Hoewel de schriftelijke vordering zich niet bij de stukken bevindt, leidt het hof uit het proces-verbaal van de zitting in eerste aanleg op 25 januari 2016 en de beslissing op de ontnemingsvordering d.d. 25 januari 2016 af dat de vordering strekt tot schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 807.946,-. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 25 januari 2016 gepersisteerd bij die vordering en hetgeen in de conclusie van eis en conclusie van repliek is aangevoerd.
Hof Arnhem-Leeuwarden, 20-04-2021, nr. 21-001100-16
ECLI:NL:GHARL:2021:3777
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
20-04-2021
- Zaaknummer
21-001100-16
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2021:3777, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 20‑04‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2022:1760
Uitspraak 20‑04‑2021
Inhoudsindicatie
Onderzoek Darabuka. Ontnemingsbeslissing. Voordeel behaald vanwege betrokkenheid bij hennepkwekerijen. Het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld op € 263.230,-. Betalingsverplichting (na aftrek i.v.m. aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn): € 236.907,-.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001100-16
Uitspraak d.d.: 20 april 2021
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 25 februari 2016 met parketnummer 18-630563-10 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [woonplaats] , op het adres [woonadres] .
Het hoger beroep
De betrokkene heeft tegen de hiervoor genoemde beslissing hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 8 november 2018 en 23 maart 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door de advocaat-generaal en door betrokkene en zijn raadsman, mr. R. Zilver, naar voren is gebracht.
De beslissing waarvan beroep
Het hof verenigt zich niet met de beslissing waarvan beroep zodat die behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.
Vordering
De inleidende schriftelijke vordering1.van de officier van justitie strekt tot schatting van het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel op € 807.946,- en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van eveneens een bedrag van € 807.946,-. De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 464.600,- en dat aan betrokkene wordt opgelegd de verplichting tot betaling aan de Staat van € 418.140.
Verzoek tot het horen van getuigen
De raadsman heeft ter terechtzitting van het hof op 23 maart 2021 wederom het verzoek gedaan tot het horen van de in de appelschriftuur genoemde getuigen, welk verzoek op 8 november 2018 op de regiezitting is toegelicht (waarbij het verzoek tot het horen van één bepaalde getuige is ingetrokken), en op welk verzoek door het hof bij tussenarrest van 22 november 2018 is beslist. De raadsman heeft voor de onderbouwing van dit getuigenverzoek verwezen naar zijn appelschriftuur en hetgeen hij op voornoemde regiezitting naar voren heeft gebracht. Naar aanleiding van de vraag of hij naar aanleiding van het tussenarrest d.d. 22 november 2018 nog een nadere onderbouwing wenste te geven, heeft de raadsman enkel verwezen naar het recent gewezen ‘Keskin-arrest’.2.
Het hof stelt vast dat het verzoek tot het horen van de 6 gevraagde getuigen door de verdediging op geen enkele wijze is gespecificeerd en concreet onderbouwd. De noodzaak om de betreffende getuigen te horen is uit hetgeen de raadsman naar voren heeft gebracht, noch anderszins gebleken. Bij deze beoordeling heeft het hof het specifieke karakter van de ontnemingsprocedure betrokken en het feit dat het in deze zaak in het bijzonder gaat om een beoordeling van de opbrengsten, de verdeling daarvan en de gemaakte kosten. Het verzoek tot het horen van de 6 getuigen ( [getuige1] , [getuige2] , [getuige3] , [getuige4] , [getuige5] en [getuige6] ) wordt gezien het voorgaande (opnieuw) afgewezen.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De betrokkene is bij vonnis van rechtbank Noord-Nederland van 25 februari 2016 (parketnummer 18-630563-10) onder meer terzake van deelname aan een criminele organisatie en het tezamen en in vereniging met anderen beroepsmatig telen van hennep op 5 verschillende adressen, veroordeeld tot straf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat betrokkene uit het bewezenverklaarde handelen en uit andere strafbare feiten financieel voordeel heeft genoten.
