskosten voor de kwekerij aan [a-straat 1] te [plaats] zijn betaald. Daarnaast heeft de verdediging erop gewezen dat het pand werd gehuurd door [betrokkene 8] en [betrokkene 9] en dat zij de helft van de opbrengst van de kwekerij hebben ontvangen. Het hof acht het niet aannemelijk dat de huurders de helft van de opbrengst hebben ontvangen. De enkele verklaring van [betrokkene 7] dat zij geld kregen is daartoe onvoldoende. Voor het overige is het standpunt van de verdediging niet onderbouwd. Ten aanzien van de investeringskosten stelt het hof vast dat dit standpunt evenmin is onderbouwd en dat daar bovendien in de berekening al rekening mee wordt gehouden in de vorm van afschrijvingskosten.
Het hof sluit zich aan bij de berekening die de rechtbank heeft gehanteerd. Anders dan het ontnemingsrapport en het standpunt van de advocaat-generaal is ten aanzien van het voordeel uitgegaan van 1 oogst, nu [betrokkene 7] heeft verklaard dat hij van [betrokkene 4] had gehoord dat de eerste oogst niet goed ging. Het hof gaat uit van betrokkenheid van [betrokkene 4] (5%), [betrokkene 3] (ingevolge de hiervoor aangehaalde ontnemingsbeslissing van het hof in zijn zaak d.d. 17 november 2017), [betrokkene 5] en de 2 onbekend gebleven personen.
Dit resulteert in de volgende berekening:
Bruto opbrengst: 1200 planten x 28,2 gram x 1 oogst x € 3.280,-/kg € 110.995
Afschrijvingskosten voor 1 oogst: € 500
Variabele kosten van € 6,18 x 1200 planten x 1 oogst: € 7.416
Kosten knippers: € 2,- x 1200 planten x 1 oogst : € 2.400
Huisvestingskosten: € 16.500
Totale kosten: € 26.816
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel: € 84.179
Aandeel [betrokkene 4] (5%) -/- € 4.208
Aandeel [betrokkene 3] : -/- € 5.000
€ 74.971
Aantal delen door 4 (betrokkene, [betrokkene 5] en 2 andere personen): € 18.742
[g-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 2.3)
Op 1 juli 2011 is op het adres [g-straat 1] te [plaats] een hennepkwekerij aangetroffen met 860 planten. De kwekerij is blijkens het ontnemingsrapport actief geweest over de periode 1 mei 2010 tot en met 1 juli 2011 en er zou 4 keer zijn geoogst. Betrokkene is in de hoofdzaak ter zake van het medeplegen van beroepsmatige hennepteelt in deze kwekerij veroordeeld tot straf. De bewezenverklaring ziet op de periode januari 2011 tot en met 1 juli 2011. Op grond van het dossier acht het hof voldoende aanwijzingen aanwezig dat de betrokkenheid zich over de gehele in het ontnemingsrapport genoemde periode van 1 mei 2010 tot en met 1 juli 2011 heeft uitgestrekt. Zo heeft [betrokkene 7] verklaard dat ze het pand ongeveer een jaar hebben gehad en dat er vier of vijf oogsten zijn geweest.
Betrokkene heeft verklaard dat hij deze kwekerij met [betrokkene 5] is begonnen. In verband met lekkage, een ‘pauze’ als voorzorgsmaatregel in verband met een mogelijke ontdekking en een verbouwing is er minder vaak geoogst dan in het ontnemingsrapport is berekend. Volgens betrokkene is er 2 keer geoogst en heeft hij aan deze kwekerij ongeveer € 12.500 overgehouden.
Het hof acht deze verklaring van betrokkene gelet op alle omstandigheden niet aannemelijk. Evenals de rechtbank gaat het hof bij de berekening van het voordeel uit van de verklaring van [betrokkene 7] inhoudende dat er aanvankelijk 48 lampen waren, die werden uitgebreid met 24 lampen tot 72 lampen. Uiteindelijk zijn er 860 planten aangetroffen, zodat het hof ervan uit gaat dat er aanvankelijk (860: 72 x 48) 573 planten in stonden. Daarnaast gaat het hof er vanuit dat er vanwege de verbouwing 3 in plaats van 4 keer is geoogst.
Bij de hennepkwekerij aan [g-straat 1] te [plaats] zijn naast betrokkene, [betrokkene 5] en [betrokkene 4] betrokken geweest. Er zijn geen aanwijzingen voor betrokkenheid van andere personen.
In verband met de update van het BOOM-rapport op 1 november 2010, wordt er een splitsing gemaakt in de berekening. De advocaat-generaal heeft er terecht op gewezen dat voor wat betreft de eerstgenoemde periode in het ontnemingsrapport en de beslissing ten onrechte is uitgegaan van een verkoopprijs van € 2.360,- per kilo. Blijkens het BOOM-rapport van april 2005 leverde een kilo hennep destijds € 2.370,- op. Daarnaast bedragen de afschrijvingskosten bij 573 planten € 350,- en niet € 500,- zoals de rechtbank heeft berekend. Ten slotte stelt het hof de huisvestingskosten over de tweede periode vast op € 1.500,-voor 1 oogst (de helft van de kosten die bij de eerste periode van 2 oogsten zijn gerekend).
Dit leidt tot de volgende berekening voor de periode van 1 mei 2010 tot 1 november 2010:
Bruto opbrengst: 573 planten x 28,2 gram x 2 oogsten x € 2.370,-/kg € 76.591
Afschrijvingskosten voor 2 oogsten: € 700
Variabele kosten van € 4,40 x 573 planten x 2 oogsten: € 5.042
Kosten knippers: € 2,- x 573 planten x 2 oogsten: € 2.292
Huisvestingskosten: € 3.000
Totale kosten: € 11.034
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel: € 65.557
Aandeel [betrokkene 4] (5%) -/- € 3.277
€ 62.280
Aantal delen door 2 (betrokkene en [betrokkene 5] ): € 31.140
Met betrekking tot de periode van 1 november 2010 tot en met 1 juli 201 I luidt de berekening:
Bruto opbrengst: 860 planten x 28,2 gram x 1 oogst x € 3.280,-/kg € 79.546
Afschrijvingskosten voor 1 oogst: € 500
Variabele kosten van € 6,18 x 860 planten x 1 oogst: € 5.314
Kosten knippers: € 2,- x 860 planten x 1 oogst: € 1.720
Huisvestingskosten: € 1.500
Totale kosten: € 9.034
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel: € 70.512
Aandeel [betrokkene 4] (5%) -/- € 3.525
€ 66.987
Aantal delen door 2 (betrokkene en [betrokkene 5] ): € 33.493
Voordeel periode 1: € 31.140
Voordeel periode 2: € 33.493
Totaal € 64.633
[b-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 2.6)
Op 29 februari 2012 is op het adres [b-straat 1] te [plaats] een hennepkwekerij aangetroffen met 424 planten. Uit het dossier blijkt dat deze kwekerij een lange periode actief is geweest, te weten van 28 februari 2010 tot en met 29 februari 2012. Volgens het ontnemingsrapport zou in deze periode 8 keer zijn geoogst. Betrokkene is in de hoofdzaak ter zake van het medeplegen van beroepsmatige hennepteelt in deze kwekerij veroordeeld tot straf. De bewezenverklaring ziet op de periode januari tot en met februari 2012. Op grond van het dossier acht het hof voldoende aanwijzingen aanwezig dat de betrokkenheid zich over de gehele in het ontnemingsrapport genoemde periode van 28 februari 2010 tot en met 29 februari 2012 heeft uitgestrekt.
De verdediging heeft aangevoerd dat er op dit adres oogsten zijn ‘geript’ en dat er opbouwproblemen en wateroverlast zijn geweest. Volgens de verklaring van betrokkene is er uiteindelijk uit 3 oogsten voordeel behaald. Daarvan zou de persoon die de woning had geregeld ( [betrokkene 10] ) de helft hebben gekregen, er zou een deel zijn gegaan naar de bewoner die de boel in de gaten hield (katvanger) en het overige deel zou tussen betrokkene en de 2 onbekend gebleven personen zijn verdeeld. Volgens betrokkene heeft hij uiteindelijk € 7.250,- verdiend.
Het hof acht deze verklaring van betrokkene niet aannemelijk geworden. Het hof gaat er op grond van de verklaring van [betrokkene 7] vanuit dat betrokkene deze kwekerij met de 2 onbekend gebleven personen is gestart, dat [betrokkene 3] de kwekerij verzorgde en dat ook [betrokkene 4] een rol speelde. Van de betrokkenheid van andere personen, die bovendien een groot deel van de opbrengst zouden hebben gekregen, is niet gebleken.
Het hof acht wel aannemelijk dat er wateroverlast is geweest en problemen met de elektriciteit. Immers is hier in een OVC-gesprek d.d. 5 maart 2012 tussen betrokkene en [betrokkene 12] over gesproken. Dit maakt dat het hof evenals de rechtbank uitgaat van 6 geslaagde oogsten. Gelet op de periode waarin de kwekerij actief is geweest, is het niet aannemelijk dat er maar 3 oogsten zijn geweest, zoals betrokkene heeft verklaard. Ten aanzien van de oogsten die volgens de verdediging geript zouden zijn, overweegt het hof dat [betrokkene 7] weliswaar heeft verklaard dat de betrokkene op de [b-straat] is geript, maar diens verklaring is verder onvoldoende concreet om daaraan betekenis te kunnen geven.
In verband met de update van het BOOM-rapport op 1 november 2010, wordt er ook ten aanzien van deze kwekerij een splitsing gemaakt in de berekening. De advocaat-generaal heeft er terecht op gewezen dat voor wat betreft de eerstgenoemde periode in het ontnemingsrapport en de beslissing ten onrechte is uitgegaan van een verkoopprijs van € 2.360,- per kilo. Blijkens het BOOM-rapport van april 2005 leverde een kilo hennep destijds € 2.370,- op.
Dit leidt tot de volgende berekening voor de periode van 28 februari 2010 tot en met 31 oktober 2010:
Bruto opbrengst: 424 planten x 28,2 gram x 3 oogsten x € 2.370,-/kg € 85.012
Afschrijvingskosten voor 3 oogsten: € 900
Variabele kosten van € 4,40 x 424 planten x 3 oogsten: € 5.596
Kosten knippers: € 2,- x 424 planten x 3 oogsten: € 2.544
Totale kosten: € 9.040
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel: € 75.972
Aandeel [betrokkene 4] (5%): -/- € 3.798
Aandeel [betrokkene 3] : -/- € 2.000
Aantal delen door 3 (betrokkene en 2 onbekende personen): € 23.391
Met betrekking tot de periode van 1 november 2010 tot en met 29 februari 2012 luidt de berekening:
Bruto opbrengst: 424 planten x 28,2 gram x 3 oogsten x € 3.280,-/kg € 117.654
Afschrijvingskosten voor 3 oogsten: € 900
Variabele kosten van € 6,18 x 424 planten x 3 oogsten: € 7.860
Kosten knippers € 2,- x 424 planten x 3 oogsten € 2.544
Totale kosten: € 11.304
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel: € 106.350
Aandeel [betrokkene 4] (5%) -/- € 5.317
Aandeel [betrokkene 3] : -/- € 2.000
Aantal delen door 3 (betrokkene en 2 onbekende personen): € 33.011
Voordeel periode 1 : € 23.391
Voordeel periode 2: € 33.011
Totaal € 56.402
[c-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 2.7)
Op 6 februari 2012 is op het adres [c-straat 1] te [plaats] een hennepkwekerij aangetroffen met 416 planten. Blijkens het ontnemingsrapport is deze kwekerij actief geweest in de periode 1 september 2010 tot en met 6 februari 2012 en zijn er 6 oogsten geweest. Betrokkene is in de hoofdzaak niet ter zake van betrokkenheid bij deze kwekerij veroordeeld. Het hof zal daarom beoordelen of er voldoende aanwijzingen bestaan dat betrokkene in relatie tot deze kwekerij strafbare feiten heeft begaan.
Betrokkene heeft erkend dat hij deze kwekerij samen met anderen heeft geëxploiteerd. In het begin zouden er problemen zijn geweest met brieven van deurwaarders en dergelijke, wat tot onenigheid leidde. Er zouden problemen zijn geweest met de betaling van de huur, er zou een pauze zijn geweest van 2/3 maanden en een oogst zou zijn gestolen. Uiteindelijk hebben twee oogsten voordeel opgeleverd, waarvan de helft naar de bewoner en [betrokkene 10] ging en de rest verdeeld werd tussen betrokkene en de twee onbekend gebleven personen. Betrokkene stelt € 5.000,- aan deze kwekerij te hebben overgehouden.
