Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.3.2.7:8.3.2.7 Duur van voorlopige hechtenis
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.3.2.7
8.3.2.7 Duur van voorlopige hechtenis
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Resp.: Raadkamerzitting 80; Raadkamerzitting 29; Raadkamerzitting 103; Raadkamerzitting 129.
Ibid. Dit laatste geldt in situaties waarin het opsporingsonderzoek nog niet is afgerond en met name als de ernstige bezwaren (nog) vrij mager zijn en/of de ‘onderzoeksgrond’ ten grondslag ligt aan de voorlopige hechtenis.
Interview advocaat I.
Hierbij wordt wel de kanttekening gemaakt dat dit vooral in de voorlopige hechtenispraktijk van volwassenen gebeurt.
Interview advocaat D.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Tijdens de geobserveerde voorgeleidingen en raadkamerzittingen werd af en toe door de advocaat verzocht om – mocht de vordering tot voorlopige hechtenis worden toegewezen – de duur van het bevel tot voorlopige hechtenis te beperken. Zo voerde advocaten tijdens een aantal raadkamerzittingen het (subsidiaire) verweer dat de duur van het bevel tot gevangenhouding beperkt zou moeten worden tot 30 dagen in plaats van de gevorderde 60 of 90 dagen of tot zeven of veertien dagen in plaats van de gevorderde 30 dagen.1 Als argumenten voor het beperken van de duur van de gevangenhouding werd onder meer naar voren gebracht dat hiermee “druk op de ketel” zou worden gehouden om de hulpverlenende instanties (lees: Raad voor de Kinderbescherming en/of jeugdreclassering) ertoe te bewegen snel met een schorsingsplan te komen, alsook om het Openbaar Ministerie vaart te laten maken met het onderzoek.2
Een geïnterviewde advocaat legt uit dat hij vooral tijdens voorgeleidingen bij de rechter-commissaris verzoekt om het inkorten van de duur van de voorlopige hechtenis, met name als hij meent dat het met het oog op een schorsing belangrijk is om de zaak zo spoedig mogelijk voor de raadkamer te brengen. Hierbij benadrukt de betreffende advocaat dat de inbewaringstelling weliswaar voor veertien dagen kan worden bevolen, maar dat dit het maximum is en dus niet hoeft te betekenen dat een dergelijk bevel altijd voor veertien dagen moet worden afgegeven.
“Vooral korter probeer ik ook wel bij de RC. Als er echt iets concreets is wat een belangrijke rol kan spelen met schorsing of wat dan ook, dan vraag ik altijd een kortere termijn. En dan kan het zijn dat de rechter zegt: ‘Waarom niet veertien?’ Ik zeg: ‘Ja, veertien is het maximum en de officier zit hier ook niet om dat toe te lichten waarom het maximum moet.’ Iedereen doet altijd maar veertien, maar waarom? Het is gewoon het maximum. Het kan ook zeven, tien, drie, twee, één, maakt allemaal niet uit.”3
Voorts wordt tijdens de interviews door verschillende advocaten opgemerkt dat (het verzoeken om) – wat één van de advocaten noemt – een “exotische termijn” in de praktijk nog wel eens voor verwarring kan zorgen bij het Openbaar Ministerie, waardoor de kans bestaat dat de raadkamerzitting te laat wordt ingepland en de termijn van de voorlopige hechtenis verloopt.4
“Als je dan een exotische termijn vraagt van weet ik veel, noem eens wat geks, achttien dagen, dan vertellen ze [het Openbaar Ministerie, YB] zich een keertje. Dat is wel weer grappig.”5
Gelet op de bovengenoemde ‘voordelen’ van een korte termijn van een bevel tot voorlopige hechtenis vanuit verdedigingsperspectief, is het evenwel opvallend dat tijdens het overgrote deel van de bijgewoonde voorgeleidingen en raadkamerzitting door de advocaat niet werd verzocht om een kortere termijn. Hierbij speelt mogelijk een rol dat de advocaat ook gedurende de voorlopige hechtenis een (tussentijds) verzoek kan indienen tot opheffing of schorsing van de voorlopige hechtenis en daarmee dus niet per se hoeft te wachten tot de volgende raadkamerzitting. Hiermee wordt echter de functie van een korte termijn als ‘pressiemiddel’ voor de hulpverlenende instanties en het Openbaar Ministerie onbenut gelaten.