Standpunten
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de berekening in het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 25 oktober 2012 grotendeels kan worden gevolgd, maar heeft daarbij wel een aantal kanttekeningen geplaatst. Zo is in een aantal gevallen uitgegaan van een onjuiste kiloprijs voor hennep en komt de advocaat-generaal bij een aantal kwekerijen op een andere hoeveelheid oogsten. Ten aanzien van de verdeling van het voordeel per kwekerij is de advocaat-generaal er overeenkomstig voornoemd rapport en de beslissing van de rechtbank van uitgegaan dat betrokkenes broer, [getuige4] , telkens 5% van de opbrengst kreeg. Dit is gebaseerd op de verklaring van [naam1] , die daartoe door de advocaat-generaal voldoende betrouwbaar wordt geacht. Voorts is de advocaat-generaal er op grond van de verklaring van [naam1] vanuit gegaan dat ook [getuige3] 5% van de opbrengst ontving. Bij een aantal kwekerijen zijn er daarnaast nog 2 onbekend gebleven personen met wie het voordeel moet worden gedeeld. De advocaat-generaal is de verdediging niet gevolgd in het verweer om daarnaast nog rekening te houden met overige kosten, zoals kosten voor huur en verdiensten van personen op wiens naam een pand stond. Uiteindelijk leidt de berekening van de advocaat-generaal tot een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 464.600 en – na korting in verband met overschrijding van de redelijke termijn – vaststelling van de betalingsverplichting op € 418.140.
De verdediging heeft de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gemotiveerd bestreden. Met de verklaring van [naam1] dient behoedzaam te worden omgegaan, nu hem niets uit eigen wetenschap bekend was en zijn verklaring onvolledig is. Voorts is er bij de berekening niet of onvoldoende rekening gehouden met gemaakte kosten en dient de opbrengst per kwekerij anders verdeeld te worden. De verdediging heeft een schriftelijke verklaring van betrokkene overgelegd, waarin een en ander uiteen is gezet. De conclusie van de verdediging luidt dat betrokkene een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 27.750,- heeft genoten, waarop nog een korting van 10% in verband met overschrijding van de redelijke termijn dient te worden toegepast.
Wijze van berekenen
Het hof stelt voorop dat uit het dossier geen concrete gegevens blijken omtrent de werkelijke opbrengst die met de verschillende kwekerijen in de onderliggende zaak zijn behaald. Betrokkene heeft weliswaar een berekening ingediend van het voordeel dat volgens hem is behaald, maar de door hem gestelde opbrengsten en kosten zijn op geen enkele wijze onderbouwd. Om het bedrag vast te stellen waarop het door betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, neemt het hof daarom - net als de rechtbank en de advocaat-generaal - het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 25 oktober 2012 (hierna: het ontnemingsrapport) als uitgangspunt. Afhankelijk van de periodes waarin de verschillende hennepkwekerijen actief zijn geweest, wordt daarbij uitgegaan van de gegevens uit het BOOM-rapport van 2005 dan wel 2010 (update 1 november 2010).
Verklaringen [naam1]
Evenals de rechtbank en de advocaat-generaal acht het hof de verklaringen van [naam1] geloofwaardig en betrouwbaar, nu zijn verklaringen gedetailleerd en consistent zijn en steun vinden in andere bewijsmiddelen. Bovendien heeft hij ten aanzien van de verdiensten van [getuige4] – anders dan de verdediging heeft aangevoerd – uit eigen wetenschap verklaard. Zijn verklaring houdt immers in dat hij van [getuige4] zelf heeft gehoord dat hij bij kwekerijen 5% van de opbrengst kreeg. Het verweer van de verdediging dat de verklaring van [naam1] niet bruikbaar is in het kader van de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, wordt gezien het voorgaande verworpen.
[getuige4]
Op grond van de verklaring van [naam1] gaat het hof ervan uit dat [getuige4] voor zijn betrokkenheid bij verschillende kwekerijen steeds 5% van de opbrengst kreeg. Gelet op de rol die hij bij de kwekerijen heeft gehad en de verdiensten van anderen zoals die zijn af te leiden uit het dossier, acht het hof dit percentage plausibel en aannemelijk.
[getuige3]
Ten aanzien van de betrokkenheid van [getuige3] is in 2017 een ontnemingsvordering bij het hof aanhangig geweest onder parketnummer 21-005935-14. Voor zijn betrokkenheid bij kwekerijen aan [adres1] te [plaats1] (zaaksdossier 2.2), [adres2] te [plaats2] (zaaksdossier 2.6) en [adres3] / [adres4] te [plaats2] (zaaksdossier 2.7) heeft het hof bij beslissing van 17 november 20173.het door [getuige3] wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 12.000,-. Daarbij is uitgegaan van zijn eigen verklaring dat hij op projectbasis betaald kreeg. Blijkens de in het arrest opgenomen motivering4.heeft hij per kwekerij het volgende verdiend:
[adres1] , [plaats1] : € 5.000,-
[adres2] , [plaats2] : € 4.000,-
[adres3] / [adres4] , [plaats2] : € 3.000,-.
In de onderhavige berekening gaat het hof ten aanzien van de verdiensten van [getuige3] van deze bedragen uit.