Op grond van de verklaring van [betrokkene 7] en betrokkene zijn eigen verklaring is vast te stellen dat betrokkene op strafbare wijze betrokkenheid heeft gehad bij voornoemde kwekerij. Volgens [betrokkene 7] heeft [betrokkene 3] de kwekerij verzorgd. Daarnaast blijkt uit het dossier dat [betrokkene 4] en de 2 onbekende personen bij deze kwekerij betrokken zijn geweest.
Het hof volgt betrokkene niet in zijn verweer omtrent het aantal oogsten, nu deze verklaring in het geheel niet is onderbouwd. Gelet op de lange periode dat de kwekerij actief is geweest, is het aannemelijk dat er 6 keer is geoogst. Ten aanzien van de oogst die volgens de verdediging geript zou zijn, overweegt het hof dat [betrokkene 7] weliswaar heeft verklaard dat de betrokkene op de [c-straat] is geript maar diens verklaring is verder onvoldoende concreet om daaraan betekenis te kunnen geven.
Het hof volgt de berekening van de rechtbank en de advocaat-generaal, met dien verstande dat het hof ten aanzien van de verdiensten van [betrokkene 3] uitgaat van hetgeen het hof daar in diens zaak in 2017 over heeft beslist, zoals eerder overwogen.
Dit leidt tot de volgende berekening.
Bruto opbrengst: 416 planten x 28,2 gram x 6 oogsten x € 3.280,-/kg € 230.870
Afschrijvingskosten voor 6 oogsten € 1.800
Variabele kosten van € 6,18 x 416 planten x 6 oogsten: € 15.425
Kosten knippers: € 2,- x 416 planten x 6 oogsten: € 4.992
Huisvestingskosten: € 12.360
Totale kosten: € 34.577
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel: € 196.293
Aandeel [betrokkene 4] (5%) -/- € 9.815
Aandeel [betrokkene 3] : -/- € 3.000
€ 183.478
Aantal delen door 3 (betrokkene en 2 onbekende personen): € 61.159
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel:
[e-straat 1] te [plaats] : € 14.136
[c-straat 1] te [plaats] : € 48.158
[a-straat 1] te [plaats] : € 18.742
[g-straat 1] te [plaats] : € 64.633
[b-straat] 1 IA te [plaats] : € 56.402
[c-straat 1] te [plaats] : € 61.159
€ 263.230’
Het hof heeft in de aanvulling de volgende bewijsmiddelen opgenomen (met weglating van verwijzingen):
‘1. Een schriftelijk stuk, te weten een kopie van een proces-verbaal van verhoor verdachte, (…), d.d. 27 maart 2012 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent, en [verbalisant 2] , brigadier, beiden van de Regiopolitie Groningen (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
1.1.
als verklaring van de verdachte [betrokkene 7], afgelegd op 27 maart 2012:
In 2008 of 2009 kreeg ik weer contact met de mij bekende [betrokkene] (het hof begrijpt: betrokkene). Hij heeft mij toen verteld wat hij deed. Hij zat in de hennep. Hij had meerdere hennepkwekerijen, waaronder één met [betrokkene 5] in een bovenwoning in een zijstraat nabij het UMCG te [plaats] (het hof begrijpt: de hennepkwekerij in de [c-straat 1] te [plaats]). Ik ben met [betrokkene] in de auto mee geweest naar dat pand. Ik wachtte daar dan op hem. Hij ging dan vatten met water vullen. In het begin deed ik nog niets. Later ging ik hem meer helpen. Hij had een eigen knipteam.
Hierna zijn ze verhuisd naar een nette woonwijk in [plaats] . Wanneer je aan komt rijden vanaf [plaats] neem je de afslag [plaats] . Bij de verkeerslichten moet je dan rechts. In die wijk aan het water heeft [betrokkene] een huis laten huren (naar het hof begrijpt: [e-straat 1] te [plaats]). Dat deed hij samen met anderen, wiens namen ik liever niet noem. Deze locatie was binnen een jaar opgerold. Ik heb daar geholpen met hout sjouwen. Ik weet niet hoe de opbrengst werd verdeeld, maar [betrokkene] kreeg een gedeelte daarvan.
[betrokkene 4] (naar het hof begrijpt en leest: [betrokkene 4]) is er altijd bij als er geknipt wordt. Hij is de persoon die alles regelt met het knippen. Hij is een soort voorman bij het knippen. Hij moet zorgen dat er knippers worden geregeld en opgehaald. De wiet wordt ingepakt. Er werd dan contact gehouden via sms. Dat was dan tussen [betrokkene 4] en [betrokkene] .
In het jaar 2010 kwam er een pauze van ongeveer 3 maanden.
Na deze pauze kregen [betrokkene] en de andere mensen, die ik liever niet bij naam noem, twee panden in de binnenstad van [plaats] (het hof begrijpt: [b-straat 1] en [c-straat 1] te [plaats]).
Het schiet me nu te binnen dat [betrokkene] samen met [betrokkene 5] ook een hennepkwekerij in [plaats] had (het hof begrijpt: [g-straat 1] te [plaats]). U toont mij foto 1. Ik herken op deze foto het pand in [plaats] van [betrokkene] en [betrokkene 5] waarover ik heb verklaard. Volgens mij hebben ze dit pand ongeveer een jaar gehad. Volgens mij hebben ze vier of vijf oogsten gehad. Later hebben ze nog verbouwd. Er werden toen meer lampen geplaatst. Ik ben daar geweest na de verbouwing. Er hingen volgens mij eerst 48 lampen en later werden er nog 24 bij geplaatst. Ik heb dat zelf gezien. [betrokkene 4] moest de kwekerij in [g-straat] verzorgen. De wiet werd altijd alleen door [betrokkene] weggebracht. Hij zorgde er voor dat de wiet verkocht werd.
Na januari 2011 kreeg ik weer contact met [betrokkene 4] (naar het hof begrijpt en leest: [betrokkene 4]). Hij was inmiddels een stapje hoger gekomen in de organisatie. Dat verklaarde hij zelf tegen mij. Hij zou inmiddels 5% krijgen bij kwekerijen. [betrokkene 3] (naar het hof begrijpt en leest: [betrokkene 3]) kreeg hetzelfde. [betrokkene 3] deed bouwen en verzorgen van de hennepplanten. [betrokkene 4] deed de bouw en de totale verantwoording voor het knippen.
U toont mij foto’s 2 en 3. Ik herken op deze foto’s de door mij zojuist genoemde twee panden in de binnenstad van [plaats] (het hof begrijpt: [b-straat 1] te [plaats] en [c-straat 1] te [plaats]). Daar heeft [betrokkene] samen met anderen, wiens namen ik niet noem, kwekerijen gehad. [betrokkene 3] (naar het hof begrijpt en leest: [betrokkene 3]) mocht deze twee panden verzorgen. Ik ben in beide panden binnen geweest. Beide panden zijn in 2010 in handen gekomen van [betrokkene] . Hij heeft daar veel geoogst. Beide locaties hadden elk een gemiddelde opbrengst van 11 kilo. Ze zijn doorgegaan tot de politie beide panden heeft ontdekt.
U toont mij foto’s 5, 6 en 7. Ik herken het pand afgebeeld op deze foto’s (het hof begrijpt: het pand aan [a-straat 1] te [plaats]). Het was in Friesland. Ik weet niet hoe de plaats heet, maar het was achter Heerenveen. Ik ben meerdere keren in dit pand geweest. De gehele opbrengst van de hennepkwekerij in dit pand ging naar [betrokkene 5] (naar het hof begrijpt en leest: [betrokkene 5]), [betrokkene] (naar het hof begrijpt: betrokkene) en twee andere mensen, die ik niet bij naam wil noemen. Ik weet dat [betrokkene 3] (naar het hof begrijpt en leest: [betrokkene 3]) deze kwekerij heeft gebouwd. Hij heeft hier ook de stroomvoorziening aangelegd.
Met de hennepkwekerij in het pand in [plaats] (naar het hof begrijpt en leest: [a-straat 1] in [plaats]) is men eind 2010 begonnen. Ik weet nog dat ik daar met [betrokkene] hout heb gebracht. Ik heb gehoord dat deze hennepkwekerij in de zomer van 2011 is opgerold. Er zijn twee oogsten geweest, maar [betrokkene 4] (naar het hof begrijpt en leest: [betrokkene 4]) vertelde mij dat de eerste oogst niet goed ging en dat hij zijn best moest doen voor de tweede oogst. Ik ben er ook met [betrokkene] geweest op het moment dat ze het pand gingen bezichtigen. Ik ben daar ook een keer met [betrokkene] geweest op het moment dat [betrokkene 3] daar aan het bouwen was. [betrokkene] wilde controleren hoe ver het was met het bouwen.
Ik heb op de locatie [g-straat] twee keer geknipt. Ook op de locatie [c-straat] heb ik twee keer geknipt. Op de locatie [b-straat] heb ik eveneens geholpen met knippen. Ik moest eigenlijk van [betrokkene] bij het knippen [betrokkene 4] in de gaten houden.
[betrokkene] heeft mij een keer in een dronken bui verteld dat hij zijn verdiende geld naar Spanje vervoerde. De volgende dag vertelde hij mij dat hij vier ton aan geld had.
U toont mij foto 10. Ik herken op die foto de hennepkwekerij die ik in het begin benoemde. Het is die nabij het UMCG (naar het hof begrijpt: de hennepkwekerij in de [c-straat 1] te [plaats]).
U toont mij foto 17. De persoon afgebeeld op die foto herken ik als de [betrokkene 3] waarover ik heb verklaard.
U toont mij foto 19. De persoon afgebeeld op die foto herken ik als de [betrokkene 5] waarover ik heb verklaard en die de partner is van [betrokkene] .
U toont mij foto 21. De persoon afgebeeld op dié foto herken ik als [betrokkene 4] , de broer van [betrokkene] .
1.2.
als verklaring van verbalisanten, afgelegd op 27 maart 2012:
Tijdens het verhoor van [betrokkene 7] toonden wij hem de navolgende foto’s:
* foto 1, waarop het pand [g-straat 1] te [plaats] is afgebeeld;
* foto 2, waarop het pand aan de [b-straat] (het hof begrijpt en leest: [b-straat 1]) te [plaats] is afgebeeld;
* foto 3, waarop het pand aan de [c-straat] (naar het hof begrijpt en leest: [c-straat 1]) te [plaats] is afgebeeld;
* foto’s 5, 6 en 7, waarop het pand aan [a-straat] (naar het hof begrijpt en leest: [a-straat] 47) te [plaats] is afgebeeld;
* foto 10, waarop het pand aan de [f-straat] (naar het hof begrijpt en leest: [c-straat 1]) te [plaats] is afgebeeld;
* foto 17, waarop [betrokkene 3] geboren op [geboortedatum] 1985, is afgebeeld;
* foto 19, waarop [betrokkene 5] , geboren op [geboortedatum] 1983, is afgebeeld en
* foto 21, waarop [betrokkene 4] , geboren op [geboortedatum] 1983, is afgebeeld.
2. Een schriftelijk stuk, te weten een kopie van een proces-verbaal van verhoor verdachte, (…), d.d. 13 april 2012 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1] , hoofdagent, en [verbalisant 2] , brigadier, beiden van de Regiopolitie [plaats] (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
2.1.
als verklaring van verbalisanten, afgelegd op 13 april 2012:
Het verhoor van de verdachte [betrokkene 7] is in de vraag en antwoord vorm afgenomen, waarbij “V” staat voor de vraag van verbalisant(en) en “A” voor het antwoord van de verdachte.
2.2.
als verklaring van verbalisanten dan wel van verdachte [betrokkene 7], afgelegd op 13 april 2012:
V: In je eerdere verklaring van 27 maart 2012 heb je gesproken over een hennepkwekerij aan het water in een nette woonwijk in [plaats] . Wij hebben in ons politiesysteem een hennepkwekerij aangetroffen die op 20 januari 2010 door de politie is aangetroffen en ontmanteld. Wij tonen jou een foto van die locatie (foto 1), die als bijlage bij dit proces-verbaal is gevoegd. Herken jij de locatie op deze foto?
A: Ja, ik herken de locatie op deze foto. Dat is de woning waarover ik eerder heb gesproken. Het was in de winter. Ik weet nog dat op de andere daken sneeuw lag, terwijl op het dak van deze woning dat niet het geval was.
V: weet jij hoe hij (naar het hof begrijpt: betrokkene) aan de panden komt om er een kwekerij in te zetten?
A: Ik weet dat [betrokkene 5] (naar het hof begrijpt en leest: [betrokkene 5]) bij een makelaar heeft gewerkt. Hierdoor had hij zicht op geschikte locaties. Het pand aan de [f-straat] (naar het hof begrijpt: [c-straat 1] te [plaats]) heeft hij op die manier geregeld.
