Hof Arnhem-Leeuwarden, 21-10-2021, nr. P21/0211
ECLI:NL:GHARL:2021:9948
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
21-10-2021
- Zaaknummer
P21/0211
- Vakgebied(en)
Penitentiair recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2021:9948, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 21‑10‑2021; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 21‑10‑2021
Inhoudsindicatie
Het hof bevestigt (met aanvulling van gronden) de beslissing van de rechtbank tot verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden met twee jaar. Het hof gaat in op de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Deze overwegingen zijn ingegeven doordat aanvankelijk de verlenging is gevorderd van een (niet-onherroepelijke) terbeschikkingstelling met voorwaarden waarvan de tenuitvoerlegging is aangevangen op grond van een bevel dat die maatregel dadelijk uitvoerbaar is, terwijl gedurende de verlengingsprocedure in de aanverwante strafzaak onherroepelijk is beslist tot het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Het hof concludeert dat de onduidelijke wettelijke regeling in dit geval niet het gevolg moet hebben van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling
TBS P21/0211
Beslissing van 21 oktober 2021
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonend op het adres [adres] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 10 mei 2021. Deze beslissing houdt in de verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar en – impliciet – de afwijzing van het verzoek tot wijziging van de voorwaarden.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
de beslissing waarvan beroep;
de akte van het instellen van beroep op 21 mei 2021;
het Pro Justitia-rapport, opgemaakt door forensisch psychiater [deskundige 1] op 20 mei 2021 en door psycholoog [deskundige 2] op 21 mei 2021;
het voortgangsverslag van [reclasseringsinstelling] van 2 juni 2021;
het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 27 augustus 2021 in de strafzaak tegen de terbeschikkinggestelde;
het voorgangsverslag van de reclassering van 22 september 2021;
de “Update van het reclasseringsadvies d.d. 3-2-2021” van 22 september 2021.
Het hof heeft ter zitting van 7 oktober 2021 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.S.S. Overes, advocaat te Almere, en de advocaat-generaal, mr. V. Smink.
Overwegingen
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw
Met betrekking tot juridische consequentie van het feit dat de terbeschikkingstelling inmiddels onherroepelijk is opgelegd, heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van het hof en daaraan toegevoegd dat een inhoudelijke beoordeling van de vordering tot verlenging haar in beroep aangewezen lijkt.
Primair heeft de raadsvrouw bepleit dat het hof zal beslissen tot afwijzing van de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling. Er is geen sprake meer van recidivegevaar. Sinds de indexdelicten, in augustus 2018, is van recidive geen sprake geweest. In de tussentijd is de terbeschikkinggestelde getrouwd. De ruzies binnen deze relatie hadden niets te maken met alcoholgebruik en zijn niet zodanig uit de hand gelopen dat dit heeft geleid tot strafrechtelijk ingrijpen. Dit duidt erop dat de behandeling is aangeslagen. Dat de terbeschikkinggestelde zijn boosheid onder controle heeft, blijkt ook uit de wijze waarop hij is omgegaan met de omgangsregeling betreffende zijn kinderen en ex-partner. Uit het Pro Justitia-rapport van 21 mei 2021 blijkt ook dat psycholoog [deskundige 2] een terbeschikkingstelling niet langer nodig achtte, aangezien de benodigde behandeling en begeleiding in de visie van de rapporteur ook kon plaatsvinden in het kader van een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Verder zal de terbeschikkinggestelde ook zonder terbeschikkingstelling het begeleidingstraject van [zorginstelling 1] voortzetten, evenals de relatietherapie van [zorginstelling 2] waaraan de terbeschikkinggestelde samen met zijn partner deelneemt.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat het hof de duur van de verlenging van de terbeschikkingstelling zal beperken tot een jaar. Het advies van zowel de reclassering als psychiater [deskundige 3] strekt hiertoe. De reclassering heeft gewezen op de toegenomen stabiliteit in het leven van de terbeschikkinggestelde, onder meer qua werk en financiële situatie. De psychiater heeft geadviseerd tot verlenging met deze termijn om tijdig de voor- en nadelen van voortzetting van de terbeschikkingstelling te kunnen beoordelen.
