Einde inhoudsopgave
Aanpassing van bijzondere wetten aan de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Aanpassingswet vierde tranche Awb)
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 05-03-2009
- Bronpublicatie:
05-03-2009, Kamerstukken 2009, 31124 (uitgifte: 05-03-2009, kamerstukken: A)
- Inwerkingtreding
05-03-2009
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-03-2009, Kamerstukken 2009, 31124 (uitgifte: 05-03-2009, kamerstukken: A)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Algemeen
De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:
- A.
Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het achtste lid komt te luiden:
8
Een herziening van het bruto-ouderdomspensioen in verband met een wijziging van het netto-minimumloon vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.
- 2.
Er wordt een negende lid toegevoegd, luidende:
9
De Sociale verzekeringsbank betaalt het herziene ouderdomspensioen, bedoeld in het achtste lid, bij de eerstvolgende betaling van het ouderdomspensioen nadat de herziening, bedoeld in het achtste lid, heeft plaatsgevonden.
- B.
Artikel 17b wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het eerste tot en met vierde lid komen te luiden:
1
De Sociale verzekeringsbank weigert het ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend, indien de pensioengerechtigde, zijn echtgenoot, of zijn wettelijke vertegenwoordiger een verplichting, hem op grond van artikel 15, tweede lid, opgelegd, of de verplichtingen, bedoeld in artikel 55, tweede lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen niet of niet behoorlijk is nagekomen, dan wel de verplichting, bedoeld in artikel 49 niet binnen de door de Sociale verzekeringsbank daarvoor vastgestelde termijn is nagekomen.
2
Een maatregel als bedoeld in het eerste lid wordt afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de belanghebbende de gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.
3
De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake het niet tijdig nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 49, indien het niet tijdig nakomen van de verplichting niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van ouderdomspensioen, tenzij het niet tijdig nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.
4
De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een maatregel indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
- 2.
In het vijfde lid wordt ‘boete’ vervangen door: bestuurlijke boete.
- C.
Artikel 17c komt te luiden:
Artikel 17c
1
De Sociale verzekeringsbank legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste € 2 269 ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen door de pensioengerechtigde, zijn echtgenoot, of zijn wettelijke vertegenwoordiger van de verplichting, bedoeld in artikel 49.
2
De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in het eerste lid en volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing ter zake van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 49, indien dit niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van ouderdomspensioen, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de pensioengerechtigde, zijn echtgenoot, of zijn wettelijke vertegenwoordiger, een zodanige waarschuwing is gegeven.
3
De Sociale verzekeringsbank kan afzien van het opleggen van een bestuurlijke boete indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.
4
Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht desgevraagd aan de Sociale verzekeringsbank de inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete van belang zijn.
5
Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete.
- D.
Artikel 17d vervalt.
- E.
Artikel 17e komt te luiden:
Artikel 17e
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld omtrent de termijn waarvoor uitstel van betaling van de bestuurlijke boete kan worden verleend alsmede omtrent de hoogte van het op grond van artikel 17i, eerste of tweede lid, te verrekenen bedrag en de termijn of termijnen waarbinnen deze verrekening plaatsvindt.
- F.
De artikelen 17f en 17g vervallen.
- G.
In artikel 17h wordt ‘boete’ vervangen door: bestuurlijke boete.
- H.
Artikel 17i komt te luiden:
Artikel 17i
1
De Sociale verzekeringsbank verrekent de bestuurlijke boete met het ouderdomspensioen dat degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd op grond van deze wet ontvangt.
2
Het college van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente, onderscheidenlijk het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, betaalt het bedrag van de bestuurlijke boete, zonder dat daarvoor een machtiging nodig is, op haar verzoek aan de Sociale verzekeringsbank indien degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, de Wet werk en inkomen kunstenaars, de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet arbeid en zorg of een toeslag op grond van de Toeslagenwet.
3
De in artikel 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de raad voor de kinderbescherming toegekende bevoegdheid komt gelijkelijk toe aan de Sociale verzekeringsbank. Indien de Sociale verzekeringsbank gebruik maakt van deze bevoegdheid, geschiedt de bekendmaking van het dwangbevel, in afwijking van artikel 4.4.4.2.10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, door middel van toezending per post aan degene aan wie de boete is opgelegd.
4
Zolang de belanghebbende zijn verplichting, bedoeld in artikel 17c, vierde lid, niet of niet behoorlijk nakomt:
- a.
is de Sociale verzekeringsbank, in afwijking van artikel 4.4.1.9, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, bevoegd tot verrekening voor zover beslag op de vordering van de schuldeiser nietig zou zijn;
- b.
geldt de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c tot en met 475e van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in afwijking van artikel 4.4.4.2.3 van de Algemene wet bestuursrecht, niet bij de invordering van een bestuurlijke boete bij dwangbevel.
- I.
Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het eerste lid komt te luiden:
1
De Sociale verzekeringsbank betaalt het ouderdomspensioen waarop op grond van deze wet recht bestaat. De betaling geschiedt als regel maandelijks.
- 2.
Het derde lid komt te luiden:
3
Indien het ouderdomspensioen in het buitenland wordt uitbetaald:
- a.
worden de daaraan verbonden kosten van overmaking op het ouderdomspensioen in mindering gebracht; en
- b.
geschiedt de betaling in afwijking van artikel 4.4.1.5, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het tijdstip waarop de rekening van de daartoe door de schuldeiser aangewezen bank wordt gecrediteerd.
- J.
Artikel 20, vierde lid, komt te luiden:
4
Een herziening van het ouderdomspensioen op grond van het eerste lid als gevolg van een wijziging van de verschuldigde bijdrage vindt plaats zonder dat dit bij beschikking wordt vastgesteld.
- K.
Artikel 21 komt te luiden:
Artikel 21
Voor zover bij of krachtens deze wet niet anders is bepaald, wordt een voorschot op het nog niet vastgestelde ouderdomspensioen beschouwd als ouderdomspensioen op grond van deze wet.
- L.
In artikel 24 vervalt, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot vijfde en zesde lid, het vijfde lid.
- M.
Artikel 24a, eerste lid, komt te luiden:
1
De Sociale verzekeringsbank kan het onverschuldigd betaalde ouderdomspensioen, bedoeld in artikel 24, eerste lid, invorderen bij dwangbevel.
- N.
Artikel 24b komt te luiden:
Artikel 24b
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot de wijze van tenuitvoerlegging van de beschikking waarbij is vastgesteld dat onverschuldigd is betaald.
- O.
Aan artikel 31 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3
De vakantie-uitkering wordt betaald zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld.
- P.
Artikel 33a vervalt.
- Q.
Artikel 33b wordt als volgt gewijzigd:
- 1.
Het derde lid komt te luiden:
3
De toekenning van de tegemoetkoming, voor zover die niet samenhangt met de toekenning van het ouderdomspensioen, vindt plaats zonder dat dit bij beschikking is vastgesteld. Artikel 9, achtste lid, is van overeenkomstige toepassing.
- 2.
Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot vijfde en zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4
De betaling van de tegemoetkoming geschiedt maandelijks tezamen met de betaling van het ouderdomspensioen.
- R.
In artikel 65 wordt ‘Overtreding van bepalingen van’ vervangen door: Een gedraging die in strijd is met.
- S.
Artikel 68 vervalt.