Twee onbekende personen
Evenals de rechtbank en de advocaat-generaal acht het hof het aannemelijk dat er bij een aantal van de na te noemen kwekerijen nog twee onbekend gebleven personen betrokken waren, mensen waarover niet alleen door betrokkene maar ook door [naam1] is verklaard. Deze personen worden bij de berekening van de opbrengst van die kwekerijen in de verdeling meegenomen.
[getuige5]
Bij de kwekerijen waarbij [getuige5] is betrokken, gaat het hof overeenkomstig de beslissing van de rechtbank en het standpunt van de advocaat-generaal uit van een ponds-pondsgewijze verdeling, nu beiden min of meer in gelijke mate betrokken zijn geweest bij deze kwekerijen. Dit uitgangspunt vindt steun in het tapgesprek tussen betrokkene en [getuige3] d.d. 15 februari 2012, waarin betrokkene zegt: “Sommige mensen investeren alles voor jou, zoals ik doe met [getuige5] , 50-50”.
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per kwekerij
Het hof zal per kwekerij beoordelen of en zo ja hoeveel voordeel er met de teelt en verkoop van hennep is behaald en hoe dit tussen de betrokken personen is verdeeld. Voor zover het voordeel uit hennepkwekerijen betreft waarvoor betrokkene niet is veroordeeld, zal het hof eerst dienen te beoordelen of er voldoende aanwijzingen zijn dat hij op strafbare wijze bij deze kwekerijen betrokken is geweest.
[adres5] te [plaats3] (zaaksdossier 1.2)
Op 8 mei 2009 is op het adres [adres5] te [plaats3] een hennepkwekerij aangetroffen met 603 hennepplanten. Volgens het ontnemingsrapport zijn er aanwijzingen dat de kwekerij actief is geweest van 1 mei 2008 tot en met 8 mei 2009. Betrokkene is in de hoofdzaak niet ter zake van betrokkenheid bij deze kwekerij veroordeeld. Het hof zal daarom beoordelen of er voldoende aanwijzingen bestaan dat betrokkene in relatie tot deze kwekerij strafbare feiten heeft begaan.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat betrokkene weliswaar betrokken is geweest bij deze kwekerij – hij zou de verzorging op zich hebben opgenomen – maar dat dit pas vanaf 8 april 2009 het geval is geweest. Aangezien de kwekerij vlak daarna ontmanteld is, kan niet worden vastgesteld dat betrokkene uit deze kwekerij voordeel heeft verkregen.
Het hof volgt de verdediging in dit standpunt. De weinig specifieke verklaring van [naam1] dat hij in 2008 of in 2009 contact kreeg met betrokkene en dat betrokkene hem toen ‘op een keer’ de kwekerij aan de [adres5] heeft laten zien, is onvoldoende om aan te nemen dat betrokkene al vóór april 2009 bij de kwekerij betrokken is geweest. Andere aanwijzingen daarvoor ontbreken eveneens. Dit maakt dat het voordeel dat in die periode met de kwekerij is behaald, niet aan betrokkene kan worden toegeschreven. Uitgaande van het feit dat betrokkene pas vanaf april 2009 bij de kwekerij betrokken is geraakt en de kwekerij kort daarna op 8 mei 2009 is ontmanteld, kan ook over die periode geen voordeel aan betrokkene worden toegeschreven.
[adres6] te [plaats2] (zaaksdossier 1.3)
Op 20 januari 2010 is op het adres [adres6] te [plaats2] een hennepkwekerij aangetroffen met 355 planten. Volgens het ontnemingsrapport is de kwekerij actief geweest over de periode 15 mei 2009 tot en met 20 januari 2010. Bij de berekening is uitgegaan van 2 oogsten. Betrokkene is in de hoofdzaak niet ter zake van betrokkenheid bij deze kwekerij veroordeeld. Het hof zal daarom beoordelen of er voldoende aanwijzingen bestaan dat betrokkene in relatie tot deze kwekerij strafbare feiten heeft begaan.
Betrokkene heeft erkend dat hij bij de kwekerij aan [adres6] te [plaats2] betrokken is geweest en dat er twee keer geoogst is. Bij de berekening dient volgens de verdediging echter te worden betrokken dat er in totaal € 17.000,- aan huur voor de woning is betaald en dat de helft van de opbrengst van de hennepteelt aan de huurders van het pand ( [getuige6] en een Joodse man) is betaald. Het restant zou verdeeld zijn tussen betrokkene en de twee onbekende personen (ieder € 2.750,-).