Verder heeft de raadsvrouw het hof verzocht tot wijziging van de voorwaarde betreffende het alcoholverbod. Het verzoek strekt ertoe dat de terbeschikkinggestelde wat meer ruimte krijgt voor alcoholgebruik, zodat de terbeschikkinggestelde alvast onder toezicht van de reclassering kan oefenen met de situatie waarin geen alcoholverbod meer geldt.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft het standpunt ingenomen dat het feit dat de terbeschikkingstelling inmiddels onherroepelijk is opgelegd, niet in de weg staat aan een inhoudelijke beslissing van het hof. De vordering tot verlenging is ingediend voorafgaand aan het onherroepelijke arrest waarbij de terbeschikkingstelling is opgelegd. Gelet op de inhoud van het arrest, is de door de rechtbank opgelegde en dadelijk uitvoerbaar verklaarde terbeschikkingstelling met voorwaarden in stand gelaten en heeft de maatregel vanaf 22 maart 2019 onafgebroken gelopen.
De terbeschikkinggestelde is meerdere keren veroordeeld voor ernstig huiselijk geweld, in verschillende partnerrelaties. In 2019 heeft dit geleid tot het opleggen van een terbeschikkingstelling en de tenuitvoerlegging daarvan heeft een positieve ontwikkeling tot gevolg gehad. Uit de adviezen van de rapporteurs blijkt dat nog steeds sprake is van recidivegevaar in het geval van beëindiging van de maatregel. De inschatting is dat de terbeschikkinggestelde met de behandeling zal stoppen als de terbeschikkingstelling wegvalt, en dat de combinatie van spanning en alcoholgebruik opnieuw zal leiden tot geweld binnen een relatie. Het voorgaande brengt mee dat terughoudend moet worden omgegaan met het afbouwen van het toezicht en dat over langere tijd moet blijken dat de terbeschikkinggestelde goed omgaat met spanningen, ook in moeilijke situaties. Daarbij is van belang dat er ontwikkelingen op komst zijn die spanning teweeg kunnen brengen, zoals een eventuele verhuizing, de bevalling van zijn echtgenote en de juridische strijd met zijn ex-partner in verband met de omgangsregeling. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren, maar heeft, nadat de raadsvrouw het woord heeft gevoerd, geconcludeerd tot verlenging met een jaar teneinde een vinger aan de pols te houden.
De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen toewijzing van het verzoek tot wijziging van de voorwaarden.
Het oordeel van het hof
Ontvankelijkheid van de officier van justitie in de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling
Bij vonnis van 22 maart 2019 heeft de rechtbank Midden-Nederland de terbeschikkinggestelde veroordeeld tot een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Daarbij heeft de rechtbank bevolen dat die maatregel dadelijk uitvoerbaar is. De terbeschikkinggestelde heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij arrest van 27 augustus 2021 het vonnis bevestigd wat betreft het opleggen van de terbeschikkingstelling met voorwaarden en het bevel dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Tegen dit arrest is geen rechtsmiddel aangewend, waardoor het arrest sinds 11 september 2021 onherroepelijk is.
De tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling is aangevangen op 22 maart 2019. Op 11 februari 2021 heeft de officier van justitie een vordering ingediend die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. Naar aanleiding van deze vordering is op 10 mei 2021 de beslissing waarvan beroep gewezen, waarbij de rechtbank heeft beslist tot verlenging van de terbeschikkingstelling met twee jaren.
Deze stand van zaken roept niet alleen de vraag op of een verlengingsrechter over de vordering tot verlenging van de (dadelijk uitvoerbaar verklaarde) terbeschikkingstelling met voorwaarden kan beslissen op een moment dat het veroordelend vonnis of arrest van de strafrechter nog niet onherroepelijk is, maar ook de vraag wanneer een vordering tot verlenging moet worden gedaan. Op beide vragen wordt een antwoord van de wetgever in een geval als het onderhavige node gemist.
