Hof Arnhem-Leeuwarden, 09-03-2023, nr. P22-358
ECLI:NL:GHARL:2023:2135
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
09-03-2023
- Zaaknummer
P22-358
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2023:2135, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 09‑03‑2023; (Hoger beroep)
Herstelde arrest: ECLI:NL:GHARL:2022:891
Herstelde arrest: ECLI:NL:GHARL:2022:10739
Uitspraak 09‑03‑2023
Inhoudsindicatie
Bevestiging met verbetering van gronden en wijziging van de voorwaarden (time-out). Onderliggende strafzaak is nog niet onherroepelijk. Het hof acht het op dit moment niet gewenst en ook niet nodig om vooruit te lopen op het eindoordeel van het gerechtshof Den Haag in de strafzaak. Het hof wijst erop dat de door het openbaar ministerie gegeven onderbouwing van de vordering in feite de vraag stelt of een terbeschikkingstelling met voorwaarden in dit geval passend is. Deze vraag dient door de rechter te worden beantwoord die oordeelt over de onderliggende strafzaak. Het hof ziet een mogelijkheid om in afwachting van dat oordeel de terbeschikkingstelling met voorwaarden te laten voortduren omdat per direct een plaats bij [FPK] beschikbaar is. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de plaats zowel geschikt is in het juridische kader van terbeschikkingstelling met verpleging als dat kader met voorwaarden. Gelet daarop biedt die plaatsing zodanige mogelijkheden voor begeleiding, toezicht en controle dat acuut delictgevaar toereikend is te beperken. Het hof gaat ervan uit dat met het verlenen van vrijheden terughoudend zal worden omgegaan zolang er geen onherroepelijk strafvonnis is.
TBS P22/358
Beslissing d.d. 9 maart 2023
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van het openbaar ministerie in de zaak tegen
[De terbeschikkinggestelde] ,
geboren te [plaats] op [geboortedatum] 1993,
verblijvende in penitentiaire inrichting [PI] , locatie [locatie] (hierna: de PI),
verder te noemen de terbeschikkinggestelde.
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 15 november 2022. Deze beslissing houdt in de afwijzing van de vordering dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de officier van justitie van 28 november 2022;
- de appelmemorie van 9 december 2022;
- de aanvullende informatie van de reclassering van 9 februari 2023;
- een e-mail van de raadsman van de terbeschikkinggestelde van 22 februari 2023 met betrekking tot het stadium waarin de onderliggende strafzaak zich bevindt bij het gerechtshof Den Haag.
Het hof heeft ter zitting van 23 februari 2023 gehoord de advocaat-generaal
mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit en de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman
mr. S. van der Eijk, advocaat te Den Haag.
Het hof heeft ter zitting als deskundige gehoord:
- de heer [reclasseringswerker] , reclasseringswerker.
Overwegingen:
Procesverloop
De terbeschikkinggestelde is op 25 juni 2018 door de rechtbank Den Haag veroordeeld, voor poging tot met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam en een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken verwerven en in bezit hebben en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd, tot (onder meer) terbeschikkingstelling met voorwaarden, welke dadelijk uitvoerbaar zijn verklaard. De terbeschikkinggestelde heeft tegen dit vonnis beroep ingesteld.
Bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 16 december 2020 is onder andere de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd. Het hof heeft daarbij de vordering tot gevangenneming van de terbeschikkinggestelde afgewezen.
De terbeschikkinggestelde is in cassatie gegaan. Op 11 oktober 2022 heeft de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 16 december 2020 vernietigd, maar uitsluitend wat betreft het onder 1 ten laste gelegde en de strafoplegging. De zaak is teruggewezen naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Op 30 augustus 2022 heeft de officier van justitie een vordering bij de rechter-commissaris ingediend, die ertoe strekt dat de terbeschikkinggestelde voorlopig van overheidswege zal worden verpleegd en tevens een vordering bij de rechtbank ingediend, die ertoe strekt dat de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege wordt verpleegd.
Op 30 augustus 2022 heeft de rechter-commissaris de voorlopige verpleging van overheidswege bevolen.
Op 15 november 2022 heeft de rechtbank de vordering tot alsnog verplegen van overheidswege afgewezen. De officier van justitie heeft tegen deze beslissing het onderhavige beroep ingesteld.
Op 27 januari 2023 heeft een regiezitting bij het gerechtshof Den Haag plaatsgevonden. Vervolgens heeft dat hof op 16 februari 2023 de zaak verwezen naar de raadsheer-commissaris om onderzoekshandelingen te verrichten, waaronder een nieuw onderzoek door een psychiater en een psycholoog. Een datum voor de inhoudelijke behandeling is nog niet bekend.