Op grond van betrokkenes eigen verklaring en de verklaring van [naam1] zijn er voldoende aanwijzingen dat betrokkene op strafbare wijze betrokkenheid heeft gehad bij de hennepkwekerij in de woning aan [adres6] te [plaats2] . Overeenkomstig het ontnemingsrapport en het standpunt van de advocaat-generaal gaat het hof ervan uit dat de kwekerij actief is geweest van 15 mei 2009 tot en met 20 januari 2010 en dat er in die periode twee keer is geoogst. De advocaat-generaal heeft er terecht op gewezen dat in het ontnemingsrapport en de beslissing ten onrechte is uitgegaan van een verkoopprijs van € 2.360,- per kilo. Blijkens het BOOM-rapport van april 2005 leverde een kilo hennep destijds € 2.370,- op.
Het hof volgt de verdediging niet in het standpunt dat de betaalde huur (à € 17.000,-) voor aftrek in aanmerking komt, nu het niet gaat om kosten die in rechtstreeks verband staan met de gepleegde strafbare feiten. De woning aan [adres6] te [plaats2] werd immers niet alleen gebruikt voor hennepteelt, maar ook voor bewoning. Evenals de rechtbank en de advocaat-generaal is het hof daarom van oordeel dat deze kosten redelijkerwijs niet voor aftrek in aanmerking komen.
Ten slotte acht het hof niet aannemelijk geworden dat de huurders van de woning de helft van de opbrengst van de hennepteelt kregen. [getuige6] heeft hier zelf niets over verklaard en ook anderszins is dit niet gebleken.
Naast betrokkene en de 2 onbekend gebleven personen, zijn er geen aanwijzingen voor de betrokkenheid van andere personen.
Het voorgaande leidt tot de volgende berekening:
Bruto opbrengst: 355 planten x 28,25.gram x 2 oogsten x € 2.370,-6./kg € 47.452
Afschrijvingskosten voor 2 oogsten: € 500
Variabele kosten van € 4,40 x 355 planten x 2 oogsten: € 3.124
Kosten knippers: € 2,- x 355 planten x 2 oogsten: € 1.420
Totale kosten: € 5.044
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel: € 42.408
Aantal delen door 3 (betrokkene en 2 andere personen):€ 14.136
[adres7] te [plaats3] (zaaksdossier 1.4)
Op 10 mei 2010 is op het adres [adres7] te [plaats3] een hennepkwekerij met 565 planten aangetroffen. Volgens het ontnemingsrapport is de kwekerij actief geweest in de periode 1 juni 2009 tot 10 mei 2010 en is er drie keer geoogst. Betrokkene is in de hoofdzaak niet ter zake van betrokkenheid bij deze kwekerij veroordeeld. Het hof zal daarom beoordelen of er voldoende aanwijzingen bestaan dat betrokkene in relatie tot deze kwekerij strafbare feiten heeft begaan.
Betrokkene heeft erkend dat hij op verzoek van [getuige5] de verzorging van de kwekerij aan bovengenoemd adres op zich heeft genomen. Dit zou echter pas in een later stadium zijn geweest, vlak voordat de kwekerij werd ontmanteld. Betrokkene heeft in dat verband gesteld geen voordeel uit deze kwekerij te hebben verkregen.
Op grond van betrokkenes eigen verklaring en de verklaring van [naam1] zijn er voldoende aanwijzingen dat betrokkene op strafbare wijze betrokkenheid heeft gehad bij de hennepkwekerij aan de [adres7] te [plaats3] . Anders dan de verdediging heeft bepleit, leidt het hof uit het dossier af dat deze kwekerij reeds vanaf het begin van [getuige5] en betrokkene was. Zo heeft [naam1] verklaard dat [getuige5] werkzaam was bij een makelaar en dat hij zo het pand aan de [adres7] had geregeld, dat betrokkene en [getuige5] het samen deden, maar dat betrokkene naar zijn idee de eindverantwoording had, dat [getuige5] met voorstellen van panden kwam waar een hennepkwekerij gebouwd kon worden, maar dat betrokkene uiteindelijk besliste. De stelling van de verdediging dat betrokkene pas op een later moment is ingestapt - een stelling die door de verdediging overigens niet nader is onderbouwd met data of andere concrete gegevens - vindt geen steun in het dossier.
Overeenkomstig het ontnemingsrapport en het standpunt van de advocaat-generaal gaat het hof ervan uit dat de kwekerij actief is geweest van 1 juni 2009 tot en met 10 mei 2010 en dat er in die periode drie keer is geoogst. De advocaat-generaal heeft er terecht op gewezen dat in het ontnemingsrapport en de beslissing ten onrechte is uitgegaan van een verkoopprijs van€ 2.360,- per kilo. Blijkens het BOOM-rapport van april 2005 leverde een kilo hennep destijds € 2.370,- op.