V: wat is de hiërarchie?
A: Als je [betrokkene] (naar het hof begrijpt: betrokkene) en [betrokkene 5] (naar het hof begrijpt en leest: [betrokkene 5]) met elkaar vergelijkt dan deden zij wel samen, maar [betrokkene] had naar mijn idee de eindverantwoording. [betrokkene 5] kwam wel met voorstellen van panden waar een hennepkwekerij gebouwd kon worden, maar [betrokkene] besliste uiteindelijk. [betrokkene] had namelijk contacten met mensen waar hij geld op lening kon krijgen voor de investering van een kwekerij. Als de kwekerij gebouwd was en er was gerooid, dan werden alle kosten berekend, waaronder die van de knippers, bouwers enz., en wat overbleef werd uiteindelijk fiftyfifty verdeeld. De wiet ging naar de investeerders.
3. Een schriftelijk stuk, (…), waarop een foto staat afgebeeld met daarboven de tekst “ [e-straat 1] [postcode] [plaats] ” en in de rechter bovenhoek voorzien van de tekst “foto 1 ”, als bijlage gevoegd bij het hiervoor onder 2. genoemde proces-verbaal van verhoor van [betrokkene 7] .
4. Een schriftelijk stuk, te weten een proces-verbaal verhoor van getuige, d.d. 5 april 2012 opgemaakt door mr. H.L. Stuiver, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Groningen , bijgestaan door A. Vos en M.S.G. van der Werf als griffiers, in de zaak tegen (onder meer) de verdachte [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1984 te [plaats] (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van de getuige [betrokkene 7], afgelegd op 5 april 2012:
Ik ben al 12 jaren bevriend met de broers [betrokkene] en [betrokkene 4] . Zij hebben mij verteld dat zij in de hennepteelt zitten. Dit weet ik sinds ongeveer 2008, dus zo’n 4 jaren. Dat er sprake was van hennepteelt hoorde ik van [betrokkene] . Ik wist dat [betrokkene] meer kwekerijen had, onder meer in [plaats] en in [plaats] . Ik ben met [betrokkene] bij kwekerijen geweest. [betrokkene 5] was een vriend van [betrokkene] . [betrokkene] had mij, nadat wij enkele kwekerijen hadden bezocht, al een keer gezegd dat hij een compagnon had. Later vertelde hij mij dat deze compagnon [betrokkene 5] was. Volgens mij was [betrokkene 5] compagnon van [betrokkene] voor wat betreft de hennepkwekerij aan de [f-straat] (naar het hof begrijpt: de [c-straat 1]) in [plaats] . Dit staat wel in de verklaring die ik bij de politie heb afgelegd; ik heb toen gezegd waar het ongeveer was. Ze lieten mij toen foto’s zien van huizen en ik heb toen aangewezen waar het was.
Op enig moment kwam [betrokkene 4] (naar het hof begrijpt: [betrokkene 4]) bij mij aan de deur. Hij was het laatste jaar een soort voorman. Hij deed alles wat zijn broer nodig had. Dit heeft hij mij zelf verteld. Als [betrokkene] er niet was, was [betrokkene 4] verantwoordelijk. [betrokkene] was veel in Spanje, waar hij een huis had.
[betrokkene] heeft mij zelf verteld en ik heb het ook wel gezien dat het drogen van wiet gebeurde op de zolder in Hoogkerk. [betrokkene] doet en zegt alles tegen mij omdat we goede vrienden zijn. De kennis met betrekking tot de andere panden, zoals genoemd in mijn bij de politie op 27 maart (het begrijpt en leest: 27 maart 2012) afgelegde verklaring, heb ik van [betrokkene] . Ik ben er ook wel met hem geweest. We waren goede vrienden en bijna elke dag bij elkaar.
[betrokkene] moest de planten in de kwekerijen verzorgen. Als ik bij hem was ging hij naar binnen en moest ik buiten wachten. Dit is een paar keer gebeurd. Hij liet mij later zien waarom het zo lang duurde en wat er binnen was.
U houdt mij pagina 4 van mijn verklaring van 27 maart voor (het hof begrijpt: de door [betrokkene 7] op 27 maart 2012 bij de politie afgelegde verklaring). Ik zeg daar over [betrokkene 4] dat hij inmiddels een stapje hoger is gekomen in de organisatie. Ik bedoel hiermee dat zijn taken waren uitgebreid. [betrokkene 4] kreeg 5%.
In 2011 deden [betrokkene 3] en [betrokkene 4] dezelfde soort werkzaamheden. Daarvoor bouwde [betrokkene 3] kwekerijen. In 2011 ging hij naast het bouwen ook een deel van de kwekerij verzorgen. Voor zover ik weet bouwde [betrokkene 4] niet. Tijdens het uitgaan of op straat of thuis werd er door hun over gesproken. Ik hoorde alles.
Ik weet dat [betrokkene] en [betrokkene 5] compagnons waren want zij verdeelden de kosten van de kwekerijen. Dit is mij verteld. [betrokkene] en [betrokkene 5] hadden veel kwekerijen, volgens mij hadden zij samen 6 stuks. Van een verdeling (Friesland en Groningen ) weet ik niets. Ik heb ze in mijn verklaring van 27 maart (het hof begrijpt en leest: de door [betrokkene 7] op 27 maart 2012 bij de politie afgelegde verklaring) genoemd.
[betrokkene 4] was vanaf het begin betrokken bij de kwekerijen, heb ik begrepen. Ik praat dus over 2008. Hij moest karweitjes verrichten. Dit is aanvankelijk door [betrokkene] aan mij verteld, maar later ook door [betrokkene 4] . In de loop der jaren is de rol van [betrokkene 4] veranderd. Hij werd de oren en ogen van zijn broertje en kreeg een deel van de opbrengst.
Bij het inkopen van materialen, bijvoorbeeld hout en kwekerijbenodigdheden, werd door [betrokkene] contant grote bedragen betaald. Ik was toevallig twee keer of zo mee en zag dan bedragen van € 3.000,- of € 4.000,-, althans van die grootte. Dit was twee jaar geleden of zo. Ik hoorde wel dat het vaker gebeurde. [betrokkene] zei dat het om de 10 weken of zo gebeurde.
Er werd weleens over verdiensten gesproken. Onder invloed van xtc en drank zei [betrokkene] eens tegen mij dat hij veel geld naar Spanje bracht. [betrokkene] was volgens mij de grootste speler. Hij had zeggenschap en regelde alles. Wat hij zei werd gedaan. [betrokkene 5] zat onder [betrokkene] . Daarna kwamen de andere mensen. [betrokkene 4] en [betrokkene 3] deden de verzorging. Naast [betrokkene 5] had [betrokkene] nog een andere compagnon, wiens naam ik nooit heb genoemd, maar ik wel weet.
[betrokkene 3] is er anderhalf à 2 jaren geleden bij betrokken geraakt. Hij ging toen voor [betrokkene] werken. Dit is mij door [betrokkene] verteld. [betrokkene] had problemen met een bouwer en zocht een nieuwe. Hij heeft [betrokkene 3] toen benaderd. Hij werkte in de bouw en is toen begonnen met het bouwen van kwekerijen.
De onkosten van de kwekerijen en de aanschaf van nieuwe accessoires werden op de opbrengsten in mindering gebracht. Wat dan overbleef werd tussen [betrokkene] en zijn compagnon verdeeld.
Ik kende de knippers niet. [betrokkene] noemde de knippers het knipteam, omdat ze altijd voor hem knippen.
Waarom [betrokkene 5] volgens mij onder [betrokkene] stond heb ik al uitgelegd. [betrokkene] had gewoon meer te zeggen, althans, zo leek het. Het gaat om de toon waarop hij dingen zei, hoe ze met elkaar om gingen en wat voor opdrachten er door [betrokkene] werden gegeven. Hij bepaalde bijvoorbeeld wanneer er geknipt werd en wanneer er dingen werden gehaald. Ook de betalingen gingen via hem. Vaak gingen opdrachten ook via sms. [betrokkene] vertelde me dan vaak welk bericht hij had verstuurd.
5. Een schriftelijk stuk, te weten een proces-verbaal verhoor van getuige, d.d. 6 december 2012 opgemaakt door mr. P.H.M. Tapper-Wessels, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Groningen , bijgestaan door A. Vos en M.S.G. van der Werf als griffiers, in de zaak tegen (onder meer) de verdachte [betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1984 te [plaats] (in ordner Verhoren RC), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van de getuige [betrokkene 7], afgelegd op 6 december 2012: Ik heb mijn bij de politie afgelegde verklaringen gelezen. Ik blijf bij die verklaringen. Ik heb bij de politie de waarheid verteld.
Ik heb mijn op 5 april 2012 bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring gelezen. Ook bij die verklaring blijf ik. Bij de rechter-commissaris heb ik eveneens de waarheid gesproken.
6. Een schriftelijk stuk, te weten een ongedateerde schriftelijke verklaring van betrokkene die de raadsman per e-mail van 17 maart 2021 aan het hof heeft doen toekomen - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van betrokkene:
Rond 2009/2010 leerde ik twee jongens kennen, wiens namen ik niet wens te noemen, die zich bezig hielden met de hennepteelt. Ze hadden in die tijd een hok aan de [d-straat 1] te [plaats] . Daar hadden ze meerdere problemen mee gehad, zoals waterschade. Toen het voor de zoveelste keer fout was gegaan hebben deze jongens mij gevraagd om de verzorging van die hennepkwekerij over te nemen. Daar zou ik een deel van de opbrengst voor krijgen. Zover is het nooit gekomen want niet lang nadat ik daar was begonnen viel de politie al binnen. Blijkbaar had ik wel iets goeds gedaan in die maand, want kort daarna vroegen die jongens of ik met hun verder wilde gaan. We zouden de opbrengsten delen met de betrokkenen.
7. De verklaring van betrokkene afgelegd ter zitting van het hof d.d. 23 maart 2021 - zakelijk weergegeven - inhoudende:
U, voorzitter, deelt mee dat het hof een schriftelijke verklaring (het hof begrijpt: de hiervoor onder 6. genoemde ongedateerde schriftelijke verklaring) van mij heeft ontvangen waarin ik mijn standpunt heb weergegeven omtrent het wederrechtelijk verkregen voordeel dat per kwekerij zou zijn behaald. Dat klopt. Ik heb die verklaring zelf opgesteld en deze daarna met mijn raadsman besproken.
De kosten van de kwekerijen werden van de opbrengsten afgetrokken en wat overbleef werd verdeeld.
U houdt mij voor dat ik bij de verdeling van de opbrengst in een aantal gevallen twee andere personen heb genoemd en u vraagt mij wat de rol van die personen was. Zij regelden de locaties, hebben mij betrokken in de hennepkweek, regelden de verkoop, de afronding van alles. Het is wel voorgekomen dat ik een oogst wegbracht, maar ik verkocht het niet. Dat deden zij. Daarna werd het geld door één van die personen verdeeld. Soms was dat rechtstreeks, soms kregen personen via een ander betaald.
U vraagt mij wat ik kan zeggen over de verdiensten van [betrokkene 3] . Dat weet ik niet meer zo goed. U vraagt mij of hij een bepaald bedrag per oogst ontving of dat hij een vast percentage kreeg. Die 5% regeling waar in het dossier over gesproken wordt, is wel eens voorgekomen bij [betrokkene 3] , maar hij kreeg ook wel op projectbasis betaald. Als het om de verzorging van planten ging, dan kreeg hij 5% en als het om de opbouw van een hok ging, dan ging het op projectbasis. [betrokkene 3] is een timmerman, hij is mijn stiefbroertje. Hij heeft wel eens wat getimmerd voor een hok, daar kreeg hij dan wat voor. Los daarvan heeft hij wel eens een oogst verzorgd, daarvoor kreeg hij 5%.
8. Een proces-verbaal ALGEMEEN DOSSIER 01 DARABUKA, d.d. 1 juni 2012 op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 2] , brigadier, en [verbalisant 3] , hoofdagent, beiden van de Regiopolitie Groningen , Unit Districtsrecherche Groningen /Haren en dossiervormers binnen het onderzoek Darabuka Groningen (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van verbalisanten (…):
Vanaf 13 februari 2012 tot en met 21 maart 2012 (dag van aanhouding) zijn alle gesprekken opgenomen die zijn gevoerd in de Volkswagen Jetta van [betrokkene] (betrokkene). Voor het opnemen van vertrouwelijke communicatie (OVC) was een bevel afgegeven. Gebleken is dat hij in genoemde periode nagenoeg dagelijks gebruik maakte van deze auto en veelvuldig gesprekken voerde met onder meer [betrokkene 3] . Deze gesprekken gingen onder meer over de handel en kweek van verdovende middelen. Voor wat betreft de bijzonderheden omtrent de verwerking van de OVC wordt verwezen naar het proces-verbaal van bevindingen dat als bijlage 3 bij dit proces-verbaal is gevoegd. Alle gesprekken zijn zo letterlijk mogelijk uitgewerkt en eveneens als bijlage 3 bij dit proces-verbaal gevoegd.
