Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/5.3.3
5.3.3 Aanhouding uitspraak ten einde tegenstrijdige beslissingen te voorkomen
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS375016:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie HR 16 mei 1986 (Heesch/Van de Akker), NJ 1986, 723 en bijv. HR 8 november 2002 (Walhout/Axel), NJ 2002, 613 en HR 28 mei 1999 (Staat/Transol), NJ 1999, 508 (ARB). De Hoge Raad houdt het overigens voor mogelijk dat de bezwaren tegen toepassing van de formele rechtskracht door bijkomende omstandigheden zo klemmend worden, dat op die formele rechtskracht een uitzondering moet worden aanvaard. Zie o.m. HR 7 april 1995 (Smit/De Staat), NJ 1997, 166 (MS) en HR 24 januari 2003 (Maple Tree/De Staat), NJ 2003, 629 (MRM). Ook ingeval het bestreden besluit een zuiver schadebesluit betreft, moet volgens de Hoge Raad een uitzondering op het beginsel van formele rechtskracht worden gemaakt, zie HR 17 december 1999 ( Groningen/Raatgever), NJ 2000, 87 (ARB). Zie voorts Van Wijk/Konijnenbelt & Van Male 2005, nrs. 15.5-15.8.
HR 7 april 1995, NJ 1997, 166 (MS).
273. Niet zelden wordt de burgerlijke rechter geconfronteerd met kwesties waarin de rechtsgeldigheid van een besluit van een bestuursorgaan van belang is voor de te geven beslissing. De rechtsgeldigheid van bestuursrechtelijke besluiten staat in eerste instantie echter, zo daartegen wordt opgekomen, ter beoordeling van de bestuursrechter. Tegengestelde beslissingen afkomstig van bestuursrechter en burgerlijke rechter zijn, gelet op de daaruit voortvloeiende verwarring en aantasting van het aanzien van en vertrouwen in de rechtspraak, onwenselijk. Daarom is in de rechtspraak de leer van de formele rechtskracht van bestuursrechtelijke besluiten ontwikkeld. Uitgangspunt daarbij is dat de burgerlijke rechter van de rechtsgeldigheid (in de zin van geldigheid en rechtmatigheid) van een besluit dient uit te gaan, indien dit besluit niet in een bestuursrechtelijke rechtsgang is vernietigd.1 In het licht van de ratio van deze leer blijken de eisen van een behoorlijke rechtspleging onder bepaalde omstandigheden te vergen dat de rechter maatregelen treft om tegengestelde beslissingen te voorkomen.
In de zaak die leidde tot het arrest Smit/De Staat2vorderde de Staat terugbetaling van ten onrechte aan Smit uitgekeerde bedragen. Tijdens deze procedure stelde Smit beroep in tegen het terugvorderingsbesluit bij het destijds bevoegde Ambtenarengerecht. Dit gerecht verklaarde Smit echter, nog voordat de rechtbank uitspraak had gedaan, niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de beroepstermijn. Tegen die uitspraak tekende Smit hoger beroep aan bij de Centrale Raad van Beroep. Hangende de procedure in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep wees de rechtbank de vordering van de Staat toe. Het hof bekrachtigde, eveneens nog voordat de Centrale Raad van Beroep uitspraak had gedaan, dit vonnis. In zijn arrest ging het hof op grond van de regel van formele rechtskracht uit van de rechtsgeldigheid van het door Smit bestreden terugvorderingsbesluit. In cassatie betoogde Smit dat, nu in hoger beroep in de bestuursrechtelijke procedure nog geen beslissing was gevallen, de regel van de formele rechtskracht het hof geenszins dwong om van de rechtsgeldigheid van de betrokken beschikking uit te gaan. De Hoge Raad oordeelde echter dat de burgerlijke rechter ook ingeval gebruik is gemaakt van een administratiefrechtelijke rechtsgang, in beginsel heeft uit te gaan van de rechtsgeldigheid van een besluit waarvan de geldigheid in het voor hem gevoerde geding in geschil is, zolang dat besluit niet is vernietigd. Wel tekende de Hoge Raad daarbij aan
'dat de eisen van een behoorlijke rechtspleging kunnen meebrengen dat de burgerlijke rechter, teneinde mogelijk tegenstrijdige beslissingen te voorkomen, zijn uitspraak aanhoudt, totdat zodanige onherroepelijke beslissing is verkregen; daartoe zal met name grond bestaan ingeval te verwachten valt dat bij die beslissing het besluit zal worden vernietigd. De burgerlijke rechter kan ook, in plaats van zijn uitspraak aan te houden, die uitspraak doen onder de voorwaarde van de uitkomst van de administratiefrechtelijke rechtsgang.'