Hof Arnhem-Leeuwarden, 03-02-2022, nr. TBS P21/0344
ECLI:NL:GHARL:2022:891
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
03-02-2022
- Zaaknummer
TBS P21/0344
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2022:891, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 03‑02‑2022; (Hoger beroep)
Arrest: ECLI:NL:GHARL:2023:2135
Uitspraak 03‑02‑2022
Inhoudsindicatie
Alsnog verpleging van overheidswege. Het hof oordeelt dat omzetting van een voorwaardelijk opgelegde terbeschikkingstelling mogelijk is bij overtreding van dadelijke uitvoerbaar verklaarde voorwaarden, ook als de rechterlijke uitspraak waarbij zij is opgelegd nog niet onherroepelijk is geworden.
TBS P21/0344
Beslissing d.d. 3 februari 2022
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
verblijvende in Penitentiaire Inrichting (PI) [inrichting] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 28 september 2021. Deze beslissing houdt in het bevel dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd, en afwijzing van het verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voortzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 29 september 2021;
- de aanvullende informatie van GGZ Reclassering [reclassering] van 3 januari 2022;
- de aanvullende informatie van PI [inrichting] van 11 januari 2022.
Het hof heeft ter zitting van 20 januari 2022 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. R. Lonterman, advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit.
Het hof heeft tevens ter zitting als deskundige gehoord [reclasseringswerker] , reclasseringswerker bij GGZ Reclassering [reclassering] .
Overwegingen:
Procesverloop
De terbeschikkinggestelde is op 8 januari 2021 door de rechtbank Amsterdam veroordeeld wegens – kort gezegd – bedreiging, beschadiging en overtreding van de Wet Wapens en Munitie, waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld en voorwaarden zijn gesteld, welke voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard. Eén van de voorwaarden betrof opname in Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) [instelling 1] , of een soortgelijke instelling. De terbeschikkinggestelde heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Op 31 augustus 2021 heeft de officier van justitie een vordering ingediend, die ertoe strekt dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Op 1 september 2021 heeft de rechter-commissaris de voorlopige verpleging van overheidswege bevolen.
Op 28 september 2021 heeft de rechtbank de verpleging van overheidswege bevolen. De terbeschikkinggestelde heeft tegen deze beslissing het onderhavige hoger beroep ingesteld.
De inhoudelijke behandeling van het hoger beroep tegen het opleggingsvonnis van 8 januari 2021 staat voorlopig gepland op 27 januari 2022 bij het gerechtshof Amsterdam.
Het standpunt van de reclassering
Uit het rapport van 3 januari 2022 volgt dat de terbeschikkinggestelde op 18 januari 2021 is begonnen aan zijn behandeling bij FPK [instelling 1] . Wegens het binnenbrengen van harddrugs en telefoons, gebrek aan openheid, en weigeren van medicatie is de behandeling vroegtijdig afgebroken. Op 13 april 2021 is de terbeschikkinggestelde voor een tweede behandelpoging geplaatst in FPK [instelling 2] . Ook in deze kliniek is er sprake van cannabisgebruik en vermoedens van dealen. Bovendien zijn er toenemende signalen van psychotische decompensatie die leidt tot vijandigheid en passief agressief gedrag. Door zijn voortdurend dreigende opmerkingen waren medepatiënten bang van de terbeschikkinggestelde. Als na de inzet van een crisismaatregel op 25 augustus 2021 de situatie zodanig escaleert dat medepatiënten en begeleiders gevaar lopen door het gedrag van de terbeschikkinggestelde, wordt ook deze behandeling vroegtijdig beëindigd.
De reclassering is van oordeel dat er een hoog recidiverisico is. Meespeelt ook dat betrokkene beperkte coping vaardigheden heeft en zijn psychische stoornis ontkent. Hij wil daarnaast geen medicatie hiervoor, maar lijkt ook niet goed in te kunnen schatten wat vroege signalen zijn waardoor het risico op ontregeling hoger wordt. De kans op letselschade wordt als hoog ingeschat..
De reclassering acht het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden te licht en de klinische setting van een FPK niet de behandelsetting om risico’s voldoende te kunnen indammen.
Op zitting heeft de deskundige dit standpunt herhaald, en aangegeven dat de terbeschikkinggestelde niet stabiel genoeg is om voorwaarden na te kunnen leven.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
Het opleggingsvonnis van de rechtbank Amsterdam van 8 januari 2021 is nog niet onherroepelijk. De inhoudelijke behandeling bij het gerechtshof Amsterdam staat gepland op 27 januari 2022, maar er is op 20 januari 2022 een verzoek om aanhouding gedaan door de raadsman.
Thans is aan de orde de vordering dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd. De wet kent echter niet de mogelijkheid dat de tenuitvoerlegging van een terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege eerder aanvangt dan de dag waarop de beslissing waarbij die maatregel is opgelegd onherroepelijk is geworden (ECLI:NL:GHARL:2016:8749).
De raadsman heeft primair betoogd dat de officier van justitie niet ontvankelijk is in de vordering dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat het huidige kader onvoldoende tijd heeft gekregen om vorm te krijgen en te bestendigen. De terbeschikkinggestelde is niet gerecidiveerd. De vordering van de officier van justitie dient daarom te worden afgewezen, aldus de raadsman.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De terbeschikkingstelling met voorwaarden met dadelijke uitvoerbaarheid is op 8 januari 2021 opgelegd. Op 13 april 2021 is de terbeschikkinggestelde aan zijn tweede behandelpoging begonnen, na overtreding van de voorwaarden en een behandelimpasse in de eerste kliniek. Ook in de nieuwe kliniek heeft de terbeschikkinggestelde zich niet aan de voorwaarden gehouden. Bij de terbeschikkinggestelde is een totaal gebrek aan ziekte-inzicht en -besef. Hij heeft hulp nodig. Er is sprake van een stoornis en het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Uit de aanvullende informatie van de PI blijkt dat de terbeschikkinggestelde sinds 5 november 2021 op de crisisafdeling verblijft en dat er geen sprake is van vrijwillige inname van de benodigde medicatie. De reclassering heeft aangegeven dat voortzetting van het huidige kader niet meer verantwoord is. Indien de terbeschikkinggestelde een gestelde voorwaarde niet heeft nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen zulks eist, kan de rechter bepalen dat de ter beschikking gestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd (artikel 6:6:10, lid 1 onder e van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Dit is hier het geval.