9. Een proces-verbaal van bevindingen, d.d. 31 mei 2012 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 3] , hoofdagent van de Regiopolitie Groningen en werkzaam bij de tactische recherche Groningen /Haren in het onderzoek Darabuka (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van verbalisant:
In het onderzoek Darabuka is het opsporingsmiddel opnemen vertrouwelijk communicatie (OVC) ingezet in de Volkswagen Jetta van de verdachte [betrokkene] . Alle gesprekken die gevoerd werden in deze personenauto werden opgenomen gedurende de periode van 13 februari 2012 tot en met 21 maart 2012. De opgenomen gesprekken werden aangeleverd op dvd. Door het onderzoeksteam werden de opgenomen gesprekken beluisterd waarbij een zeer korte samenvatting werd gemaakt. Ook werden de gedeelten dat er niets gezegd werd door [betrokkene] gemarkeerd.
Alle opgenomen gesprekken zijn zo letterlijk mogelijk uitgewerkt door doventolken. Een aantal van de uitgewerkte gesprekken/dagen zijn vervolgens door de opsporingsambtenaren [verbalisant 4] en [verbalisant 5] beluisterd en gecontroleerd waarna zij verklaarden dat de verwerking door de doventolken overeenkwam met de opgenomen gesprekken.
10. Een schriftelijk stuk, te weten de uitwerking van een tapgesprek, nummer 103900, d.d. 15 februari 2012, (…), voor zover hier van belang vermeldende:
“ [betrokkene] : ...Hé SMS-en. Of hij heeft geen geld. En.. Zeggen. En hij heeft iemand anders, luister, ik denk dat hij iemand anders heeft benaderd. En dat iemand anders heeft gezegd... En dan investeer jij.. Sommige mensen doen dat.
[betrokkene 3] : Zelfde als., ziekenhuis betalen, betaal je zelf
[betrokkene] : sommige mensen investeren alles voor jou, zoals ik doe met [betrokkene 5] , 50-50, ...”.
11. Een schriftelijk stuk, te weten een rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr, (…), d.d. 25 oktober 2012 opgemaakt door [verbalisant 6] , werkzaam bij de unit districtsrecherche Groningen /Haren als rechercheur A (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van rapporteur:
Ik heb een onderzoek ingesteld naar het wederrechtelijk verkregen voordeel van (onder meer) verdachte [betrokkene] (betrokkene), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, verdacht van onder meer hennepteelt. Bij dit onderzoek heb ik gebruik gemaakt van gegevens uit het strafrechtelijk procesdossier Darabuka, het BOOM-rapport van april 2005 en het BOOM-rapport van 1 november 2010 (update). In genoemde BOOM-rapporten zijn standaardberekeningen en normen met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel van hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht vermeld.
Uit het onderzoek Darabuka is het navolgende gebleken. Verdachte [betrokkene] voornoemd houdt zich samen met anderen (onder meer) bezig met het produceren, verwerken en verhandelen van softdrugs. Er is sprake van een bepaalde rolverdeling, waarbij de verschillende verdachten ieder een eigen taak hebben. Sommige verdachten houden zich bezig met het inrichten van hennepkwekerijen en de aanleg van elektriciteit. Andere verdachten zijn enkel de contractant bij energieleveranciers en huurder(s) van percelen. Weer andere verdachten verzorgen en knippen de hennepplanten. Uit de rolverdeling komen [betrokkene] voornoemd en [betrokkene 5] als leidinggevende personen naar voren. De gepleegde strafbare handelingen zijn gerelateerd in het procesdossier Darabuka en onderverdeeld in zaaksdossiers. Er zijn hennepkwekerijen opgezet en geëxploiteerd op (onder meer) na te melden adressen onder na te noemen, als bijlagen bij dit rapport gevoegde, zaaksdossiers:
* zaaksdossier 1.3 [e-straat 1] te [plaats] ;
* zaaksdossier 1.4 [c-straat 1] te [plaats] ;
* zaaksdossier 2.2 [a-straat] 47 te [plaats] ;
* zaaksdossier 2.3 [g-straat 1] te [plaats] ;
* zaaksdossier 2.6 [b-straat 1] te [plaats] en
* zaaksdossier 2.7 [c-straat 1] te [plaats] .
Blijkens voornoemde BOOM-rapporten is de groei- en bloeitijd van hennepplanten gemiddeld 9 weken en, indien rekening wordt gehouden met een periode van 1 week voor het oogsten, opruimen en opnieuw planten van stekken, bedraagt de gemiddelde kweekcyclus 10 weken per oogst.
Voor de berekening van de kweekperiode wordt door mij voor het opbouwen en inrichten van een kwekerij een periode van 4 weken gehanteerd, waarin nog niet wordt gekweekt, en 9 weken voor de kweek van een aangetroffen partij, derhalve in totaal 13 weken.
met betrekking tot de in voormeld verkort arrest bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel betrokken hennepkwekerij in perceel [e-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 1.3) voorts
12. Een schriftelijk stuk, te weten een kopie van een stam proces-verbaal (…), d.d. 30 maart 2010 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 7] , hoofdagent van politie, Team Leeuwarden (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van verbalisant:
Op 20 januari 2010 ben ik samen met drie collega’s binnengetreden in de woning [e-straat 1] te [plaats] . Aldaar trof ik op de eerste verdieping in twee kamers een in werking zijnde hennepkwekerij aan die in beslag is genomen. In totaal stonden in die twee kamers 355 hennepplanten met een hoogte van 20 cm.
13. Het hiervoor onder 11. vermelde schriftelijke stuk (…) - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van rapporteur:
Er zijn aanwijzingen dat de hennepkwekerij in perceel [e-straat 1] te [plaats] actief is geweest in de periode van 15 mei 2009 tot en met 20 januari 2010, zijnde ongeveer 35 weken, waarin 2 oogsten van elk 355 hennepplanten gerealiseerd kunnen zijn (naar het hof begrijpt: 35 weken minus 13 kweekweken voor de door de politie op 20 januari 2010 aangetroffen hennepplanten = 22 weken ofwel 2 oogsten van elk ongeveer 10 weken).
14. Het hiervoor onder 6. vermelde schriftelijke stuk (…) - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van betrokkene:
Rond 2009/2010 leerde ik twee jongens kennen, wiens namen ik niet wens te noemen, die zich bezig hielden met de hennepteelt. Zij hebben mij gevraagd om de verzorging van de hennepkwekerij aan [e-straat] te [plaats] (naar het hof begrijpt en leest: [e-straat 1] te [plaats]) op mij te nemen. Daarvoor zou ik een deel van de opbrengst krijgen. We hebben daar twee keer geoogst.
met betrekking tot de in voormeld verkort arrest bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel betrokken hennepkwekerij in perceel [c-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 1.4) voorts
15. Een schriftelijk stuk, te weten een kopie van een proces-verbaal bevindingen, (…), d.d. 17 mei 2010 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 8] , brigadier van politie Groningen , Basiseenheid Noord (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van verbalisant:
Op 10 mei 2010 heb ik samen met twee collega’s een onderzoek ingesteld in perceel [c-straat 1] te [plaats] , waarbij het volgende is bevonden. Aldaar werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen. In de kamer aan de voorzijde van de woning zijn 165, als zodanig en mij ambtshalve bekende, hennepplanten met een hoogte van ongeveer 40 cm aangetroffen. In de woonkamer aan de achterzijde van de woning zijn 400, als zodanig en mij ambtshalve bekende, hennepplanten met een hoogte van ongeveer 40 cm aangetroffen.
16. Een schriftelijk stuk, te weten een kopie van een proces-verbaal van bevindingen, (…), d.d. 18 mei 2010 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 9] , van de regiopolitie Drenthe, noordelijke Recherche Eenheid, Team Forensische Opsporing Techniek (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van verbalisant:
Op 12 mei 2010 heb ik diverse goederen opgehaald van bureau Noord te Groningen aan de Korreweg. Op 18 mei 2010 heb ik de goederen bekeken. In overleg heb ik besloten alleen het spoor op het flesje Spa blauw te bemonsteren. Door mij werd het spoor op dit flesje bemonsterd en voorzien van SIN AAAE7626NL.
17. Een schriftelijk stuk, te weten een kopie van een proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen, (…), d.d. 1 1 mei 2012 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 9] , BOA domein generieke opsporing van Politie Drenthe (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van verbalisant:
Naar aanleiding van het door mij ontvangen rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag d.d. 17 april 2012 verklaar ik dat van verdachte [betrokkene 4] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, door genoemd Instituut een DNA profiel werd opgenomen in de landelijke DNA-databank.
Uit het door genoemd instituut ingesteld vergelijkend onderzoek bleek dat het hierna te vermelden spoor is geïdentificeerd op het DNA profiel van verdachte [betrokkene 4] voornoemd.
Datum onderzoek : 12 mei 2010
Spooromschrijving : speeksel
Sin : AAAE7626NL
Plaats delict : [c-straat 1] te [plaats]
Delictinformatie : vervaardigen softdrugs
Proces-verbaalnummer : 2010036660.
18. Het hiervoor onder 11. vermelde schriftelijke stuk (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van rapporteur:
Er zijn aanwijzingen dat de hennepkwekerij in perceel [c-straat 1] te [plaats] actief is geweest in de periode van 1 juni 2009 tot 10 mei 2010, zijnde circa 49 weken, waarin 3 oogsten van elk 565 hennepplanten gerealiseerd kunnen zijn (naar het hof begrijpt: 49 weken minus 13 kweekweken voor de door de politie op 10 mei 2010 aangetroffen hennepplanten = 36 weken ofwel 3 oogsten van elk ongeveer 10 weken).
19. Het hiervoor onder 6. vermelde schriftelijke stuk (…) - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van betrokkene:
In dezelfde periode waarin ik betrokken was bij de hennepkwekerij aan [e-straat] te [plaats] kwam ik in contact met [betrokkene 5] . Hij had een hennepkwekerij in de woning aan de [f-straat] (naar het hof begrijpt en leest: de [c-straat 1] te [plaats]). Er werd daar niet goed gekweekt. Er waren slechte oogsten. Ik ben daar toen bij ingestapt. We hebben er een ruimte bijgebouwd in een kamer aan de voorkant en alle aarde vervangen. Ik ben de verzorging gaan doen.
met betrekking tot in voormeld verkort arrest berekende hennepkwekerij in [a-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 2.2) voorts
20. Een schriftelijk stuk, te weten een kopie van een proces-verbaal van bevindingen, (…), d.d. 1 februari 2012 op ambtsbelofte/ambtseed opgemaakt door [verbalisant 10] , hoofdagent, en [verbalisant 11] , brigadier, beiden van de Politie Fryslân (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van verbalisanten:
Op 6 juli 2011 waren wij belast met een onderzoek in perceel [a-straat 1] te [plaats] . Deze locatie betreft een vrijstaande woning met aanpandige grote garage. Achter deze woning bevindt zich een bij deze woning behorende loods. Op de begane grond van deze loods troffen wij, in twee afzonderlijke compartimenten, een professionele in werking zijnde hennepkwekerij aan. Wij zagen, na inventarisatie, dat deze hennepkwekerij bestond uit tweemaal 600 = 1.200 hennepplanten.
21. Het hiervoor onder 11. vermelde schriftelijke stuk (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van rapporteur:
Er zijn aanwijzingen dat de hennepkwekerij in perceel [a-straat 1] te [plaats] actief is geweest in de periode van 15 november 2010 tot en met 6 juli 2011, zijnde circa 33 weken, waarin 2 oogsten van elk 1200 hennepplanten gerealiseerd kunnen zijn (naar het hof begrijpt: 33 weken minus 13 kweekweken voor de door de politie op 6 juli 2011 aangetroffen hennepplanten = 20 weken ofwel 2 oogsten van elk ongeveer 10 weken), hetgeen overeenkomt met de verklaring van [betrokkene 7] (naar het hof begrijpt: de door [betrokkene 7] op 27 maart 2012 bij de politie afgelegde verklaring, hiervoor onder 1. vermeld).
