Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.3.2.5:8.3.2.5 Schorsingsvoorwaarden
Voorlopige hechtenis in het Nederlandse jeugdstrafrecht (Meijers-reeks) 2017/8.3.2.5
8.3.2.5 Schorsingsvoorwaarden
Documentgegevens:
mr. drs. Y.N. van den Brink, datum 01-12-2017
- Datum
01-12-2017
- Auteur
mr. drs. Y.N. van den Brink
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
O.a. Voorgeleiding 10; Raadkamerzitting 29; Raadkamerzitting 119; Raadkamerzitting 136; Raadkamerzitting 146.
Interview advocaat A.
O.a. Interview advocaat B; Interview advocaat G; Interview advocaat K.
Interview advocaat G.
Interview advocaat F.
Interview advocaat H. En voorts.: Interview advocaat A; Interview advocaat I.
Interview advocaat E.
Interview advocaat K.
Interview advocaat B.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Als een advocaat een schorsingsverzoek doet, geeft hij doorgaans ook aan onder welke bijzondere voorwaarden de voorlopige hechtenis in zijn optiek zou moeten worden geschorst. De geïnterviewde advocaten stellen daarbij kritisch te kijken naar de schorsingsvoorwaarden die door de Raad en/of de jeugdreclassering worden voorgesteld. Sommige geïnterviewde advocaten merken in dit verband op dat zij in ernstige zaken minder kritisch zijn, omdat zij dan vooral blij zijn als er geschorst wordt en hun cliënt op vrije voeten wordt gesteld, ongeacht de voorwaarden die hieraan worden verbonden. Tijdens het observatieonderzoek kwam naar voren dat advocaten, vooral in ernstige zaken, tijdens de voorgeleiding of raadkamerzitting soms ook zelf strikte schorsingsvoorwaarden – zoals huisarrest, een avondklok of een intensief begeleidingstraject, inclusief elektronisch toezicht – aandragen om de rechter(s) tot een schorsing te bewegen.1 In dit verband wordt tijdens de interviews door verschillende advocaten gesteld dat minderjarige verdachten soms zo graag naar huis willen dat zij zelf met alle voorwaarden akkoord willen gaan die nodig zijn om de voorlopige hechtenis geschorst te krijgen.
“Uiteindelijk zit je natuurlijk ook nog gewoon met een pragmatische situatie van een jongere die vast zit en die graag vrij wil zijn. Ik bedoel: dat wil iedereen die vast zit, die wil graag vrij zijn. En dat is dan soms niet anders mogelijk dan met schorsingsvoorwaarden, die ook wel echt af en toe wel heel beperkend kunnen zijn. En daar kan je je ook afvragen: ‘is dat nou een eerlijk proces en hoe weeg je dat dan af?’ Maar uiteindelijk wil die jongen op dat moment vrij zijn en heb je dus liever dat hij dan maar vrij is met schorsingsvoorwaarden dan dat hij daar langer zit [in de justitiële jeugdinrichting, YB].”2
Tegelijkertijd wordt door geïnterviewde advocaten naar voren gebracht dat zij zich doorgaans kritisch opstellen ten aanzien van de “proportionaliteit”, “redelijkheid”, “praktische haalbaarheid” en “effectiviteit” van de door de Raad of jeugdreclassering voorgestelde schorsingsvoorwaarden.3 Voorkomen moet worden dat een “overkill” aan bijzondere voorwaarden wordt opgelegd en dat de beperkingen die deze voorwaarden met zich brengen in de weg staan aan activiteiten die van belang zijn voor de positieve ontwikkeling van de minderjarige.4 Tegelijkertijd willen advocaten geen afbreuk doen aan het advies van de Raad of jeugdreclassering om de voorlopige hechtenis te schorsen door alle in dat advies voorgestelde schorsingsvoorwaarden resoluut af te wijzen. Een advocaat geeft tijdens een interview een voorbeeld van de wijze waarop hij tijdens een voorgeleiding of raadkamerzitting tactvol probeert invloed uit te oefenen op de schorsingsvoorwaarden – in dit geval een avondklok – zonder de steun van de Raad te verliezen:
“Op het moment dat ik dit [de door de Raad voorgestelde schorsingsvoorwaarden, YB] bespreek [met de minderjarige cliënt, YB], voorafgaand aan de voorgeleiding, en ik hoor bijvoorbeeld: ‘ik heb wel voetbal tot acht of negen’ of ‘ik heb een bijbaan en ik werk ook in de avonduren’, dan zou ik zeggen: ‘Het is natuurlijk heel positief dat de Raad voor de Kinderbescherming schorsing verzoekt of adviseert. Ik sluit me daar geheel bij aan, maar de avondklok [als schorsingsvoorwaarde, YB] zou toch wel in die zin problemen opleveren, omdat het de bijbaan van mijn cliënt in gevaar brengt – of het voetballen – wat eigenlijk heel belangrijk is, want daarmee heeft hij natuurlijk ook wel een dagbesteding. Dus ik zou u toch wel willen verzoeken om daarnaar te kijken. Wellicht dat de Raad voor de Kinderbescherming daar nog iets over kan zeggen, of moeder.’ Zo probeer ik toch wel een beetje dat er meer mensen zijn die erachter kunnen staan.”5