Het hof stelt ten aanzien van deze kwekerij vast dat naast betrokkene en [getuige5] ook [getuige4] bij de kwekerij betrokken is geweest, nu er in de betreffende woning aan de [adres7] DNA van laatstgenoemde is aangetroffen. Van de betrokkenheid van andere personen is niet gebleken.
Het voorgaande leidt tot de volgende berekening:
Bruto opbrengst: 565 planten x 28,2 gram x 3 oogsten x € 2.370,-/kg € 113.283
Afschrijvingskosten voor 3 oogsten: € 1.050
Variabele kosten van € 4,40 x 565 planten x 3 oogsten: € 7.458
Kosten knippers: € 2,- x 565 planten x 3 oogsten: € 3.390
Totale kosten: € 11.898
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel: € 101.385
Aandeel [getuige4] (5%): -/- € 5.069
€ 96.316
Aantal delen door 2 ( [getuige5] en betrokkene):€ 48.158
[adres1] 47 te [plaats1] (zaaksdossier 2.2)
Op 6 juli 2011 is op het adres [adres1] 47 te [plaats1] een hennepkwekerij aangetroffen met 1200 planten. Volgens het ontnemingsrapport is de kwekerij actief geweest in de periode 15 november 2010 tot en met 6 juli 2011 en is er 2 keer geoogst. Betrokkene is in de hoofdzaak ter zake van het medeplegen van beroepsmatige hennepteelt in deze kwekerij veroordeeld tot straf. De bewezenverklaring ziet op de periode januari 2011 tot en met 6 juli 2011. Op grond van het dossier acht het hof voldoende aanwijzingen aanwezig dat de betrokkenheid zich over de gehele in het ontnemingsrapport genoemde periode van 15 november 2010 tot en met 6 juli 2011 heeft uitgestrekt.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er € 80.000,- aan investeringskosten voor de kwekerij aan [adres1] 47 te [plaats1] zijn betaald. Daarnaast heeft de verdediging erop gewezen dat het pand werd gehuurd door [naam2] en [naam3] en dat zij de helft van de opbrengst van de kwekerij hebben ontvangen. Het hof acht het niet aannemelijk dat de huurders de helft van de opbrengst hebben ontvangen. De enkele verklaring van [naam1] dat zij geld kregen is daartoe onvoldoende. Voor het overige is het standpunt van de verdediging niet onderbouwd. Ten aanzien van de investeringskosten stelt het hof vast dat dit standpunt evenmin is onderbouwd en dat daar bovendien in de berekening al rekening mee wordt gehouden in de vorm van afschrijvingskosten.
Het hof sluit zich aan bij de berekening die de rechtbank heeft gehanteerd. Anders dan het ontnemingsrapport en het standpunt van de advocaat-generaal is ten aanzien van het voordeel uitgegaan van 1 oogst, nu [naam1] heeft verklaard dat hij van [getuige4] had gehoord dat de eerste oogst niet goed ging. Het hof gaat uit van betrokkenheid van [getuige4] (5%), [getuige3] (ingevolge de hiervoor aangehaalde ontnemingsbeslissing van het hof in zijn zaak d.d. 17 november 2017), [getuige5] en de 2 onbekend gebleven personen.
Dit resulteert in de volgende berekening:
Bruto opbrengst: 1200 planten x 28,2 gram x 1 oogst x € 3.280,-7./kg € 110.995
Afschrijvingskosten voor 1 oogst: € 500
Variabele kosten van € 6,188.x 1200 planten x 1 oogst: € 7.416
Kosten knippers: € 2,- x 1200 planten x 1 oogst : € 2.400
Huisvestingskosten: € 16.500
Totale kosten: € 26.816
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel: € 84.179
Aandeel [getuige4] (5%) -/- € 4.208
Aandeel [getuige3] : -/- € 5.000
€ 74.971
Aantal delen door 4 (betrokkene, [getuige5] en 2 andere personen): € 18.742
[adres8] te [plaats4] (zaaksdossier 2.3)
Op 1 juli 2011 is op het adres [adres8] te [plaats4] een hennepkwekerij aangetroffen met 860 planten. De kwekerij is blijkens het ontnemingsrapport actief geweest over de periode 1 mei 2010 tot en met 1 juli 2011 en er zou 4 keer zijn geoogst. Betrokkene is in de hoofdzaak ter zake van het medeplegen van beroepsmatige hennepteelt in deze kwekerij veroordeeld tot straf. De bewezenverklaring ziet op de periode januari 2011 tot en met 1 juli 2011. Op grond van het dossier acht het hof voldoende aanwijzingen aanwezig dat de betrokkenheid zich over de gehele in het ontnemingsrapport genoemde periode van 1 mei 2010 tot en met 1 juli 2011 heeft uitgestrekt. Zo heeft [naam1] verklaard dat ze het pand ongeveer een jaar hebben gehad en dat er vier of vijf oogsten zijn geweest.
