RvdW 2021/1060:(Poging tot) afpersing, meermalen gepleegd (art. 317 Sr), verkrachting (art. 242 Sr), brandstichting in cel (art. 157 Sr) en eenvoudige belediging van PI-medewerker (art. 266 Sr). Beraadslaging in h.b. (art. 422 lid 2 Sv). Heeft hof voldoende beraadslaagd n.a.v. ottz. a.b.i. art. 422 lid 2 Sv nu hof op die zitting door toenmalige raadsman van verdachte gevoerde verweren en ingenomen standpunten als niet gehandhaafd heeft beschouwd en (grotendeels) onbesproken heeft gelaten? HR: Hof heeft overwogen (i) dat opvolgend raadsman in zijn pleidooi van 9 juni 2020 alleen t.a.v. gevorderde tbs met dwangverpleging uitdrukkelijk heeft verwezen naar op 23 oktober 2019 door voormalig raadsman voorgedragen pleitnota, (ii) dat opvolgend raadsman voor het overige zelf verweer heeft gevoerd zonder zich uit te laten over verweren en standpunten van voormalig raadsman en (iii) dat hof die verweren en standpunten dan ook als niet gehandhaafd beschouwt. In deze overwegingen ligt als oordeel van hof besloten dat hof niet gehouden was om te responderen op verweren en standpunten van voormalig raadsman v.zv. opvolgend raadsman daar niet uitdrukkelijk naar had verwezen. Oordeel geeft niet blijk van onjuiste rechtsopvatting en is in licht van procesgang in h.b. niet onbegrijpelijk. Volgt verwerping.