Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/494
Personen- en familierecht. Ouderlijk gezag. Beëindiging ouderlijk gezag mogelijk op grondslag art. 1:253a BW?
HR 13-05-2022, ECLI:NL:HR:2022:684
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
13 mei 2022
- Magistraten
Mrs. T.H. Tanja-van den Broek, F.J.P. Lock, G.C. Makkink
- Zaaknummer
21/00729
- Conclusie
A-G mr. M.L.C.C. Lückers
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Gezag en omgang
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:991, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 01‑07‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:556, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑06‑2022
ECLI:NL:HR:2022:684, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 13‑05‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:1111, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑11‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑02‑2021
- Wetingang
Art. 1:251, 1:251a, 1:253a, 1:253n, 1:266-1:268 BW
Essentie
Personen- en familierecht. Ouderlijk gezag. Beëindiging ouderlijk gezag mogelijk op grondslag art. 1:253a BW?
Samenvatting
Art. 1:253a BW bepaalt dat in het geval de ouders gezamenlijk het gezag uitoefenen, geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Art. 1:253a lid 2 BW bepaalt dat de rechtbank op verzoek van de ouders of een van hen een regeling kan vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Het bepaalde ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.