Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/9.4.5
9.4.5 Te verwachten weerstand
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS374342:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zo oordeelde bijvoorbeeld de President van de Rechtbank Haarlem dat aan een stakingsverbod jegens de vakbonden geen dwangsom behoefde te worden verbonden, op grond van de toezegging dat de bonden zich overeenkomstig de te geven beslissing zouden gedragen. Een universiteit en een notaris genoten in andere uitspraken eenzelfde vertrouwen. Zie Pres. Rb. Amsterdam 13 mei 1975, NJ 1976, 35, betreffende een gebod jegens een universiteit; Pres. Rb. Zwolle 7 september 1989, KG 1989, 379, betreffende een gebod jegens een notaris. Zie voorts Hof 's-Hertogenbosch 3 maart 1964, NJ 1965, 251 en Pres. Rb. Breda 17 mei 1972, NJ 1972, 412; Zie wat de Belgische jurisprudentie betreft bijvoorbeeld Arbh. Gent 11 januari 1984, RW 1984-85, 2214 (met betrekking tot een curator) en Hof van Beroep Gent 22 juni 2001, TGR 2001, 340 (met betrekking tot een advocaat).
Zie Jongbloed 1991, p. 46; zie voorts Wagner 2003, p. 23; M. Storme 1980, p. 226; ArbRb. Brussel 9 juli 1985, RW1985-86, 966. Zie wat betreft Luxemburg: Référé Luxembourg 1 juni 1992, 973192.
HR 23 februari 1990, NJ 1990, 663(Verheijen/Rijk Zwaan), m.nt. Verkade; zie ook HR 1 december 1995, NJ 1996, 510(Intres/Disney).
Ook in andere gevallen dan die, waarin de veroordeelde een publiekrechtelijke rechtspersoon is, kan het feit dat de rechter op vrijwillige nakoming vertrouwt, een factor van belang zijn bij zijn beslissing om aan de hoofdveroordeling een dwangsomveroordeling te onthouden.1 De inschatting door de rechter van de zijdens de debiteur te verwachten weerstand is voorts van belang bij het vaststellen van de hoogte en modaliteiten van een dwangsomveroordeling.2 De te verwachten weerstand zal overwegend afhangen van de hiervoor al genoemde factoren, maar de rechter heeft mogelijk in dit verband bijzondere indicaties. Zo kan het bijvoorbeeld zo zijn dat de veroordeelde uitdrukkelijk heeft aangegeven vrijwillig aan de hoofdveroordeling te zullen voldoen. Een dergelijke toezegging behoeft overigens niet altijd tot afwijzing van de gevorderde dwangsom te leiden: uit het arrest inzake Verheijen/Rijk Zwaan3 blijkt dat de enkele toezegging zijdens gedaagde de rechter niet behoeft te beletten een met dwangsom versterkt verbod uit te spreken.