Het standpunt van de reclassering
De reclassering heeft het advies tot omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden in een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege gehandhaafd. De terbeschikkinggestelde heeft voorwaarden overtreden. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog tot zeer hoog. Het risico op het niet meewerken aan de terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt ook ingeschat als hoog tot zeer hoog. Van een delictpreventieve behandeling is geen sprake geweest. De terbeschikkinggestelde is niet behandelbaar gebleken, heeft nauwelijks ziekte-inzicht en is moeilijk leerbaar. Het ontbreekt de terbeschikkinggestelde aan enige vorm van interne motivatie om aan zichzelf te werken. Hij laat zich niet vrijwillig in zijn vrijheid beperken. De terbeschikkinggestelde behoeft voortdurend en langdurig begeleiding, toezicht en controle om zedendelicten en seksueel grensoverschrijdend gedrag te voorkomen.
Op 12 december 2022 heeft de reclassering vernomen dat de terbeschikkinggestelde was aangemeld bij [FPK] . Op 4 januari 2023 heeft een intakegesprek plaatsgevonden. De terbeschikkinggestelde is inmiddels geaccepteerd voor opname aldaar. [FPK] ziet de opname bij voorkeur plaatsvinden in het kader van een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, maar het is ook mogelijk om de terbeschikkinggestelde daar te plaatsen in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. [FPK] heeft per 15 februari 2023 een plek voor de terbeschikkinggestelde beschikbaar.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
De raadsman heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank. Het is niet gebleken dat de terbeschikkinggestelde de voorwaarden heeft geschonden. Dat sprake is van incidenten betekent niet dat de terbeschikkinggestelde de voorwaarden heeft geschonden. Er zijn nog behandelmogelijkheden voor de terbeschikkinggestelde in het kader van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. De terbeschikkinggestelde is opener geworden en hij heeft stappen gezet in zijn behandeling.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de beslissing van de rechtbank en gevorderd dat alsnog verpleging van overheidswege zal worden gelast. Het recidiverisico is opgelopen van hoog naar zeer hoog. Hij stelt zich niet begeleidbaar en behandelbaar op. De terbeschikkinggestelde heeft in ieder geval de voorwaarden elf en achttien overtreden.
Het oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal de beslissing, waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd, met verbetering van het volgende.
Bij een oordeel over een vordering als hier aan de orde moet oog moet worden gehouden voor de vrijheidsbeneming die het gevolg is van een beslissing tot alsnog verplegen, terwijl de oplegging van de maatregel nog niet onherroepelijk is, en voor het risico op tegenstrijdige rechterlijke beslissingen. Het hof heeft in dit verband in verschillende beslissingen mede in zijn afweging betrokken of bij voortzetting van de maatregel onder, eventueel gewijzigde, voorwaarden sprake is van acuut delictgevaar (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 3 februari 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:891).
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat de terbeschikkinggestelde de voorwaarden heeft overtreden. Desondanks acht het hof het op dit moment niet gewenst en ook niet nodig om vooruit te lopen op het eindoordeel van het gerechtshof Den Haag in de strafzaak. Het hof wijst erop dat de door het openbaar ministerie gegeven onderbouwing van de vordering in feite de vraag stelt of een terbeschikkingstelling met voorwaarden in dit geval passend is. Deze vraag dient door de rechter te worden beantwoord die oordeelt over de onderliggende strafzaak. Het hof ziet een mogelijkheid om in afwachting van dat oordeel de terbeschikkingstelling met voorwaarden te laten voortduren omdat per direct een plaats bij [FPK] beschikbaar is. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de plaats zowel geschikt is in het juridische kader van terbeschikkingstelling met verpleging als dat kader met voorwaarden. Gelet daarop biedt die plaatsing zodanige mogelijkheden voor begeleiding, toezicht en controle dat acuut delictgevaar toereikend is te beperken. Het hof gaat ervan uit dat met het verlenen van vrijheden terughoudend zal worden omgegaan zolang er geen onherroepelijk strafvonnis is. Voor zover een vrijheid volgens de kliniek nodig is, acht het hof het aangewezen dat de verlening daarvan geschiedt in overeenstemming met de reclassering.
Het hof ziet aanleiding om de voorwaarden zoals deze zijn geformuleerd in het vonnis van de rechtbank Den Haag van 25 juni 2018 ambtshalve als volgt te wijzigen. Gelet op de beslissing van het hof van 15 december 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:10739, zal het hof de voorwaarde die ertoe strekt mee te werken aan een klinische time-outopname (voorwaarde 12) opheffen. In plaats daarvan biedt artikel 6:6:10a van het Wetboek van Strafvordering de grondslag voor een eventuele gedwongen crisisopname.
Beslissing
Het hof:
Bevestigt met verbetering van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 15 november 2022 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde [De terbeschikkinggestelde] .
Wijzigt de aan de terbeschikkingstelling verbonden voorwaarden zoals geformuleerd in het vonnis van de rechtbank Den Haag van 15 juni 2018 en gewijzigd bij de beslissing van dit hof van 11 juni 2020 in die zin dat voorwaarde 12 vervalt.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. D. Visser en mr. P.C. Vegter als raadsheren,
en drs. E.M.M. Mol en drs. D.M.L. Versteijnen als raden,
in tegenwoordigheid van mr. R. Kaatman als griffier,
en op 9 maart 2023 in het openbaar uitgesproken.
Mr. P.C. Vegter en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.