Einde inhoudsopgave
RvdW 2013/1091
Puttense moordzaak II. Rechtmatigheid van gebruik van in 1994 in DNA-databank opgenomen sporendragers. Geen belang bij ontbreken beslissing op verzoek deskundigen te horen. Onjuiste toepassing art. 63 Sr leidt tot strafvermindering in cassatie.
HR 17-09-2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ9992 (Puttense Moordzaak)
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17 september 2013
- Magistraten
Mrs. A.J.A. Van Dorst, B.C. De Savornin Lohman, J. De Hullu
- Zaaknummer
11/05007
- Conclusie
A-G mr. D.J.C. Aben
- LJN
BZ9992
- Roepnaam
Puttense Moordzaak
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:BZ9992, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17‑09‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:BZ9992, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑04‑2013
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑07‑2012
- Wetingang
Essentie
1. De aan verweer en middel ten grondslag liggende stellingen dat de in 1994 in de DNA-databank opgenomen sporendragers volgens de destijds geldende regels verwijderd en vernietigd hadden behoren te zijn dan wel dat ten onrechte niet alle sporendragers zijn bewaard, kunnen, indien juist, niet de gevolgtrekking dragen dat zulks een vormverzuim oplevert dat is begaan in het kader van het voorbereidend onderzoek als bedoeld in art. 359a Sv naar de in deze zaak tenlastegelegde en bewezenverklaarde feiten. Het hof heeft in zijn oordeel betrokken dat delen van het onderzoeksmateriaal niet meer beschikbaar zijn. Het heeft daaraan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.