Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/27
27 Rechterlijk of feitelijk vermoeden/voorshands bewezenverklaring
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691659:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Het begrip omvat tevens het zogenoemde feitelijk vermoeden. Een feitelijk vermoeden is eveneens een rechterlijke werkzaamheid: de rechter geeft een bewijswaarderingsoordeel.
Bijv. op grond van schriftelijke verklaringen en/of een partijdeskundigenrapport. De onwaarschijnlijkheid van de stellingen van de wederpartij kan de rechter ook laten meewegen (bijv. HR 14 januari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4278, NJ 2000/236).
Asser 2004/44 (Asser Procesrecht/Asser 3 2023/303-305). Het laat wel ruimte voor de mogelijkheid dat later uit tegenbewijs zal blijken dat het anders ligt.
Tegenbewijs is het bewijs ten aanzien van feiten dat wordt geleverd door de partij die niet het bewijsrisico draagt van die feiten (Asser Procesrecht/Asser 3 2023/57).
Bij de vaststelling van causaliteit kan het begrip ‘res ipsa loquitur’ behulpzaam zijn; op grond van ervaringsregels wordt een aansprakelijkheidsvermoeden afgeleid. Zie bijv. HR 24 december 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1197, NJ 1994/214 (Leebeek/Vrumona): nu vaststond dat geprobeerd was de fles op een normale manier te openen en de fles ontplofte, wordt een vermoeden uitgesproken dat de oorzaak van de ontploffing een gebrekkige fles was.
Zie bijv. HR 26 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ8766, NJ 2013/261 (Bruscom): de partij die van een vermoeden profiteerde maakte na het leveren van tegenbewijs door de wederpartij geen gebruik van de mogelijkheid in contra-enquête nader bewijs van de voorshands bewezen feiten te leveren. Zie ook Asser Procesrecht/Asser 3 2023/56 en Rb. Noord-Holland 16 maart 2022, ECLI:NL:RBNHO:2022:2537.
De onbegrijpelijkheid van het oordeel van het hof zal door eiser in cassatie moeten worden aangetoond. Zie bijv. HR 6 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG7412, NJ 2009/417 met nt. Ch. Gielen.
Naast wettelijke vermoedens maakt de rechtspraak gebruik van rechterlijke vermoedens;1 de rechter maakt in dat geval een gevolgtrekking uit vaststaande feiten. Mogelijk zijn feiten die een partij aanvoert ter staving van haar vordering (of van haar bevrijdend verweer) voldoende gemotiveerd betwist om te verhinderen dat zij als vaststaand kunnen worden aangemerkt, maar is het zeer aannemelijk, vaak op grond van aanwezig bewijsmateriaal,2 dat die feiten zich inderdaad zo hebben toegedragen.3 In dat geval kan de rechter, terwijl op grond van de hoofdregel het bewijsrisico bij eiser (of verweerder) blijft, de stellingen van eiser (of verweerder) voorshands als bewezen aanmerken, behoudens tegenbewijs.4 Het bewijsrisico verschuift niet bij een rechterlijk vermoeden. De partij die stelplicht heeft wordt om deze reden van de bewijsleveringslast ontheven. De wederpartij kan tegenbewijs leveren. De wederpartij draagt in een dergelijk geval wel de bewijsleveringslast, maar niet het bewijsrisico. Het bewijsrisico rust op grond van de hoofdregel nog steeds bij de oorspronkelijke partij. Het vaststellen door de rechter van feiten langs de weg van een vermoeden kan mede geschieden met behulp van algemene ervaringsregels.5 Het oordeel wordt bij het eindvonnis definitief indien niet afdoende tegenbewijs wordt geleverd.
Voor het slagen van dit tegenbewijs is voldoende dat het ten behoeve van de partij op wie de bewijslast rust aangenomen bewijsvermoeden wordt ontzenuwd. Als het tegenbewijs in de enquête in zoverre succes heeft dat daarmee het rechterlijk vermoeden is ontzenuwd of verzwakt, zal de partij bij wie het bewijsrisico berust de contra-enquête niet ongebruikt voorbij moeten laten gaan. In geval van een uiteindelijk non liquet verliest de partij die oorspronkelijk van het rechterlijk vermoeden profiteerde de zaak alsnog.6
Hantering van rechterlijke vermoedens is een discretionaire bevoegdheid van de rechter. De uitspraak is van feitelijke aard en geldt niet als een in cassatie toetsbare rechtsbeslissing.7