RvdW 2021/1064:Medeplichtigheid aan opzettelijk telen van hennep door pand ter beschikking te stellen, art. 3 sub B Opiumwet, art. 48 Sr. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2001:AD4372, i.h.b. dat niet alleen moet worden bewezen dat verdachtes opzet was gericht op het verschaffen van gelegenheid a.b.i. art. 48 aanhef en onder 2° Sr, maar ook dat verdachtes (voorwaardelijk) opzet was gericht op het desbetreffende misdrijf. Hof heeft zijn oordeel over opzet op omstandigheid dat hennep in de loods zou worden geteeld niet toereikend gemotiveerd, i.h.b. nu hof in de bewijsvoering betekenis heeft toegekend aan het verhaal van andere man over zijn illegale activiteiten m.b.t. namaakkleding, maar hof daarbij in het midden heeft gelaten of dat verhaal voor verdachte ongeloofwaardig was of op enig moment in de bewezenverklaarde periode zijn betekenis heeft verloren. Volgt vernietiging en terugwijzing.