HR, 19-10-2021, nr. 21/03331
ECLI:NL:HR:2021:1533
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19-10-2021
- Zaaknummer
21/03331
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:1533, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑10‑2021; (Cassatie)
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2021-0325
Uitspraak 19‑10‑2021
Inhoudsindicatie
Herziening. Medeplegen van in uitoefening van beroep of bedrijf telen van hennep, terwijl feit betrekking heeft op grote hoeveelheid hennep (art. 3.B Opiumwet). Kan anonieme brief worden aangemerkt als novum? Aangevoerd wordt dat sprake is van een gegeven a.b.i. art. 457.1.c Sv op de grond dat uit een bij aanvraag gevoegde anonieme brief (onder vermelding van (contact)gegevens van 2 personen die “dit georganiseerd hebben”) blijkt dat aanvrager zelden of nooit bij loods was waarin hennepkwekerij is aangetroffen en dus niet kon weten wat daar gebeurde. Als grondslag voor herziening kan volgens art. 457.1.c Sv alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij onderzoek ttz. aan rechter niet bekend was en dat ernstig vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, onderzoek van zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van gewezen verdachte hetzij tot ontslag van alle rechtsvervolging hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van OM hetzij tot toepassing van minder zware strafbepaling. Bij aanvraag gevoegde anonieme brief wekt niet ernstig vermoeden als hiervoor vermeld. Authenticiteit en juistheid van inhoud brief is onvoldoende onderbouwd en controleerbaar, in aanmerking genomen dat aanvraag en brief niets inhouden over identiteit afzender en redenen van wetenschap van die persoon. Aanvraag is kennelijk ongegrond. Afwijzing aanvraag. Vervolg op 17/06077 (niet gepubliceerd, art. 81.1 RO).
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/03331 H
Datum 19 oktober 2021
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 13 november 2017, nummer 20-003561-16, ingediend door M. Hoevers, advocaat te Utrecht,
namens
[aanvrager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
hierna: de aanvrager.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het hof heeft de aanvrager veroordeeld voor medeplegen van in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, tot een gevangenisstraf van vijf maanden.
2. De aanvraag tot herziening
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvraag
3.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat indien dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de nietontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
3.2
Ten laste van de aanvrager is bewezenverklaard dat:
“hij op of omstreeks 18 september 2012 te ’s-Hertogenbosch tezamen en in vereniging met (een) ander(en) in de uitoefening van beroep en/of bedrijf opzettelijk een grote hoeveelheid van ongeveer 795 hennepplanten, zijnde hennep een middel als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, heeft geteeld.”
3.3
De aanvraag steunt op een bij de aanvraag gevoegde anonieme brief die kort gezegd inhoudt dat de aanvrager zelden of nooit bij de loods was waarin de in de bewezenverklaring bedoelde hennepkwekerij is aangetroffen en dus niet kon weten wat daar gebeurde. De brief vermeldt verder de (contact)gegevens van twee personen die “dit georganiseerd hebben”. Deze brief wekt niet een ernstig vermoeden als hiervoor onder 3.1 vermeld. De authenticiteit en juistheid van de inhoud van de brief is onvoldoende onderbouwd en controleerbaar, in aanmerking genomen dat de aanvraag en de brief niets inhouden over de identiteit van de afzender en de redenen van wetenschap van die persoon.
3.4
De aanvraag is, gelet op wat hiervoor is overwogen, kennelijk ongegrond.
4. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvraag tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 oktober 2021.