Betrokkene heeft verklaard dat hij deze kwekerij met [getuige5] is begonnen. In verband met lekkage, een ‘pauze’ als voorzorgsmaatregel in verband met een mogelijke ontdekking en een verbouwing is er minder vaak geoogst dan in het ontnemingsrapport is berekend. Volgens betrokkene is er 2 keer geoogst en heeft hij aan deze kwekerij ongeveer € 12.500 overgehouden.
Het hof acht deze verklaring van betrokkene gelet op alle omstandigheden niet aannemelijk. Evenals de rechtbank gaat het hof bij de berekening van het voordeel uit van de verklaring van [naam1] inhoudende dat er aanvankelijk 48 lampen waren, die werden uitgebreid met 24 lampen tot 72 lampen. Uiteindelijk zijn er 860 planten aangetroffen, zodat het hof ervan uit gaat dat er aanvankelijk (860: 72 x 48) 573 planten in stonden. Daarnaast gaat het hof er vanuit dat er vanwege de verbouwing 3 in plaats van 4 keer is geoogst.
Bij de hennepkwekerij aan [adres8] te [plaats4] zijn naast betrokkene, [getuige5] en [getuige4] betrokken geweest. Er zijn geen aanwijzingen voor betrokkenheid van andere personen.
In verband met de update van het BOOM-rapport op 1 november 2010, wordt er een splitsing gemaakt in de berekening. De advocaat-generaal heeft er terecht op gewezen dat voor wat betreft de eerstgenoemde periode in het ontnemingsrapport en de beslissing ten onrechte is uitgegaan van een verkoopprijs van € 2.360,- per kilo. Blijkens het BOOM-rapport van april 2005 leverde een kilo hennep destijds € 2.370,- op. Daarnaast bedragen de afschrijvingskosten bij 573 planten € 350,- en niet € 500,- zoals de rechtbank heeft berekend. Ten slotte stelt het hof de huisvestingskosten over de tweede periode vast op € 1.500,- voor 1 oogst (de helft van de kosten die bij de eerste periode van 2 oogsten zijn gerekend).
Dit leidt tot de volgende berekening voor de periode van 1 mei 2010 tot 1 november 2010:
Bruto opbrengst: 573 planten x 28,2 gram x 2 oogsten x € 2.370,-/kg € 76.591
Afschrijvingskosten voor 2 oogsten: € 700
Variabele kosten van € 4,40 x 573 planten x 2 oogsten: € 5.042
Kosten knippers: € 2,- x 573 planten x 2 oogsten: € 2.292
Huisvestingskosten: € 3.000
Totale kosten: € 11.034
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel: € 65.557
Aandeel [getuige4] (5%) -/- € 3.277
€ 62.280
Aantal delen door 2 (betrokkene en [getuige5] ): € 31.140
Met betrekking tot de periode van 1 november 2010 tot en met 1 juli 2011 luidt de berekening:
Bruto opbrengst: 860 planten x 28,2 gram x 1 oogst x € 3.280,-/kg € 79.546
Afschrijvingskosten voor 1 oogst: € 500
Variabele kosten van € 6,18 x 860 planten x 1 oogst: € 5.314
Kosten knippers: € 2,- x 860 planten x 1 oogst: € 1.720
Huisvestingskosten: € 1.500
Totale kosten: € 9.034
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel: € 70.512
Aandeel [getuige4] (5%) -/- € 3.525
€ 66.987
Aantal delen door 2 (betrokkene en [getuige5] ): € 33.493
Voordeel periode 1: € 31.140
Voordeel periode 2: € 33.493
Totaal € 64.633
[adres2] te [plaats2] (zaaksdossier 2.6)
Op 29 februari 2012 is op het adres [adres2] te [plaats2] een hennepkwekerij aangetroffen met 424 planten. Uit het dossier blijkt dat deze kwekerij een lange periode actief is geweest, te weten van 28 februari 2010 tot en met 29 februari 2012. Volgens het ontnemingsrapport zou in deze periode 8 keer zijn geoogst. Betrokkene is in de hoofdzaak ter zake van het medeplegen van beroepsmatige hennepteelt in deze kwekerij veroordeeld tot straf. De bewezenverklaring ziet op de periode januari tot en met februari 2012. Op grond van het dossier acht het hof voldoende aanwijzingen aanwezig dat de betrokkenheid zich over de gehele in het ontnemingsrapport genoemde periode van 28 februari 2010 tot en met 29 februari 2012 heeft uitgestrekt.