22. Een schriftelijk stuk, te weten een ontnemingsarrest van dit hof van 17 november 2017 (…) in de zaak tegen [betrokkene 3] , geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , gepubliceerd in het E-archief onder ECLI:NL:GHARL:2017:10086 (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende als beslissing van het hof:
Het hof stelt vast dat veroordeelde [betrokkene 3] voornoemd een bedrag van € 5.000,- aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen voor zijn aandeel in de hennepkwekerij op het adres [a-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 2.2) en baseert dit met name op de verklaring van veroordeelde zelf, inhoudende dat hij op projectbasis betaald kreeg.
23. Het hiervoor onder 6. vermelde schriftelijke stuk (…) - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van betrokkene:
Eind 2010 was [betrokkene 5] (naar het hof begrijpt en leest: [betrokkene 5]) met het voorstel gekomen om samen met mij en die twee jongens te werken. Hij was aan het pand aan [a-straat] (het hof begrijpt en leest: [a-straat 1]) in [plaats] gekomen. Ik deed daar de verzorging. Hier is de eerste oogst mislukt. De tweede oogst is wel gelukt en heeft opbrengsten gegenereerd.
met betrekking tot in voormeld verkort arrest berekende hennepkwekerij in [g-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 2.3) voorts
24. Een schriftelijk stuk, te weten een kopie van een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, (…), d.d. 1 december 2011 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 12] van Politie Fryslân, Team Aanpak Georganiseerde Hennepteelt (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van verbalisant:
Op 1 juli 2011 werd door mij in het bedrijfspand [g-straat 1] te [plaats] een professionele in werking zijnde hennepkwekerij met 860 hennepplanten, verdeeld over 3 ruimtes, aangetroffen.
25. Het hiervoor onder 11. vermelde schriftelijke stuk (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van rapporteur:
Er zijn aanwijzingen dat de hennepkwekerij in perceel [g-straat 1] te [plaats] actief is geweest in de periode van 1 mei 2010 tot en met 1 juli 2011, zijnde circa 60 weken, waarin 4 oogsten van elk 860 hennepplanten gerealiseerd kunnen zijn (naar het hof begrijpt: 60 weken minus 13 kweekweken voor de door de politie op 1 juli 2011 aangetroffen hennepplanten = 47 weken ofwel 4 oogsten van elk ongeveer 10 weken).
26. Het hiervoor onder 6. vermelde schriftelijke stuk (…) - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van betrokkene:
Ik kreeg van [betrokkene 5] het aanbod om wat met hem te gaan beginnen in [plaats] aan [g-straat 1] . Daar hebben we meerdere oogsten gehad die opbrengsten hebben gegenereerd.
met betrekking tot in voormeld verkort arrest berekende hennepkwekerij in [b-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 2.6) voorts
27. Een schriftelijk stuk, te weten een kopie van een proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, (…) d.d. 31 mei 2012 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 13] , hoofdagent van politie, werkzaam bij Politie Fryslân (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van verbalisant:
Op 29 februari 2012 is binnengetreden in perceel [b-straat 1] te [plaats] . Na het binnentreden zag ik het volgende. Op de vierde etage bevond zich een hennepkwekerij, bestaande uit twee kamers. Ik zag dat in elke kamer 212 hennepplanten stonden, in totaal dus 424. Ik zag dat deze hennepplanten ongeveer 40 cm groot waren.
28. Het hiervoor onder 11. vermelde schriftelijke stuk (…) - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van rapporteur:
Er zijn aanwijzingen dat de hennepkwekerij in perceel [b-straat 1] te [plaats] actief is geweest in de periode van 28 februari 2010 tot en met 29 februari 2012, zijnde circa 104 weken, waarin 8 oogsten van elk 424 hennepplanten gerealiseerd kunnen zijn (naar het hof begrijpt: 104 weken minus 13 kweekweken voor de door de politie op 29 februari 2012 aangetroffen hennepplanten = 91 weken ofwel 8 oogsten van elk ongeveer 10 weken).
29. Een schriftelijk stuk, te weten een ontnemingsarrest van dit hof van 17 november 2017 (…) in de zaak tegen [betrokkene 3] , geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , gepubliceerd in het E-archief onder ECLI:NL:GHARL:2017:10086 (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende als beslissing van het hof:
Het hof stelt vast dat veroordeelde [betrokkene 3] voornoemd een bedrag van € 4.000,- aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen voor zijn aandeel in de hennepkwekerij op het adres [b-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 2.6) en baseert dit met name op de verklaring van veroordeelde zelf, inhoudende dat hij op projectbasis betaald kreeg.
30. Het hiervoor onder 6, vermelde schriftelijke stuk (…) - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van betrokkene:
Met de twee jongens, waarmee ik aan [e-straat] had gewerkt, ben ik vanaf begin 2010 een hennepkwekerij begonnen in een woning aan de [b-straat] in [plaats] (het hof begrijpt en leest: de [b-straat 1] te [plaats]). We hebben afgesproken dat we de opbrengsten zouden verdelen onder degenen die bij deze hennepkwekerij waren betrokken. Ik deed de verzorging. Hier hebben we meerdere succesvolle oogsten gehad, die opbrengsten hebben gegenereerd, maar in de tussentijd hebben we alles wel een keer moeten afbouwen vanwege klachten van de onderbuurman over wateroverlast.
met betrekking tot in voormeld verkort arrest berekende hennepkwekerij in [c-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 2.7) voorts
31. Een schriftelijk stuk, te weten een kopie van een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, (…) d.d. 23 april 2012 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 13] , hoofdagent, en [verbalisant 14] , brigadier, beiden van politie Fryslân, Team Leeuwarden (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van verbalisanten:
Op dinsdag 6 februari 2012 zijn wij binnengetreden in de woning aan de [c-straat 1] te [plaats] . In deze woning zagen wij dat een professionele niet meer in werking zijnde hennepkwekerij was ingericht in 2 ruimtes. Er zijn in totaal 104 slabs aangetroffen; in elke slab hebben 4 hennepplanten gezeten, derhalve in totaal 416 hennepplanten.
Het perceel [h-straat 1] te [plaats] is kadastraal hetzelfde perceel als [c-straat 1] te [plaats] . Het perceel bevindt zich namelijk precies op de hoek van de [h-straat] en de [c-straat] .
32. Het hiervoor onder 11. vermelde schriftelijke stuk (…) - zakelijk weergegeven - inhoudende:
als verklaring van rapporteur:
Er zijn aanwijzingen dat de hennepkwekerij in perceel [c-straat 1] te [plaats] actief is geweest in de periode van 1 september 2010 tot en met 6 februari 2012, zijnde circa 74 weken, waarin 6 oogsten van elk 416 hennepplanten gerealiseerd kunnen zijn (naar het hof begrijpt: 74 weken minus 13 kweekweken voor de door de politie op 6 februari 2012 aangetroffen hennepplanten = 61 weken ofwel 6 oogsten van elk ongeveer 10 weken).
33. Een schriftelijk stuk, te weten een ontnemingsarrest van dit hof van 17 november 2017 (…) in de zaak tegen [betrokkene 3] , geboren op [geboortedatum] 1985 te [geboorteplaats] , gepubliceerd in het E-archief onder ECLI:NL:GHARL:2017:10086 (…), - zakelijk weergegeven - inhoudende als beslissing van het hof:
Het hof stelt vast dat veroordeelde [betrokkene 3] voornoemd een bedrag van € 3.000,- aan wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen voor zijn aandeel in de hennepkwekerij op het adres [c-straat 1] te [plaats] (zaaksdossier 2.7) en baseert dit met name op de verklaring van veroordeelde zelf, inhoudende dat hij op projectbasis betaald kreeg.
34. Het hiervoor onder 6. vermelde schriftelijke stuk (…) - zakelijk weergegeven – inhoudende:
als verklaring van betrokkene:
Na de zomer van 2010 is voorgesteld om de kwekerij aan de [c-straat] (het hof begrijpt en leest: [c-straat 1] te [plaats]) samen te doen. Er zijn daar meerdere oogsten geweest die opbrengsten hebben gegenereerd. De opbrengsten zijn onder de betrokkenen verdeeld, onder wie twee mannen (het hof begrijpt: de twee jongens wiens namen betrokkene niet wenst te noemen) en ik.’
In de appelschriftuur van 14 maart 2016 is inzake de getuigenverzoeken het volgende opgenomen:
‘D. appellant verzoekt dat in hoger beroep de navolgende getuigen en/of getuige(n)- deskundige(n) (ter zitting) zullen worden gehoord:
1. [betrokkene 1] , [i-straat 1] te ( [postcode] ) [plaats]
2. [betrokkene 2] , [j-straat 1] te ( [postcode] ) [plaats]
3. [betrokkene 3] , [k-straat 1] te ( [postcode] ) [plaats]
4. [betrokkene 4] , [l-straat 1] te ( [postcode] ) [plaats]
5. [betrokkene 5] , [m-straat 1] ( [postcode] ) te [plaats]
6. [betrokkene 6] , [e-straat 2] te ( [postcode] ) [plaats]
7. [betrokkene 11] , [n-straat 1] te ( [postcode] ) [plaats]
Motivering:
Deze getuigen kunnen de argumenten bevestigen, op grond waarvan in eerste aanleg door de verdediging is bepleit dat het door appellant wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden vastgesteld op nihil dan wel € 44.195 (zie aangehecht schriftelijk standpunt d.d. 22 januari 2016).’
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is aangevangen op 8 november 2018. Aan het proces-verbaal van die terechtzitting wordt het volgende ontleend:
‘De raadsman wordt in de gelegenheid gesteld de verzoeken toe te lichten.
De raadsman verklaart - zakelijk weergegeven - :
De verdediging ziet af van het horen van de getuige nummer 7, te weten [betrokkene 11] .
Voorts is van belang dat mijn cliënt voornemens is om een uitgebreide verklaring af te leggen. Ik verzoek uw hof om hem voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling door de raadsheer-commissaris te laten horen. Ook de overige getuigen dienen wat mij betreft door de raadsheer-commissaris te worden gehoord.
(…)
De raadsman vervolgt - zakelijk weergegeven - :
Op het verzoek om mijn cliënt bij de raadsheer-commissaris te horen is het noodzaakcriterium van toepassing. De overige verzoeken dienen mijns inziens aan de hand van het verdedigingscriterium te worden beoordeeld. Het verzoek om deze getuigen te horen is tijdig bij appelschriftuur ingediend en de getuigen zijn niet eerder gehoord in het kader van de ontnemingszaak.
In de schriftelijke reactie van de advocaat-generaal wordt geschreven dat mijn verzoek onvoldoende onderbouwd is, maar dat betwist ik. Het gaat erom in hoeverre het standpunt van de verdediging al enigszins onderbouwd is. Het eerste punt dat van belang is, is dat er andere personen zijn die boven mijn cliënt staan. [betrokkene 7] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] hebben daarover verklaard. Daarnaast is door mijn cliënt op de zitting in eerste aanleg verklaard over het feit dat de eigenaren van de panden waarin hennepkwekerijen zaten 50% van de opbrengst kregen. Verder meent mijn cliënt dat er onvoldoende rekening is gehouden met investeringskosten. Wat betreft de afzonderlijke kwekerijen merk ik het volgende op:
[a-straat] te [plaats] :
Met betrekking tot deze kwekerij zijn door aftimmerwerkzaamheden extra kosten gemaakt. Dat die werkzaamheden er zijn geweest blijkt bijvoorbeeld uit de verklaring van [betrokkene 7] dat hij samen met mijn cliënt hout heeft gebracht. [betrokkene 7] heeft daarnaast verklaard dat volgens [betrokkene 4] de eerste oogst niet goed zou zijn geweest. Bij deze kwekerij zouden ook ene [betrokkene 8] en [betrokkene 9] betrokken zijn, daar is ten onrechte geen rekening mee gehouden.
[g-straat 1] te [plaats] :
Hier heeft een verbouwing plaatsgevonden. Dit blijkt uit de verklaring van [betrokkene 7] .
[b-straat 1] te [plaats] :
In dit pand waren elektriciteitsproblemen. In één van de tapgesprekken is daar bevestiging voor te vinden omdat daarin gezegd wordt dat “beneden de stroom steeds uitvalt” en dat “ [betrokkene 3] gezorgd heeft voor vette wateroverlast. Er zijn daardoor minder oogsten gerealiseerd dan waar de rechtbank vanuit is gegaan.
[c-straat] 1 te [plaats] :
Ten aanzien van deze kwekerij is sprake van mislukte en geripte oogsten. [betrokkene 7] heeft verklaard dat hij [betrokkene 4] heeft gesproken over een rip op dat adres.
