Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/849
Executieverjaring bij voorwaardelijke straffen.
HR 30-06-2020, ECLI:NL:HR:2020:1123
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
30 juni 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, A.L.J. van Strien, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
19/04205
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS227730:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Verkeersstrafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1123, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 30‑06‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:484, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑05‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑11‑2019
- Wetingang
Art. 14g, 76, 76a (oud) Sr; art. 557 (oud) Sv; art. 6:1:16, 6:6:21 lid 1, art. 6:1:22, 6:1:23 Sv
Essentie
Executieverjaring bij voorwaardelijke straffen.
De termijn van de executieverjaring ten aanzien van voorwaardelijke straffen vangt aan op de dag na die waarop de rechterlijke uitspraak waarbij de (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf is gelast, kan worden ten uitvoer gelegd.
Samenvatting
Op grond van art. 76 (oud) Sr in samenhang met art. 70 Sr vervalt het recht tot uitvoering van de straf door verjaring (executieverjaring) en is de termijn van deze verjaring een derde langer dan de termijn van de verjaring van het recht tot strafvordering (vervolgingsverjaring). Deze bepaling is ook van toepassing ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.