De verdediging heeft aangevoerd dat er op dit adres oogsten zijn ‘geript’ en dat er opbouwproblemen en wateroverlast zijn geweest. Volgens de verklaring van betrokkene is er uiteindelijk uit 3 oogsten voordeel behaald. Daarvan zou de persoon die de woning had geregeld ( [naam4] ) de helft hebben gekregen, er zou een deel zijn gegaan naar de bewoner die de boel in de gaten hield (katvanger) en het overige deel zou tussen betrokkene en de 2 onbekend gebleven personen zijn verdeeld. Volgens betrokkene heeft hij uiteindelijk € 7.250,- verdiend.
Het hof acht deze verklaring van betrokkene niet aannemelijk geworden. Het hof gaat er op grond van de verklaring van [naam1] vanuit dat betrokkene deze kwekerij met de 2 onbekend gebleven personen is gestart, dat [getuige3] de kwekerij verzorgde en dat ook [getuige4] een rol speelde. Van de betrokkenheid van andere personen, die bovendien een groot deel van de opbrengst zouden hebben gekregen, is niet gebleken.
Het hof acht wel aannemelijk dat er wateroverlast is geweest en problemen met de elektriciteit. Immers is hier in een OVC-gesprek d.d. 5 maart 2012 tussen betrokkene en [naam5] over gesproken. Dit maakt dat het hof evenals de rechtbank uitgaat van 6 geslaagde oogsten. Gelet op de periode waarin de kwekerij actief is geweest, is het niet aannemelijk dat er maar 3 oogsten zijn geweest, zoals betrokkene heeft verklaard. Ten aanzien van de oogsten die volgens de verdediging geript zouden zijn, overweegt het hof dat [naam1] weliswaar heeft verklaard dat de betrokkene op de Voorstreek is geript, maar diens verklaring is verder onvoldoende concreet om daaraan betekenis te kunnen geven.
In verband met de update van het BOOM-rapport op 1 november 2010, wordt er ook ten aanzien van deze kwekerij een splitsing gemaakt in de berekening. De advocaat-generaal heeft er terecht op gewezen dat voor wat betreft de eerstgenoemde periode in het ontnemingsrapport en de beslissing ten onrechte is uitgegaan van een verkoopprijs van € 2.360,- per kilo. Blijkens het BOOM-rapport van april 2005 leverde een kilo hennep destijds € 2.370,- op.
Dit leidt tot de volgende berekening voor de periode van 28 februari 2010 tot en met 31 oktober 2010:
Bruto opbrengst: 424 planten x 28,2 gram x 3 oogsten x € 2.370,-/kg € 85.012
Afschrijvingskosten voor 3 oogsten: € 900
Variabele kosten van € 4,40 x 424 planten x 3 oogsten: € 5.596
Kosten knippers: € 2,- x 424 planten x 3 oogsten: € 2.544
Totale kosten: € 9.040
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel: € 75.972
Aandeel [getuige4] (5%): -/- € 3.798
Aandeel [getuige3] : -/- € 2.000
Aantal delen door 3 (betrokkene en 2 onbekende personen): € 23.391
Met betrekking tot de periode van 1 november 2010 tot en met 29 februari 2012 luidt de berekening:
Bruto opbrengst: 424 planten x 28,2 gram x 3 oogsten x € 3.280,-/kg € 117.654
Afschrijvingskosten voor 3 oogsten € 900
Variabele kosten van € 6,18 x 424 planten x 3 oogsten: € 7.860
Kosten knippers: € 2,- x 424 planten x 3 oogsten: € 2.544
Totale kosten: € 11.304
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel: € 106.350
Aandeel [getuige4] (5%) -/- € 5.317
Aandeel [getuige3] : -/- € 2.000
Aantal delen door 3 (betrokkene en 2 onbekende personen):€ 33.011
Voordeel periode 1: € 23.391
Voordeel periode 2: € 33.011
Totaal € 56.402
[adres3] / [adres4] te [plaats2] (zaaksdossier 2.7)
Op 6 februari 2012 is op het adres [adres3] / [adres4] te [plaats2] een hennepkwekerij aangetroffen met 416 planten. Blijkens het ontnemingsrapport is deze kwekerij actief geweest in de periode 1 september 2010 tot en met 6 februari 2012 en zijn er 6 oogsten geweest. Betrokkene is in de hoofdzaak niet ter zake van betrokkenheid bij deze kwekerij veroordeeld. Het hof zal daarom beoordelen of er voldoende aanwijzingen bestaan dat betrokkene in relatie tot deze kwekerij strafbare feiten heeft begaan.