Dat het opleggingsvonnis van de rechtbank nog niet onherroepelijk is, maakt dit niet anders. Gelet op het indexdelict is er voorts sprake van een ongemaximeerde terbeschikkingstelling. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank.
Het oordeel van het hof
Ontvankelijkheid openbaar ministerie
Ingevolge het bepaalde in artikel 38d, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) geldt de terbeschikkingstelling voor de tijd van twee jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de rechterlijke uitspraak waarbij zij is opgelegd, onherroepelijk is geworden. In het onderhavige geval is het veroordelend vonnis nog niet onherroepelijk, maar heeft de rechtbank op grond van artikel 38, zesde lid, Sr bevolen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is. Dit is een uitzondering op de hoofdregel van artikel 6:1:16, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat een rechterlijke beslissing niet ten uitvoer mag worden gelegd, zolang daartegen nog enig gewoon rechtsmiddel openstaat en, zo dit is aangewend, totdat het is ingetrokken of daarop is beslist. In de rechtspraak is dan ook geoordeeld dat de termijn van de terbeschikkingstelling aanvangt op het ogenblik waarop het bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden ingaat (Hoge Raad 3 maart 2020, ECLI:NL:HR:2020:377) en dat deze termijn kan worden verlengd als de maatregel nog niet onherroepelijk is (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 oktober 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:9948).
Deze uitzondering op de hoofdregel houdt ook in dat het mogelijk is op grond van artikel 6:6:10, eerste lid, aanhef en onder e, Sv gedurende de looptijd van de terbeschikkingstelling te beslissen dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd als deze een gestelde voorwaarde niet heeft nageleefd of anderszins het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen dat eist. Een ander oordeel zou afbreuk doen aan de essentie van de terbeschikkingstelling met voorwaarden, namelijk zorgen dat de terbeschikkinggestelde zich aan de gestelde voorwaarden houdt en de samenleving wordt beveiligd. Beide is ook noodzakelijk in de periode dat de beslissing tot oplegging nog niet onherroepelijk is. De Hoge Raad heeft op gelijke wijze geoordeeld dat tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf mogelijk is bij overtreding van dadelijke uitvoerbaar verklaarde voorwaarden, ook als de strafoplegging nog niet onherroepelijk is (Hoge Raad 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3186). De vordering van de officier van justitie is dan ook ontvankelijk.
Dit neemt niet weg dat bij een oordeel over een dergelijke vordering oog moet worden gehouden voor de vrijheidsbeneming die het gevolg is van een beslissing tot alsnog verplegen, terwijl de oplegging van de maatregel nog niet onherroepelijk is, en voor het risico op tegenstrijdige rechterlijke beslissingen. Het hof heeft in dit verband in verschillende beslissingen mede in zijn afweging betrokken of bij voortzetting van de maatregel onder, eventueel gewijzigde, voorwaarden sprake is van acuut delictgevaar (o.a. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 11 juni 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:4485).
Bevestiging
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met aanvulling van het volgende.
Het hof stelt vast dat tot twee keer toe is getracht de terbeschikkinggestelde te behandelen binnen een Forensisch Psychiatrische Kliniek. Beiden keren heeft dit binnen enkele maanden geleid tot een situatie waarin voortzetting van de behandeling in de FPK in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden niet verantwoord was. Er was sprake van psychotische decompensatie en het in snel tempo oplopen van risico’s voor medepatiënten en personeel en voor hemzelf. Volgens de reclassering is de beoogde behandeling in de FPK, die gericht is op het aanleren van vaardigheden ten behoeve van resocialisatie, niet de juiste behandelsetting voor de terbeschikkinggestelde. De terbeschikkinggestelde beschikt niet over het vermogen om te gaan met de behandeldruk en het vrijwillige karakter van voorwaarden. In een Forensisch Psychiatrisch Centrum binnen het kader van een verpleging van overheidswege is de behandeldruk lager. Binnen dat kader kan bij ontregeling bovendien direct geïntervenieerd worden met mogelijke toediening van dwangmaatregelen, wat de veiligheid van de terbeschikkinggestelde, maar ook van de mensen om hem heen ten goede komt. De risico’s die snel oplopen kunnen dan sneller worden ingedamd.
Gelet op het bovenstaande ziet het hof, net als de rechtbank, geen andere mogelijkheid dan alsnog het bevel te geven dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege moet worden verpleegd.
Het hof stelt vast dat in de bewezenverklaring van de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd, de bewijsoverwegingen en de motivering van de oplegging van de maatregel, in onderling verband en samenhang bezien, in het opleggingsvonnis van de rechtbank van 8 januari 2021 besloten ligt dat de terbeschikkingstelling is opgelegd voor een geweldsmisdrijf in de zin van artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
Het hof:
Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vordering.
Bevestigt met aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 28 september 2021 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. M. Keppels als voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. A.B.A.P.M. Ficq als raadsheren,
en drs. I.M. van Woudenberg en dr. P.K.J. Ronhaar als raden,
in tegenwoordigheid van mr. J.P. Fuchs-van Dis als griffier,
en op 3 februari 2022 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.