Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/53:53 Maakt het verschil of verweerder een bewijsaanbod heeft gedaan?
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/53
53 Maakt het verschil of verweerder een bewijsaanbod heeft gedaan?
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691709:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
In het geval de rechter de stellingen van eiser voorshands als bewezen aanmerkt, behoudens tegenbewijs. Het bewijsaanbod hoeft overigens niet specifiek als een aanbod van tegenbewijs te zijn geformuleerd; een algemeen bewijsaanbod volstaat.
HR 2 november 2007, ECLI:NL:HR:2007:BB3668, NJ 2007/587 (bestaan arbeidsovereenkomst?). De beslissing omtrent de stelplicht- en bewijslastverdeling heeft repercussies met betrekking tot de bewijskracht van een partijgetuigenverklaring (zie nr. 218).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Al wat hierboven is aangegeven over het verschil tussen een gemotiveerde betwisting en een bevrijdend verweer wordt niet anders indien verweerder, in geval van een door de rechter als gemotiveerde betwisting gekwalificeerd verweer, heeft aangeboden bewijs te willen leveren. Bij een gemotiveerde betwisting blijft het bewijsrisico rusten op de partij die een beroep doet op de rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten, i.c. eiser. Een bewijsaanbod van verweerder betreft dan tegenbewijs. De rechter kan bijvoorbeeld de lezing van eiser voorshands juist achten of eiser kan akten hebben overgelegd die dwingend bewijs opleveren. Verweerder kan in deze gevallen tegenbewijs leveren. Het bewijsrisico blijft bij de eisende partij. Een verweerder doet er zelfs goed aan tegenbewijs aan te bieden van feitelijke stellingen waarmee hij de stellingen van de wederpartij kan betwisten.1 Bij een bevrijdend verweer berust het bewijsrisico bij verweerder en betreft het bewijsaanbod een ‘gewoon’ aanbod tot bewijs. In verschillende procedures was een verweer ten onrechte als bevrijdend verweer gekwalificeerd en daarmee het bewijsaanbod als een ‘gewoon’ bewijsaanbod beschouwd, met alle consequenties van dien.2