Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/496
Procesrecht. Gezag van gewijsde; belang bij instellen rechtsmiddel.
HR 13-05-2022, ECLI:NL:HR:2022:683
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13 mei 2022
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
20/04048
- Conclusie
A-G mr. B.F. Assink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:683, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑05‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:1253, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑12‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑12‑2020
- Wetingang
Art. 236 Rv; art. 3:303 BW
Essentie
Procesrecht. Gezag van gewijsde; belang bij instellen rechtsmiddel.
Samenvatting
Het gezag van gewijsde kan worden ingeroepen als in een geding tussen dezelfde partijen eenzelfde geschilpunt wordt voorgelegd als in een eerder geding, en de in het dictum van de eerdere uitspraak gegeven beslissing (mede) berust op een beslissing over dat geschilpunt (HR 18 december 2020, NJ 2022/129, m.nt. H.J. Snijders). Ook aan dragende overwegingen in een beschikking kan gezag van gewijsde toekomen (vgl. HR 30 oktober 1998, NJ 1999/83). Indien een vordering of verzoek is afgewezen en deze afwijzing berust op een voor ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.