Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/1067
Herziening. Medeplegen van in uitoefening van beroep of bedrijf telen van hennep, terwijl feit betrekking heeft op grote hoeveelheid hennep (art. 3 sub B Opiumwet). Als grondslag voor herziening kan volgens art. 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij o.ttz. aan rechter niet bekend was en dat ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, onderzoek van zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van gewezen verdachte, hetzij tot ovar, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van OM, hetzij tot toepassing van minder zware strafbepaling. Aanvraag steunt op bij aanvraag gevoegde anonieme brief die kort gezegd inhoudt dat aanvrager zelden of nooit bij loods was waarin hennepkwekerij is aangetroffen en dus niet kon weten wat daar gebeurde. Brief vermeldt verder (contact)gegevens van twee personen die 'dit georganiseerd hebben'. Brief wekt niet ernstig vermoeden als hiervoor vermeld. Authenticiteit en juistheid van inhoud brief is onvoldoende onderbouwd en controleerbaar, in aanmerking genomen dat aanvraag en brief niets inhouden over identiteit afzender en redenen van wetenschap van die persoon. Aanvraag is kennelijk ongegrond. HR wijst herzieningsaanvraag af.
HR 19-10-2021, ECLI:NL:HR:2021:1533
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 oktober 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, A.L.J. van Strien, M. Kuijer
- Zaaknummer
21/03331
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1533, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑10‑2021
Essentie
Herziening. Medeplegen van in uitoefening van beroep of bedrijf telen van hennep, terwijl feit betrekking heeft op grote hoeveelheid hennep (art. 3 sub B Opiumwet). Als grondslag voor herziening kan volgens art. 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij o.ttz. aan rechter niet bekend was en dat ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, onderzoek van zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van gewezen verdachte, hetzij tot ovar, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van OM, hetzij tot toepassing van minder zware strafbepaling. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.