Einde inhoudsopgave
Smartengeld 1998/2.3.5
2.3.5 Genoegdoening wegens schending persoonlijkheidsrecht
prof. mr. S.D. Lindenbergh, datum 21-06-1998
- Datum
21-06-1998
- Auteur
prof. mr. S.D. Lindenbergh
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie hierover nader § 5.4.2.
BGH 16 september 1961, BGHZ 35, 363 (Ginsengwurzel).
BGH 15 november 1994, BGHZ 128,1 (Caroline von Monaco I). In dezelfde zin BGH 5 december 1995, N/w 1996, 984 (Caroline von Monaco Jij.
De onderhavige zaak betrof de publicatie door de 'roddelpers' van (onder meer) een verzonnen interview met prinses Caroline van Monaco.
Seitz 1996, p. 2848.
Seitz (1996, p. 2850) merkt daarover op: 'Es war doch wohl ziemlich offensichtlich, daG der machtige Konzern dem Recht auf der Nase und der Prinzessin auf dem Titelblatt herumtanzte.'
Zie over de dogmatische inpassing Seitz 1996, p. 2848-2850. Zie voorts Rosengarten 1996, p. 1935-1938 die de uitspraken m.b.t. de onderhavige materie op gespannen voet vindt staan met de weigering om Amerikaanse 'punitive damages' in Duitsland ten uitvoer te leggen. Zie m.b.t. de maatstaven voor de hoogte van de bedragen Prinz 1996, p. 953 (de advocaat van prinses Caroline), die pleit voor oriëntatie op dagwinst. Veel gematigder zijn Steffen 1997, p. 10 e.v. en Westermann 1997, p. 249-252.
OLG Hamburg (25 juli 1996, N/W 1996, 2870) kende aan Caroline van Monaco DM 180.000 toe.
Aldus uitdrukkelijk OLG Hamburg 25 juli 1996, N/W 1996, 2870.
Uit het voorgaande blijkt dat de genoegdoeningsgedachte over het algemeen hooguit een rol van ondergeschikte betekenis toekomt. Op één terrein pleegt de 'Genugtuungsfunktion' meer naar de voorgrond te worden geschoven. Het betreft de schending van het 'allgemeine Persönlichkeitsrecht'. Hoewel de mogelijkheid van vergoeding van immateriële schade wegens schending van het 'Persönlichkeitsrecht' niet als zodanig in de wet wordt genoemd, pleegt schending van dat recht in de rechtspraak onder omstandigheden te worden aangemerkt als voldoende grond voor de toekenning van 'Schmerzensgeld'.1 Die erkenning komt vooral voort uit de gedachte dat anders sprake zou zijn van een 'Lücke im Persönlichkeitsschutz'.2 Het gaat in de ogen van het Bundesgerichtshof om een vergoeding met een bijzonder karakter:3
'Bei einer Entschadigung wegen einer Verletzung des allgemeinen Persönlichkeits-rechts handelt es sich im eigentlichen Sinn nicht um ein Schmerzensgeld nach § 847 BGB, sondern um einen Rechtsbehelf, der auf den Schutzauftrag aus Art. 1 und 21 GG zurückgeht (...). Die Zubilligung einer Geldentschadigung beruht auf dem Gedanken, darf ohne einen solchen Anspruch Verletzungen der Würde und Ehre des Menschen haufig ohne Sanktion blieben mit der Folge, daS der Rechtsschutz der Persönlichkeit verkümmern würde.'
Met befrekking tot de functies van een dergelijke vergoeding betekent dat volgens het hof:
'Anders als beim Schmerzensgeldanspruch steht bei dem Anspruch auf eine Geldentschadigung wegen einer Verletzung des allgemeinen Persönlichkeitsrechts der Gesichtspunkt der Genugtuung des Opfers im Vordergrund (...). AufJerdem soil der Rechtsbehelf der Prevention dienen (...).'
Dat heeft volgens het Bundesgerichtshof bovendien gevolgen voor de omvang van de toe te kennen vergoeding. In gevallen waarin sprake is van een opzettelijke sc±iending van het persoonlijkheidsrecht ten behoeve van een commercieel belang van de laedens (men spreekt van 'Vermarktung der Persönlichkeit' en 'rücksichtslose Zwangskommerzialisierung') is plaats voor een voor de laedens 'fühlbare Geldentschadigung':4
'Eine Verurteilung zur Geldentschadigung ist aber nur dann geeignet, den aus dem Persönlichkeitsrecht heraus gebotenen Praventionszweck zu erreichen, wenn die Entschadigung der Höhe nach ein Gegenstück auch dazu bildet, dafJ hier die Persönlichkeitsrechte zur Gewinnerzielung verletzt worden sind.'
Het hof voegt daaraan toe:
'Das heiGt zwar nicht, daË in solchen Fallen rücksichtsloser Kommerzialisierung der Persönlichkeit eine "Gewinnabschöpfung" vorzunehmen ist, wohl aber, daS die Erzielung von Gewinnen aus der Rechtsverletzung als Bemessungsfaktor in die Entscheidung über die Höhe der Geldentschadigung einzubeziehen ist. Von der Höhe der Geldentschadigung mufi deshalb ein echter Hemmungseffekt auch für solche Vermarktung der Persönlichkeit ausgehen.'
Daarbij geldt ten slotte als grens dat de te betalen som niet zodanig hoog mag zijn dat daardoor de vrijheid van meningsuiting 'unverhalrnismafiig' wordt beperkt, maar daarvan zal bij opzettelijke commercialisering van de persoonlijkheid door de roddelpers niet snel sprake zijn.
In de literatuur is deze rechtspraak ontvangen als:5
'Rechtsprechung, die im Ergebnis allseits begrüSt wird, die aber an den Grundlagen der Dogmatik rüttelt.'
Met name vanwege het feit dat het gaat om de strijd tegen de roddelpers geniet de preventiegedachte hier de nodige sympathie.6 Zowel de dogmatische inpassing ervan in het civiele recht, als de concrete uitwerking ervan op de omvang van de vergoedingen heeft echter de nodige pennen in beweging gebracht.7 De lagere jurisprudentie stelt zich vooralsnog betrekkelijk gematigd op. In deze specifieke gevallen van 'rücksichtslose Zwangskommerzialisierung' wijst de rechter weliswaar forsere bedragen toe dan voorheen8, maar men ziet dat vooral als een meer symbolische waarschuwing aan de roddelpers en laat de toekenning van (nog) hogere bedragen afhangen van het gedrag van de roddelpers in de toekomst.9