Gelet op het voorgaande is er wel degelijk een onderbouwing te vinden voor het standpunt van de verdediging. Met alle genoemde feiten en omstandigheden is in de berekening van de rechtbank onvoldoende rekening gehouden. Dit is mijns inziens voldoende om de verzoeken van de verdediging toe te wijzen.
Op een vraag van de voorzitter antwoordt de raadsman- zakelijk weergegeven - :
Het klopt dat [betrokkene 7] niet als getuige wordt gevraagd. [betrokkene 7] is in eerste aanleg al gehoord.
Het is juist dat onder andere [betrokkene 5] en [betrokkene 4] eerder bij de rechter-commissaris zijn gehoord, maar dat was in het kader van de strafzaak. De getuigenverhoren vonden plaats vóór de start van de ontnemingsprocedure. De verklaringen kunnen eventueel in de onderhavige procedure worden ingebracht maar ik ben van mening dat het ondervragingsrecht in deze zaak nog niet is uitgeoefend.
Op een vraag van de jongste raadsheer antwoordt de raadsman - zakelijk weergegeven - :
U geeft aan dat ik zojuist de bezwaren van de verdediging tegen de berekening van de rechtbank heb genoemd, maar dat ik geen link heb gemaakt naar de gevraagde getuigen. Er zijn algemene punten die voor alle kwekerijen gelden, zoals dat de eigenaren van de panden 50% van de opbrengst kregen en dat er rekening dient te worden gehouden met investeringskosten. Het is niet zo dat de door de verdediging gevraagde getuigen daar allemaal iets over kunnen zeggen. De verdediging dient zijn verzoeken enigszins te onderbouwen voordat zij voor toewijzing vatbaar zijn en daar is ruim aan voldaan. U houdt mij voor dat het er volgens u om gaat of die personen zicht hebben gehad op de verdeling van opbrengsten. Deze personen kunnen iets zeggen over hoeveel personen bijvoorbeeld betrokken waren bij een kwekerij. Dat is ook relevant.
Op vragen van de advocaat-generaal antwoordt de raadsman - zakelijk weergegeven - :
U houdt mij voor dat de rechtbank bij de berekening van het voordeel uit de kwekerij in [plaats] al rekening heeft gehouden met twee andere personen. Er zijn nog twee andere personen waarmee rekening dient te worden gehouden. De opbrengst zou door 7 gedeeld moeten worden. Ik verwijs naar mijn conclusie in eerste aanleg.
De advocaat-generaal verklaart - zakelijk weergegeven - :
Van de door de verdediging gevraagde getuigen is een aantal al eerder gehoord door de rechter-commissaris. Ten aanzien van die getuigen is het noodzaakcriterium van toepassing. De getuigen zijn weliswaar in de strafzaak gehoord maar die procedure maakt deel uit van de ontnemingsprocedure. Als het gaat om vragen zoals wie heeft kwekerij opgezet en hoeveel oogsten zijn er geweest, dan zijn die ook relevant voor de ontnemingszaak. De raadsman heeft niet specifiek aangegeven waarom de opgegeven getuigen moeten worden gehoord. De noodzaak van het horen van [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 4] en [betrokkene 5] is niet gebleken.
Ten aanzien van het verzoek om [betrokkene 6] te horen zie ik het verdedigingsbelang wel. Dit verzoek kan wat mij betreft worden toegewezen.
De overige verzoeken dienen mijns inziens te worden afgewezen.
Ten aanzien van [betrokkene 3] geldt dat hij uitgebreide verklaringen heeft afgelegd en de verdediging heeft niet gesteld waarover [betrokkene 3] nader gehoord moet worden.
Met betrekking tot de investeringskosten merk ik op dat bekend is dat deze kosten nooit op de opbrengst in mindering worden gebracht. In dat kader wordt rekening gehouden met afschrijvingskosten.
Met de enkele stelling dat er bij de kwekerij in [plaats] nog 2 personen betrokken waren, kan ik niets. Ook ten aanzien van de [b-straat] zou ik geconcretiseerd willen zien hoe lang storingen hebben geduurd, dat en waarom daardoor meer oogsten zijn mislukt dan waar de rechtbank rekening mee heeft gehouden. Hetzelfde geldt voor de kwekerij aan de [c-straat] en [g-straat 1] in [plaats] . Deze feitelijke onderbouwing ontbreekt.
(…)
Op een vraag van de voorzitter antwoordt de advocaat-generaal - zakelijk weergegeven - :
Dat [betrokkene 3] zich bij de rechter-commissaris telkens op zijn verschoningsrecht heeft beroepen, maakt het voorgaande niet anders. Er is geen verdedigingsbelang om [betrokkene 3] te horen.
De raadsman reageert - zakelijk weergegeven - :
De ontnemingsprocedure is een aparte procedure. Dat er in de strafzaak getuigen zijn gehoord maakt niet dat ten aanzien van die getuige in de ontnemingszaak niet het verdedigingsbelang kan gelden. Alle verzoeken dienen derhalve aan de hand van het verdedigingscriterium te worden beoordeeld.
(…)
De voorzitter deelt mede dat bij tussenarrest op de onderzoekswensen zal worden beslist.’
5. Het hof heeft vervolgens bij tussenarrest van 22 november 2018 als volgt op de getuigenverzoeken beslist:
‘Bij appelschriftuur van 14 maart 2016 heeft de verdediging verzocht om het horen van 7 getuigen, te weten:
1. [betrokkene 1] ;
2. [betrokkene 2] ;
3. [betrokkene 3] ;
4. [betrokkene 4] ;
5. [betrokkene 5] ;
6. [betrokkene 6] ;
7. [betrokkene 11] .
Ter terechtzitting van het hof op 8 november 2018 is door de raadsman meegedeeld dat de verdediging afziet van het horen van de onder 7 genoemde getuige ( [betrokkene 11] ). De overige verzoeken zijn door de raadsman mondeling toegelicht. Daarnaast heeft de verdediging verzocht om veroordeelde als getuige door de raadsheer-commissaris te laten horen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzoeken tot het horen van [betrokkene 6] en het horen van veroordeelde door de raadsheer-commissaris kunnen worden toegewezen.
Het hof heeft het verzoek tot het horen van de onder 1 t/m 6 genoemde getuigen beoordeeld aan de hand van het verdedigingscriterium. De verzoeken zijn tijdig bij appelschriftuur ingediend. Bij het toepassen van deze maatstaf heeft het hof rekening gehouden met het specifieke karakter van de ontnemingsprocedure, waarbij het primair gaat om opbrengsten, de verdeling daarvan en gemaakte kosten. De (onderbouwing van de) verzoeken zijn beoordeeld tegen de achtergrond van het dossier, waarvan de verklaringen die in het kader van de strafzaak bij de rechter-commissaris zijn afgelegd, deel uitmaken.
Het hof is van oordeel dat het verzoek tot het horen van de onder 1 t/m 6 genoemde getuigen onvoldoende is onderbouwd. In aanmerking genomen dat de betrokkenheid van veroordeelde bij de verschillende hennepkwekerijen op zichzelf niet ter discussie staat, maar wel de vraag of en in hoeverre hij in de opbrengsten hiervan heeft gedeeld, heeft de verdediging verzuimd specifiek aan te geven waarover deze getuigen moeten worden gehoord. Het verzoek daartoe wordt daarom afgewezen. De veroordeelde wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Het hof acht het noodzakelijk dat veroordeelde als getuige bij de raadsheer-commissaris wordt gehoord en wijst dat verzoek toe. Nu de advocaat-generaal en de raadsman hebben aangegeven daartegen geen bezwaar te hebben, zal het verhoor door een gedelegeerd raadsheer-commissaris worden afgenomen.
BESLISSING
Het hof:
Stelt de stukken in handen van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof teneinde als getuige te horen:
[betrokkene] , geboren op [geboortedatum] 1984 (veroordeelde).
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.’
6. Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is vervolgens hervat op 23 maart 2021. Aan het proces-verbaal van die terechtzitting wordt het volgende ontleend:
‘De raadsman verklaart (…) dat hij de voorzitter niet heeft horen zeggen dat het onderzoek wordt hervat in de stand waarin het zich ten tijde van de regiezitting van 8 november 2018 bevond. De voorzitter verklaart - zakelijk weergegeven - :
De behandeling begint vandaag.
De raadsman reageert - zakelijk weergegeven - :
Dan zie ik mij genoodzaakt de gedane getuigenverzoeken opnieuw te doen. Als ik dat namelijk niet doe, dan kan ik in cassatie niet klagen over de afwijzing daarvan.
U houdt mij voor dat ik dat ook bij pleidooi kan doen. Ik heb de onderbouwing van de getuigenverzoeken in de appelschriftuur verwoord. Als u het onderzoek vandaag opnieuw aanvangt, dan wordt daar geen acht op geslagen. Vandaar dat ik die verzoeken nu opnieuw doe en uw hof vraag daar vandaag op te beslissen. U dient de verzoeken aan het verdedigingsbelang te toetsen.
Op uw vraag of ik naar aanleiding van de eerdere beslissing van het hof nog een toelichting of wijziging wil geven op de onderbouwing, wijs ik u op de zogenoemde Keskin-jurisprudentie. In dat arrest zijn overwegingen gewijd aan getuigen à decharge en op grond daarvan ben ik van mening dat de verzoeken alsnog toegewezen moeten worden. Ik doel dan op r.o. 43. Voor het overige verwijs ik naar de eerder door mij gegeven motivering.
De advocaat-generaal reageert - zakelijk weergegeven - :
Ik word hierdoor overvallen. De zitting is op een laat moment naar Zwolle verplaatst en ik ben in het meenemen van stukken zeer selectief geweest. Ik heb de appelschriftuur en de eerdere beslissing van het hof op de verzoeken van de verdediging niet bij me. Ik wil voorstellen om het onderzoek te hervatten in de stand waarin het zich ten tijde van de schorsing bevond, zodat we vandaag gewoon verder kunnen gaan.
De raadsman verklaart - zakelijk weergegeven - :
Daar kan ik wel mee instemmen. Ik wil wel dat het hof beslist op de verzoeken zodat ik er later een cassatiemiddel over kan indienen. Dat is in het belang van mijn cliënt.
Het onderzoek wordt onderbroken voor beraad.
Na hervatting van het onderzoek ter terechtzitting deelt de voorzitter als beslissing van het hof mede - zakelijk weergegeven - :
Anders dan ik zojuist zei, wordt het onderzoek hervat in de stand waarin het zich ten tijde van de schorsing op 8 november 2018 bevond. Dit betekent dat de beslissing op de eerder gedane getuigenverzoeken deel uitmaakt van het geding. Indien de raadsman iets als uitdrukkelijk onderbouwd standpunt naar voren wil brengen, dan wil het hof graag horen wat dat standpunt is. Zoals gezegd mag de raadsman voor de onderbouwing ervan verwijzen naar zijn pleidooi in eerste aanleg.
De raadsman deelt mede dat hij dit begrijpt.’
7. De raadsman heeft blijkens het proces-verbaal van deze terechtzitting het woord gevoerd overeenkomstig een overgelegde pleitnota. In deze pleitnota wordt niet op de getuigenverzoeken ingegaan. In het bestreden arrest heeft het hof vervolgens, zo bleek, beslist op de verzoeken die ter terechtzitting zijn gedaan.
Het eerste middel
8. Het eerste middel klaagt, als gezegd, dat het hof ten onrechte het verzoek om de getuigen [betrokkene 1] , [betrokkene 2] , [betrokkene 3] , [betrokkene 4] , [betrokkene 5] en [betrokkene 6] te horen heeft afgewezen, althans die afwijzing niet naar de eis der wet met redenen heeft omkleed. In de toelichting wijst de steller van het middel op de appelschriftuur, op de getuigenverzoeken die op 8 november 2018 ter terechtzitting zijn gedaan, op de afwijzing van die verzoeken in het tussenarrest van 22 november 2018, op de verzoeken die op 23 maart 2021 ter terechtzitting zijn gedaan en op de afwijzing van die verzoeken in het bestreden arrest. Ik begrijp daaruit dat in cassatie zowel over de afwijzing in het tussenarrest als over de afwijzing in het eindarrest wordt geklaagd.
9. Het verzoek dat op 8 november 2018 ter terechtzitting is gedaan, kon door het hof worden afgewezen op de gronden, genoemd in art. 288, eerste lid, Sv (vgl. art. 418, eerste lid, Sv, in ontnemingszaken van toepassing op grond van art. 511g, tweede lid, Sv). Het hof heeft het verzoek in het tussenarrest beoordeeld aan de hand van het in art. 288, eerste lid, onder c, Sv vermelde verdedigingscriterium. Daarmee heeft het hof een juiste maatstaf toegepast. Daarover wordt in cassatie ook niet geklaagd.