Betrokkene heeft erkend dat hij deze kwekerij samen met anderen heeft geëxploiteerd. In het begin zouden er problemen zijn geweest met brieven van deurwaarders en dergelijke, wat tot onenigheid leidde. Er zouden problemen zijn geweest met de betaling van de huur, er zou een pauze zijn geweest van 2/3 maanden en een oogst zou zijn gestolen. Uiteindelijk hebben twee oogsten voordeel opgeleverd, waarvan de helft naar de bewoner en [naam4] ging en de rest verdeeld werd tussen betrokkene en de twee onbekend gebleven personen. Betrokkene stelt€ 5.000,- aan deze kwekerij te hebben overgehouden.
Op grond van de verklaring van [naam1] en betrokkene zijn eigen verklaring is vast te stellen dat betrokkene op strafbare wijze betrokkenheid heeft gehad bij voornoemde kwekerij. Volgens [naam1] heeft [getuige3] de kwekerij verzorgd. Daarnaast blijkt uit het dossier dat [getuige4] en de 2 onbekende personen bij deze kwekerij betrokken zijn geweest.
Het hof volgt betrokkene niet in zijn verweer omtrent het aantal oogsten, nu deze verklaring in het geheel niet is onderbouwd. Gelet op de lange periode dat de kwekerij actief is geweest, is het aannemelijk dat er 6 keer is geoogst. Ten aanzien van de oogst die volgens de verdediging geript zou zijn, overweegt het hof dat [naam1] weliswaar heeft verklaard dat de betrokkene op de [adres3] is geript maar diens verklaring is verder onvoldoende concreet om daaraan betekenis te kunnen geven.
Het hof volgt de berekening van de rechtbank en de advocaat-generaal, met dien verstande dat het hof ten aanzien van de verdiensten van [getuige3] uitgaat van hetgeen het hof daar in diens zaak in 2017 over heeft beslist, zoals eerder overwogen.
Dit leidt tot de volgende berekening.
Bruto opbrengst: 416 planten x 28,2 gram x 6 oogsten x € 3.280,-/kg € 230.870
Afschrijvingskosten voor 6 oogsten € 1.800
Variabele kosten van € 6,18 x 416 planten x 6 oogsten: € 15.425
Kosten knippers: € 2,- x 416 planten x 6 oogsten: € 4.992
Huisvestingskosten: € 12.360
Totale kosten: € 34.577
Netto wederrechtelijk verkregen voordeel: € 196.293
Aandeel [getuige4] (5%) -/- € 9.815
Aandeel [getuige3] : -/- € 3.000
€ 183.478
Aantal delen door 3 (betrokkene en 2 onbekende personen): € 61.159
Totaal wederrechtelijk verkregen voordeel:
[adres6] te [plaats2] : € 14.136
[adres7] te [plaats3] : € 48.158
[adres1] te [plaats1] : € 18.742
[adres8] te [plaats4] : € 64.633
[adres2] te [plaats2] : € 56.402
[adres3] / [adres4] te [plaats2] : € 61.159
€ 263.230
Redelijke termijn
Het hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland d.d. 25 februari 2016 is op 29 februari 2016 ingesteld. De behandeling in hoger beroep heeft meer dan vijf jaar geduurd. Voor dit aanzienlijke tijdsverloop is geen duidelijke oorzaak.
Het hof stelt vast dat hierbij sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Het hof is met de advocaat-generaal en de verdediging van oordeel dat dit moet leiden tot vermindering van de aan de betrokkene op te leggen betalingsverplichting met 10% (= € 26.323).
De verplichting tot betaling aan de Staat
Het hof stelt de verplichting tot betaling aan de Staat gezien het voorgaande vast op € 236.907,-.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van de procedure.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt de beslissing waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de betrokkene wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 263.230,00 (tweehonderddrieënzestigduizend tweehonderddertig euro).
Legt de betrokkene de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 236.907,00 (tweehonderdzesendertigduizend negenhonderdzeven euro).
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1080 dagen.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. A.H. toe Laer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Akkerman, griffier,
en op 20 april 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 20‑04‑2021
Keskin t. Nederland d.d. 19 januari 2021 (EHRM, nr. 2205/16).
ECLI:NL:GHARL:2017:10086
De bedragen die aan het einde van het arrest bij de optelsom zijn vermeld, stroken niet met de bedragen die eerder bij de berekening zijn genoemd. Gelet op de motivering betreft dit een kennelijke misslag en dient uitgegaan te worden van de eerstgenoemde bedragen.
Gram hennep per plant
Opbrengst per kilo hennep
BOOM-rapport (update november 2010)
€2,85 per stek + € 3,33 overige variabele kosten.