Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/248
Medeplichtigheid hennepteelt en aanwezigheid hennep (in uitoefening van bedrijf) door het huren en ter beschikking stellen van een garagebox voor de opslag van hennep-gerelateerde goederen, art. 3 onder B, 3 onder C en 11 lid 3 Opiumwet. Kan uit de bewijsvoering worden afgeleid dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet? Hoge Raad: art. 81 lid 1 RO.
HR 15-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:189
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 februari 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, A.E.M. Röttgering, C. Caminada
- Zaaknummer
20/01131
- Conclusie
plv. A-G mr. P.M. Frielink
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:189, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑02‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:1205, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 21‑12‑2021
Essentie
Medeplichtigheid hennepteelt en aanwezigheid hennep (in uitoefening van bedrijf) door het huren en ter beschikking stellen van een garagebox voor de opslag van hennep-gerelateerde goederen, art. 3 onder B, 3 onder C en 11 lid 3 Opiumwet. Kan uit de bewijsvoering worden afgeleid dat sprake is van (voorwaardelijk) opzet? Hoge Raad: art. 81 lid 1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/01131
Datum 15 februari 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 12 maart 2020, nummer ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.