10. In een arrest van 25 juni 2002 heeft Uw Raad over de toepassing van genoemde maatstaf in ontnemingszaken het volgende overwogen:1.
‘4.3.2. Maatstaf voor de beoordeling van het verzoek van de raadsman is (…) of door het achterwege blijven van de dagvaarding of oproeping van de getuige de betrokkene redelijkerwijs in zijn verdediging kan worden geschaad.
4.4.1.
De hantering van die maatstaf in een ontnemingsprocedure kan niet los worden gezien van het specifieke karakter van een zodanige procedure. De vordering zal doorgaans, meer in het bijzonder voor wat de berekening van het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel betreft, mede zijn gebaseerd op financiële rapportage, terwijl in de procedure, meer dan in de hoofdzaak, de nadruk zal kunnen liggen op wisseling van schriftelijke stukken door de procespartijen. In de art. 511d, eerste lid, tweede volzin en 511g, tweede lid onder b, Sv is dan ook voorzien in een schriftelijke voorbereiding voorafgaande aan de behandeling van de vordering ter terechtzitting.
Voorts is op de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel het in de hoofdprocedure geldende bewijsrecht niet van toepassing.
Die schatting dient weliswaar te worden ontleend aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen, maar voor de vaststelling van het uiteindelijke bedrag geldt het aannemelijkheidsvereiste.
(…)
4.5.
Gelet op het karakter van een procedure als de onderhavige en op hetgeen de wetgever ten aanzien van de positie van de procespartijen en de "bewijslastverdeling" voor ogen heeft gestaan, moet worden geoordeeld dat de rechter die in een ontnemingsprocedure voor de vraag wordt gesteld of door het niet horen van een door de verdediging verzochte getuige de betrokkene redelijkerwijs in zijn verdediging kan worden geschaad mede in zijn oordeel kan betrekken of het desbetreffende verzoek van de verdediging, in het licht van de door het openbaar ministerie aan zijn vordering ten grondslag gelegde financiële gegevens, voldoende is onderbouwd. De aan een dergelijke onderbouwing te stellen eisen zullen daarbij door de rechter afhankelijk mogen worden gesteld van de mate waarin hij het standpunt van het openbaar ministerie, gelet op de door deze gepresenteerde gegevens en berekeningen, voorshands aannemelijk acht.’
11. Over de onderbouwing van getuigenverzoeken in ontnemingszaken heeft Uw Raad in een arrest van 8 februari 2022 voorts het volgende overwogen:2.
‘3.2.2 In ontnemingszaken geldt eveneens de verplichting om een verzoek tot het horen van getuigen te motiveren. Bij de beoordeling of het verzoek tot het horen van getuigen naar behoren is onderbouwd, kan de rechter in de ontnemingszaak onder meer acht slaan op de al verkregen resultaten van het voor de ontnemingszaak relevante onderzoek alsmede het procesverloop in de ontnemingszaak. Daarnaast kan de rechter bij de beoordeling van de vraag of het horen van de getuigen waarop het verzoek betrekking heeft, relevant is voor de in de ontnemingszaak te nemen beslissingen, betrekken de wijze waarop het openbaar ministerie – door het presenteren van financiële gegevens en berekeningen – zijn standpunt met betrekking tot de oplegging van een ontnemingsmaatregel heeft onderbouwd en de mate waarin dat standpunt voorshands aannemelijk kan worden geacht. (Vgl. in enigszins andere bewoordingen HR 25 juni 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD8950.) Verder kan de rechter in de ontnemingszaak bij deze beoordeling acht slaan op de omstandigheid dat in de strafzaak al getuigenverklaringen zijn afgelegd waarvan de inhoud van belang is voor de in de ontnemingszaak te nemen beslissingen, mits deze verklaringen deel uitmaken van de processtukken van de ontnemingszaak.
3.2.3.
De Hoge Raad heeft zijn rechtspraak over de eisen die in strafzaken gelden met betrekking tot de onderbouwing van verzoeken van de verdediging tot het oproepen en horen van getuigen, ten dele bijgesteld in zijn arrest van 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576 naar aanleiding van de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in de zaak Keskin tegen Nederland (EHRM 19 januari 2021, nr. 2205/16). Kort gezegd en voor zover hier van belang, houdt die bijstelling in dat in gevallen waarin een getuige een verklaring met een belastende strekking heeft afgelegd, het belang bij het oproepen en horen van die getuige moet worden voorondersteld, zodat van de verdediging geen nadere onderbouwing van dit belang mag worden verlangd.
Deze bijstelling is ook in ontnemingszaken van betekenis, maar alleen indien en voor zover het verzoek tot het horen van getuigen is gedaan in verband met een in de ontnemingsprocedure te nemen beslissing die ertoe strekt dat de betrokkene zelf een concreet aangeduid strafbaar feit heeft begaan. Als het getuigenverzoek is gedaan in verband met een andere beslissing, zoals de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel, de verdeling van dat voordeel of de gemaakte kosten, geldt onverminderd dat de rechter bij de beoordeling van een verzoek tot het horen van een getuige mede in zijn oordeel kan betrekken of het betreffende verzoek van de verdediging, mede in het licht van de door het openbaar ministerie aan zijn vordering ten grondslag gelegde financiële gegevens, is voorzien van een onderbouwing waaruit blijkt waarom het horen van die getuige van belang is voor die beslissing. (Vgl. HR 30 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1749.)’
12. In de appelschriftuur is ter onderbouwing van het verzoek om zeven getuigen te horen alleen aangegeven dat deze getuigen de argumenten kunnen bevestigen op grond waarvan in eerste aanleg door de verdediging is bepleit dat het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel moet worden vastgesteld op nihil dan wel € 44.195,-. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 8 november 2018 is door de raadsman aangegeven dat het eerste punt dat van belang is, is dat er andere personen zijn die boven de betrokkene zouden staan. Hij geeft aan dat [betrokkene 7] , [betrokkene 2] en [betrokkene 1] daarover hebben verklaard. De raadsman geeft niet aan waarom een nieuw verhoor op dit punt tot nieuwe informatie zou kunnen leiden. De raadsman gaat vervolgens op de afzonderlijke kwekerijen in, maar geeft in die context evenmin aan hoe het verhoor van één van de getuigen daar tot nieuwe inzichten zou kunnen leiden.
13. De jongste raadsheer attendeert de raadsman er vervolgens op dat hij de bezwaren tegen de berekening door de rechtbank naar voren heeft gebracht, maar geen link heeft gemaakt naar de gevraagde getuigen. De raadsman geeft daarop aan dat er ‘algemene punten’ zijn die voor alle kwekerijen gelden, maar geeft ook aan dat het niet zo is ‘dat de door de verdediging gevraagde getuigen daar allemaal iets over kunnen zeggen’. De raadsman licht niet toe welke getuige hier wel iets over zou kunnen zeggen. De jongste raadsheer houdt de raadsman vervolgens voor dat het er volgens hem om gaat ‘of die personen zicht hebben gehad op de verdeling van opbrengsten’. De raadsman geeft daarop aan dat de (te horen) personen iets kunnen zeggen ‘over hoeveel personen bijvoorbeeld betrokken waren bij een kwekerij’; dat zou ‘ook relevant’ zijn. De raadsman geeft derhalve niet aan dat de te horen personen kunnen verklaren over de verdeling van de opbrengsten, en concretiseert niet op welke wijze de te verschaffen informatie over bij een kwekerij betrokken personen tot bijstelling van het beeld kan leiden.
14. Het hof heeft in het tussenarrest overwogen dat ‘de (onderbouwing van de) verzoeken zijn beoordeeld tegen de achtergrond van het dossier, waarvan de verklaringen die in het kader van de strafzaak bij de rechter-commissaris zijn afgelegd, deel uitmaken’. Uit het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 8 november 2018 volgt dat [betrokkene 5] , [betrokkene 4] , [betrokkene 1] en [betrokkene 2] (in de strafzaak) door de rechter-commissaris zijn gehoord. De verklaringen die [betrokkene 1] en [betrokkene 2] hebben afgelegd heb ik bij de stukken van het geding aangetroffen, de verklaringen van [betrokkene 5] en [betrokkene 4] niet. Uit rechtspraak van Uw Raad volgt, zo bleek, dat op de bij de stukken van het geding gevoegde verklaringen acht kan worden geslagen bij de beoordeling van een getuigenverzoek in een ontnemingszaak. In aanmerking genomen dat er dikwijls een zekere overlap is tussen thema’s die in de strafzaak enerzijds en de ontnemingszaak anderzijds spelen, verdient het in deze gevallen afzonderlijk aandacht of van een aanvullend verhoor in de ontnemingszaak nieuwe informatie kan worden verwacht.
15. Het hof heeft vervolgens het verzoek afgewezen omdat het verzoek tot het horen van de zes getuigen ‘onvoldoende is onderbouwd’. Het hof heeft daarbij in aanmerking genomen ‘dat de betrokkenheid van veroordeelde bij de verschillende hennepkwekerijen op zichzelf niet ter discussie staat, maar wel de vraag of en in hoeverre hij in de opbrengsten hiervan heeft gedeeld’. De verdediging heeft tegen die achtergrond ‘verzuimd specifiek aan te geven waarover deze getuigen moeten worden gehoord’.
16. De steller van het middel brengt tegen deze overweging in dat de getuigen zouden kunnen ‘verklaren over de verdeling van dat voordeel, mislukte en/of geripte oogsten en het deel dat de eigenaars dan wel huurders van de panden ontvingen (waarvan het Hof het aannemelijk heeft geacht dat zij helemaal niets ontvingen voor hun faciliterende diensten)’. Daarmee lijkt de steller van het middel in cassatie anders aan te kijken tegen de onderwerpen waar de zes personen over zouden kunnen verklaren dan de raadsman in hoger beroep. Dat deze zes personen zouden kunnen verklaren over de verdeling van het voordeel heeft de raadsman op een expliciete vraag van de jongste raadsheer niet gesteld en toegelicht. De raadsman heeft alleen geantwoord dat zij iets zouden kunnen verklaren over het aantal personen dat bij de kwekerijen betrokken was. Op die grond voor het horen van getuigen komt de steller van het middel niet terug. Dat de zes personen zouden kunnen verklaren over mislukte en/of geripte oogsten en het deel dat eigenaars dan wel huurders van de panden ontvingen is in hoger beroep niet (expliciet) aangevoerd.
17. Dat de zes personen zouden kunnen verklaren (en daarbij aanvullende informatie zouden kunnen verschaffen) over het aantal personen dat bij de kwekerijen betrokken was, heeft de raadsman in hoger beroep niet nader toegelicht. Het hof heeft zich bij het oordeel inzake het aantal personen dat bij een kwekerij betrokken was op verschillende bronnen gebaseerd, zo blijkt uit het bestreden arrest en de aanvulling. Dat heeft ertoe geleid dat wederrechtelijk verkregen voordeel niet alleen is toegerekend aan de betrokkene, maar ook aan [betrokkene 5] , [betrokkene 4] , [betrokkene 3] en twee onbekende personen. Daarnaast zijn (afhankelijk van de kwekerij) kosten voor knippers afgetrokken en huisvestingskosten. Uit rechtspraak van Uw Raad volgt, zo bleek, dat de rechter bij de beoordeling of een getuigenverzoek naar behoren is onderbouwd onder meer acht kan slaan op de al verkregen resultaten van het voor de ontnemingszaak relevante onderzoek.
18. Het hof heeft in het bestreden arrest voorts overwegingen gewijd aan de rol van enkele personen die de raadsman in hoger beroep als getuige had willen horen. Bij [betrokkene 5] gaat het hof uit van een ponds-pondsgewijze verdeling tussen [betrokkene 5] en betrokkene. Het hof baseert zich daarbij op een tapgesprek tussen betrokkene en [betrokkene 3] . [betrokkene 7] gaat in zijn verklaringen in op de rol van [betrokkene 5] (bewijsmiddelen 1.1, 2.2 en 4). Inzake [betrokkene 3] stelt het hof vast dat en wat hij bij drie kwekerijen heeft verdiend. Daarbij baseert het hof zich op het tegen [betrokkene 3] gewezen ontnemingsarrest. [betrokkene 7] gaat in zijn verklaringen ook in op de rol van [betrokkene 3] (bewijsmiddelen 1.1. en 4). En ook betrokkene verklaart over [betrokkene 3] (bewijsmiddel 7). Inzake [betrokkene 4] overweegt het hof dat het er op grond van de verklaring van [betrokkene 7] vanuit gaat dat hij ‘voor zijn betrokkenheid bij verschillende kwekerijen steeds 5% van de opbrengst kreeg’ (zie bewijsmiddelen 1.1 en 4). Ook een DNA-onderzoek wijst [betrokkene 4] aan (bewijsmiddelen 16 en 17). Inzake [betrokkene 6] blijkt uit ’s hofs overwegingen dat het om één van de twee huurders van het pand [e-straat 1] te [plaats] gaat. Het hof volgt de verdediging niet in het standpunt dat de huur voor aftrek in aanmerking komt, nu de woning niet alleen werd gebruikt voor hennepteelt, maar ook voor bewoning. Het hof acht het niet aannemelijk geworden dat de huurders van de woning de helft van de opbrengst van de hennepteelt kregen, nu [betrokkene 6] daar niets over heeft verklaard en dit ook anderszins niet is gebleken.