In de rechtspraak is aanvaard dat over een dadelijk uitvoerbare (voorwaardelijke) straf kan worden beslist voordat het veroordelende vonnis of arrest onherroepelijk is (Hoge Raad 19 december 2017, ECLI:NL:HR:2017:3186). In het geval dat aan dit arrest van de Hoge Raad ten grondslag lag, ontbrak evenals in het onderhavige geval een expliciete wettelijke grondslag voor de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf respectievelijk de verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden. Ook in niet-gepubliceerde rechtspraak van dit hof is in ieder geval impliciet aanvaard dat verlenging mogelijk is zonder dat het veroordelende vonnis of arrest onherroepelijk is geworden. Te wijzen valt op een beslissing van het hof Arnhem-Leeuwarden van 13 oktober 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:8749, waarin drie van dergelijke beslissingen in dezelfde strafprocedure zijn vermeld en wel van 18 december 2014, 19 maart 2015 en 3 september 2015 (alle niet-gepubliceerd). Gelet hierop ziet het hof de omstandigheid dat er ten tijde van de beslissing van de verlengingsrechter in eerste aanleg nog geen onherroepelijk vonnis of arrest was, niet als een beletsel om te beslissen dat de dadelijk uitvoerbare terbeschikkingstelling met voorwaarden kan worden verlengd. Terzijde wijst het hof er bovendien nog op dat, in ieder geval ten tijde van het wijzen van onderhavige beslissing inzake het appel tegen de beslissing van de verlengingsrechter, het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 27 augustus 2021 onherroepelijk is, waarmee definitief vaststaat dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden uitvoerbaar is.
De termijn waarbinnen de vordering tot verlenging van een terbeschikkingstelling met voorwaarden die al enige tijd dadelijk is uitgevoerd moet worden gedaan, is niet geregeld in art. 6:6:11, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Voor zover mogelijk moet daarbij wel aansluiting worden gezocht. Het hof heeft in een beslissing van 11 februari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:2349 overwogen:
“De slotsom is dat bij de huidige stand van zaken van geval tot geval moet worden beslist. Bij die beslissing kan onder meer betekenis worden toegekend aan de termijn die is verlopen na de laatste betrokkenheid van de rechter die de maatregel heeft opgelegd en/of het tijdstip waarop de maatregel door een onherroepelijk geworden vonnis of arrest definitief voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden.”
In het onderhavige geval is zowel de opleggingsrechter als de verlengingsrechter zodanig betrokken geweest bij de (verdere) uitvoering van de terbeschikkingstelling met voorwaarden dat de onduidelijke wettelijke regeling van de termijn van vorderen van verlenging hier niet het gevolg moet hebben van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in die vordering tot verlenging. In het bijzonder is de terbeschikkinggestelde niet geschaad in enig rechtens te respecteren belang door het ontbreken van een wettelijke regeling over het tijdstip waarop de verlengingsvordering in een geval als het onderhavige moet worden gedaan. Daar komt nog bij dat namens de terbeschikkinggestelde ook is verzocht om een inhoudelijke beslissing over de verlenging.
Verbeterde lezing van de beslissing waarvan beroep
Ter zitting in eerste aanleg is namens de terbeschikkinggestelde verzocht tot wijziging van de voorwaarden, in het bijzonder de voorwaarde betreffende het alcoholverbod. Uit de beslissing van de rechtbank volgt dat zij dit verzoek heeft afgewezen. De rechtbank heeft echter verzuimd deze beslissing in het dictum op te nemen. Het hof merkt dit aan als een kennelijke vergissing en leest het dictum van de rechtbank verbeterd.
Bevestiging met aanvulling van gronden
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op de juiste wijze en op goede gronden heeft beslist. Daarom zal de beslissing waarvan beroep met overneming van die gronden worden bevestigd. Ter aanvulling van die gronden overweegt het hof het volgende.
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 27 augustus 2021 is veroordeeld voor een poging tot doodslag en een poging tot zware mishandeling. Dit zijn misdrijven die zijn gericht tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Het hof heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en is evenmin van oordeel dat de voortgang van de behandeling en resocialisatie een rechterlijke toetsing na een jaar noodzakelijk maakt.
Afwijzing van het verzoek tot wijziging van de voorwaarden
Voorts ziet het hof geen aanleiding om thans de voorwaarde zoals die geldt ten aanzien van het alcoholverbod te wijzigen zoals door de verdediging is verzocht. Het hof zal dit verzoek dan ook afwijzen.
Beslissing
Het hof bevestigt met aanvulling van gronden zoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Lelystad, van 10 mei 2021 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde, [terbeschikkinggestelde] ;
Wijst af het verzoek tot wijziging van de voorwaarden.
Aldus gedaan door
mr. M. Keppels, voorzitter,
mr. D. Visser en mr. P.C. Vegter, raadsheren,
dr. I. Troost en drs. A. Vissers, raden,
in tegenwoordigheid van mr. D. van der Geld, griffier,
en op 21 oktober 2021 in het openbaar uitgesproken.
Mr. Visser, mr. Vegter en de raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.