Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/97
Relatieve competentie, artikel 2 Sv. Bevoegdheid Rechtbank Midden-Nederland in een zaak waarin een gedeelte van de pleegplaatsen na de inwerkingtreding van Wet herziening gerechtelijke kaart in het arrondissement Midden-Nederland is komen te vallen.
HR 20-12-2022, ECLI:NL:HR:2022:1910
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 december 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, M. Kuijer
- Zaaknummer
20/04077
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1910, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑12‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:765, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑09‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑09‑2021
- Wetingang
Essentie
Relatieve competentie, artikel 2 Sv. Bevoegdheid Rechtbank Midden-Nederland in een zaak waarin een gedeelte van de pleegplaatsen na de inwerkingtreding van Wet herziening gerechtelijke kaart in het arrondissement Midden-Nederland is komen te vallen.
Samenvatting
De relatieve bevoegdheid van rechtbanken tot kennisneming van strafbare feiten moet worden beoordeeld op de grondslag van de tenlastelegging zoals die luidt ten tijde van de behandeling van de zaak in eerste aanleg (vgl. HR 30 juni 2009, NJ 2010/230, m.nt. P.A.M. Mevis, rechtsoverweging 2.5).
Het hof heeft in de specifieke situatie van dit geval — ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.