De percepties van de geïnterviewde advocaten over de rechtvaardiging en de grenzen van de inzet van schorsingsvoorwaarden om genoemde doelen na te streven, lopen sterk uiteen. Zo wordt tijdens de interviews door een aantal advocaten gesteld dat bij het bepalen van de bijzondere voorwaarden die aan een schorsing worden verbonden “niet enkel het hulpverleningsperspectief” leidend zou mogen zijn en dat er op zijn minst een duidelijk verband zou moeten zijn met het strafbare feit waarvan de minderjarige wordt verdacht en de gronden van het bevel tot voorlopige hechtenis.6 Een andere geïnterviewde advocaat stelt daarentegen geen principiële bezwaren te hebben tegen een brede inzet van hulpverlening tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis:
“Omdat je vaak wel ziet dat heel veel dingen [lees: problemen op verschillende leefgebieden en delictgedrag, YB] met elkaar samen hangen. En de insteek is natuurlijk wel om te zorgen dat die jongens niet meer terugkomen. Dat ze niet meer met justitie in aanraking komen. (…) Dat [een brede inzet van hulpverlening in de vorm van schorsingsvoorwaarden, YB] is niet iets waar ik principiële bezwaren tegen heb. Maar goed, er zijn advocaten die daar waarschijnlijk ongetwijfeld veel kritischer over zijn, maar ik ben vaak ook wel een beetje geneigd om in het grotere geheel te denken wat dat betreft zeg maar.”7
Deze uiteenlopende percepties over het gebruik van de schorsing en schorsingsvoorwaarden weerspiegelen de uiteenlopende taakopvattingen van advocaten in jeugdstrafzaken, zoals beschreven in paragraaf 8.3.1.2.
Voorts is het opvallend dat lopende het observatieonderzoek door advocaten slechts sporadisch werd verzocht om beperking van de duur van de schorsingsvoorwaarden, terwijl artikel 27, derde lid BTJ de rechter wel voorziet in de mogelijkheid om de aan de schorsing verbonden bijzondere voorwaarden in tijdsduur te beperken. Desgevraagd herkent een geïnterviewde advocaat zichzelf hier echter niet in. De betreffende advocaat geeft aan dat hij zich in jeugdzaken doorgaans kritisch opstelt ten opzichte van de tijdsduur van de schorsingsvoorwaarden, omdat het volgens hem ook op pedagogische gronden niet wenselijk is dat beperkende voorwaarden lang voortduren:
“Ik vind met bijzondere voorwaarden, zoals een contactverbod, gebiedsverbod, avondklok, daarvan vind ik twee maanden eigenlijk wel genoeg. Ik vind het ook niet goed hoor om een jongen de hele tijd binnen te houden. Ze moeten gewoon kunnen blijven functioneren in de maatschappij en daar is een onderdeel van dat je ’s avonds leert omgaan met je verantwoordelijkheden. En ook voor ouders: die moeten daar ook op kunnen toezien. Het wordt ergens ook wel de ouders en maatschappij heel makkelijk gemaakt als dat maar oneindig zou blijven. Dat is niet hoe de wereld werkt. In de wereld moet je leren omgaan met je verantwoordelijkheden. Dat je daar even in geremd wordt is goed, zeker bij jongeren die echt overlast veroorzaken. Dat begrijp ik goed, maar het is niet zo dat je iemand maar altijd ’s avonds binnen kan houden.”8
Andere geïnterviewde advocaten herkennen zich daarentegen wel in het beeld dat advocaten in hun pleidooi voor een schorsing veelal geen aandacht besteden aan de tijdsduur van de daaraan te verbinden voorwaarden. Zo erkent een advocaat:
“Ik ben daar niet heel kritisch in dan. Daar zou ik misschien scherper op moeten zijn of kunnen zijn in bepaalde gevallen. Maar ik merk dan dat als dat belastend wordt voor mensen dat ze dan zelf wel aan de bel trekken en dat ik dan altijd een verzoek kan gaan doen om dat [lees: de schorsingsvoorwaarden, YB] te gaan wijzigen.”9
Zoals in paragraaf 8.3.1.1 is beschreven, lijkt de mogelijkheid om gedurende de schorsing verzoeken tot wijziging van de schorsingsvoorwaarden in te dienen echter niet per definitie een sterke waarborg te zijn tegen lang voortdurende schorsingsvoorwaarden, nu verschillende geïnterviewde advocaten aangeven dat in de praktijk een verzoek tot wijziging van de voorwaarden slechts wordt ingediend als de minderjarige en/of zijn ouders hiertoe zelf het initiatief nemen en contact opnemen met de advocaat.