Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/356
356 Taakverdeling tussen de rechter en partijen
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691933:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Asser 2015 Preadvies, p. 312.
Zie hierover Asser Procesrecht/Van Schaick 2 2022/92 e.v. met verwijzingen.
Asser Procesrecht/Asser 3 2023/31 en F.J.P. Lock, JBPr 2016/8, annotatie bij HR 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3422, NJ 2017/56 met nt. E.W.J. de Groot (Van Kooten/gem. Leusden; betreft onteigening).
In dit onderzoek wordt hoofdzakelijk de procedure in eerste aanleg behandeld. De appelrechter oordeelt slechts over behoorlijk in het geding naar voren gebrachte grieven; in cassatie wordt de omvang van de rechtsstrijd bepaald door de cassatiemiddelen.
Als gevolg van verschillende ontwikkelingen in het procesrecht is de rol van de rechter geleidelijk belangrijker geworden. Vooral door de introductie van de mondelinge behandeling1 en de discussie rond art. 24 lid 2 Wetsvoorstel Herziening bewijsrecht (dat later aan de orde zal komen) is het gebruik van het begrip partijautonomie niet meer vanzelfsprekend. Toch neem ik als (historisch) vertrekpunt dat het partijen zijn die de omvang van de rechtsstrijd bepalen. De rechter oordeelt over de hem voorgelegde geschilpunten; hij is daarbij afhankelijk van de door partijen gestelde feiten.
De grenzen van de rechtsstrijd tussen partijen worden bepaald door art. 23, 24, 25, 149 en 150 Rv.2 De rechter dient te onderzoeken of toepassing van de ingeroepen rechtsregel op de aangevoerde feitelijke grondslag kan leiden tot het door die partij beoogde rechtsgevolg; de voor de toepassing van deze regel relevante feiten moeten door partijen aan hun vordering of verweer ten grondslag zijn gelegd.3 De genoemde wetsartikelen zullen hierna worden besproken; de regels gelden in beginsel voor alle instanties.4 Bij elk wetsartikel wordt eerst wordt besproken wat geldt met betrekking tot beide partijen; aan het slot wordt telkens toegespitst op de situatie dat verweerder een bevrijdend verweer voert.