19. Al met al hebben de twee personen waar het hof geen overwegingen aan heeft gewijd ( [betrokkene 1] en [betrokkene 2] ) verklaringen bij de rechter-commissaris afgelegd die zich bij de stukken van het geding bevinden. Inzake de rol van drie anderen ( [betrokkene 5] , [betrokkene 3] en [betrokkene 4] ) heeft het onderzoek in de ontnemingszaak, zo blijkt uit de overwegingen van het hof in het bestreden arrest, resultaten opgeleverd. Ook [betrokkene 6] heeft (bij de politie) een verklaring afgelegd. Mede in aanmerking genomen dat de raadsman in hoger beroep als grond voor het getuigenverzoek heeft opgegeven dat de zes personen zouden kunnen verklaren over het aantal personen dat bij de kwekerijen betrokken was en [betrokkene 6] alleen huurder was van één van de panden, heeft het hof ook het verzoek tot het horen van [betrokkene 6] naar het mij voorkomt als onvoldoende onderbouwd kunnen afwijzen.
20. Al met al meen ik dat het ’s hof afwijzing van de getuigenverzoeken in het tussenarrest toereikend met redenen is omkleed.
21. In het bestreden arrest heeft het hof de getuigenverzoeken die de raadsman op de terechtzitting van 23 maart 2021 heeft gedaan afgewezen omdat de noodzaak om de getuigen te horen niet is gebleken. Bij deze verzoeken gaat het om verzoeken als bedoeld in art. 328 jo. art. 331, eerste lid, Sv om gebruik te maken van een in art. 315, eerste lid, Sv vermelden bevoegdheid. In hoger beroep in ontnemingszaken zijn deze artikelen van toepassing op grond van art. 511g, tweede lid, Sv jo. art. 415, eerste lid, Sv. Dat brengt mee dat het hof het juiste criterium heeft toegepast. Daarover wordt in cassatie ook niet geklaagd.
22. Het hof wijst erop dat de raadsman voor de onderbouwing van het getuigenverzoek heeft verwezen naar zijn appelschriftuur en op hetgeen hij op de regiezitting naar voren heeft gebracht, en dat de raadsman gevraagd naar een nadere onderbouwing alleen heeft verwezen naar de uitspraak van het EHRM in de zaak Keskin v. Nederland. De raadsman heeft niet aangevoerd dat het horen van de zes personen van belang is in verband met een in de ontnemingsprocedure te nemen beslissing inzake het begaan zijn van een strafbaar feit. Uit ’s hofs overwegingen in het bestreden arrest kan niet worden afgeleid dat een verklaring van één van de zes personen ten grondslag is gelegd aan een beslissing inhoudend dat de betrokkene een ander strafbaar feit dan de in de strafzaak bewezenverklaarde heeft begaan. In cassatie wordt ook niet aangevoerd dat ’s hofs beslissing in strijd zou zijn met de rechtsregels in ontnemingszaken die na de uitspraak van het EHRM in de zaak Keskin v. Nederland door Uw Raad zijn geformuleerd.
23. Daarmee meen ik dat ook ’s hofs afwijzing van de getuigenverzoeken in het bestreden arrest toereikend is gemotiveerd.
24. Het eerste middel faalt.
Het tweede middel
25. Het tweede middel bevat de klacht dat het hof ten onrechte aannemelijk heeft geacht dat de betrokkene over een langere periode dan de bewezenverklaarde periode (die volgt uit het in de strafzaak onherroepelijk geworden vonnis) wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Uit de toelichting blijkt dat het de steller van het middel gaat om drie kwekerijen: 1. [a-straat 1] te [plaats] ; 2. [g-straat 1] te [plaats] ; 3. [b-straat 1] te [plaats] . De steller van het middel voert aan dat de aanwijzingen op grond waarvan de langere periode is aangenomen hoofdzakelijk zijn ontleend aan de verklaringen van getuige [betrokkene 7] . Het zou evenwel niet buiten redelijke twijfel staan dat de betrokkene buiten de bewezenverklaarde periode wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. En de betrokkene zou onvoldoende de gelegenheid hebben gehad om aan te voeren waarom onvoldoende aanwijzingen bestaan dat hij in die periodes wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Daarbij wordt verwezen naar de afgewezen getuigenverzoeken.
26. Uw Raad heeft in een arrest van 29 september 2020 het volgende overwogen:3.
‘2.4.1 Op de ontnemingsprocedure is artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) van toepassing. Dat betekent onder meer dat ook in de ontnemingsprocedure het – mede in artikel 6 lid 2 EVRM gewaarborgde – recht van een persoon om voor onschuldig te worden gehouden, totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan, dient te worden gerespecteerd. (Vgl. HR 5 december 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZD0312, rov. 6.1, en EHRM 5 juli 2001, nr. 41087/98 (Phillips tegen het Verenigd Koninkrijk), § 39 en 40.)
2.4.2 De ontnemingsprocedure heeft een ander karakter dan de strafprocedure. Het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, kan op grond van artikel 338 Sv door de rechter slechts worden aangenomen, indien hij daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen. In de ontnemingsprocedure is de rechter echter voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebonden aan artikel 511f Sv waarin is bepaald dat de rechter die schatting slechts kan ontlenen aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen. In verband daarmee gelden in de ontnemingsprocedure andere regels van procesrecht dan in de strafprocedure. (Vgl. HR 2 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3424.) Artikel 6 EVRM staat er daarbij niet aan in de weg dat de rechter in de ontnemingsprocedure gebruik maakt van bewijsrechtelijke vermoedens (“presumptions of fact or of law”; vgl. EHRM 5 juli 2001, nr. 41087/98 (Phillips tegen het Verenigd Koninkrijk), § 40) en dat de bewijslast ter zake van de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op redelijke en billijke wijze wordt verdeeld tussen het openbaar ministerie en de betrokkene (vgl. HR 28 mei 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE1182).
2.4.3 Op grond van artikel 36e lid 2 Sr kan een ontnemingsmaatregel mede betrekking hebben op het voordeel dat de betrokkene heeft verkregen door middel van of uit de baten van andere strafbare feiten waaromtrent “voldoende aanwijzingen” bestaan dat deze door de betrokkene zijn begaan.
2.4.4 Indien de rechter in de ontnemingsprocedure oordeelt dat voldoende aanwijzingen bestaan dat de betrokkene andere strafbare feiten als bedoeld in artikel 36e lid 2 Sr heeft begaan, dient (de totstandkoming van) dat oordeel binnen het in 2.4.2 bedoelde eigen kader voor het bewijs in de ontnemingsprocedure in overeenstemming te zijn met de onschuldpresumptie. De in artikel 36e lid 2 Sr bedoelde “voldoende aanwijzingen” mogen daarom niet door de rechter worden aangenomen indien niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat andere strafbare feiten door de betrokkene zijn begaan. Tevens behoort de betrokkene de gelegenheid te hebben aan te (doen) voeren dat en waarom er onvoldoende aanwijzingen bestaan dat andere strafbare feiten door hem zijn begaan.’
27. Het hof heeft inzake de kwekerij aan [a-straat 1] te [plaats] vastgesteld dat de bewezenverklaring ‘ziet op de periode januari 2011 tot en met 6 juli 2011’. Het hof acht op grond van het dossier ‘voldoende aanwijzingen aanwezig dat de betrokkenheid zich over de gehele in het ontnemingsrapport genoemde periode van 15 november 2010 tot en met 6 juli 2011 heeft uitgestrekt.’ Uit de aanvulling wordt duidelijk op welke aanwijzingen het hof doelt. [betrokkene 7] heeft verklaard dat ‘men’ eind 2010 met de hennepkwekerij in het pand in [plaats] is begonnen (bewijsmiddel 1.1). Het hof begrijpt dat daarmee op [a-straat 1] wordt gedoeld, die feitelijke gevolgtrekking wordt in cassatie niet bestreden. Ook uit een verklaring van de betrokkene zelf kan worden afgeleid dat [betrokkene 5] eind 2010 ‘aan het pand aan [a-straat] ’ was gekomen (bewijsmiddel 23). Daarmee heeft het hof kunnen oordelen dat de strafbare betrokkenheid bij deze kwekerij van de betrokkene vanaf 15 november 2010 buiten redelijke twijfel stond.
28. Ik merk daarbij op dat [betrokkene 7] spreekt over twee oogsten, en dat [betrokkene 4] hem heeft verteld dat de eerste niet goed ging. Ook de betrokkene spreekt over twee oogsten waarvan de eerste oogst zou zijn mislukt. Het hof heeft – in afwijking van het ontnemingsrapport – slechts één oogst in aanmerking genomen. Bij het slagen van deze deelklacht zou in dat licht de vraag naar het belang bij cassatie rijzen.
29. Het hof heeft inzake de kwekerij aan [g-straat 1] te [plaats] vastgesteld dat de bewezenverklaring ziet ‘op de periode januari 2011 tot en met 1 juli 2011’. Het hof acht op grond van het dossier ‘voldoende aanwijzingen aanwezig dat de betrokkenheid zich over de gehele in het ontnemingsrapport genoemde periode van 1 mei 2010 tot en met 1 juli 2011 heeft uitgestrekt.’ Het hof wijst daarbij op de verklaring van [betrokkene 7] , die inhoudt ‘dat ze het pand ongeveer een jaar hebben gehad en dat er vier of vijf oogsten zijn geweest’ (bewijsmiddel 1.1). Het hof gaat er daarbij ‘vanuit dat er vanwege de verbouwing 3 in plaats van 4 keer is geoogst’. De betrokkene heeft over deze kwekerij verklaard dat er ‘meerdere oogsten’ zijn geweest ‘die opbrengsten hebben gegenereerd’ (bewijsmiddel 26).
28. Het hof heeft inzake de kwekerij aan de [b-straat 1] te [plaats] vastgesteld dat de bewezenverklaring ziet ‘op de periode januari tot en met februari 2012’. Het hof acht op grond van het dossier ‘voldoende aanwijzingen aanwezig dat de betrokkenheid zich over de gehele in het ontnemingsrapport genoemde periode van 28 februari 2010 tot en met 29 februari 2012 heeft uitgestrekt’. Uit de aanvulling wordt duidelijk op welke aanwijzingen het hof doelt. [betrokkene 7] heeft verklaard dat het pand in 2010 in handen is gekomen van de betrokkene en dat hij daar veel heeft geoogst (bewijsmiddel 1.1). De betrokkene zelf heeft verklaard dat hij ‘vanaf begin 2010 een hennepkwekerij (is) begonnen in een woning aan de [b-straat] in [plaats] ’ (bewijsmiddel 30).
30. Anders dan de steller van het middel aanvoert, zijn de aanwijzingen inzake deze drie kwekerijen niet in hoofdzaak ontleend aan de verklaringen van getuige [betrokkene 7] . Bij elk van de genoemde drie kwekerijen zijn ook aanwijzingen ontleend aan verklaringen van de betrokkene. Het hof heeft voorts kennelijk geoordeeld en kunnen oordelen dat gelet op de aanwijzingen die uit de in de aanvulling opgenomen bewijsmiddelen naar voren komen buiten redelijke twijfel staat dat de betrokkene zich ook gedurende de buiten de bewezenverklaring vallende maar bij de ontneming in aanmerking genomen periodes schuldig heeft gemaakt aan het (medeplegen van het) telen van hennep in de betreffende kwekerijen. En de betrokkene en zijn raadsman hebben de gelegenheid gehad om aan te voeren waarom er onvoldoende aanwijzingen bestaan dat de betrokkene in die periodes wederrechtelijk verkregen voordeel heeft genoten. Dat de getuigenverzoeken waar het eerste middel op ziet zijn afgewezen, doet daar niet aan af.
31. Het tweede middel faalt
32. Beide middelen falen en kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende formulering. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
33. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑10‑2022
HR 8 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:147, NJ 2022/136 m.nt. Jörg. Vgl. ook HR 5 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:366, NJ 2022/231 m.nt. Jörg.
HR 29 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1523, NJ 2021/46 m.nt. Reijntjes.