Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/361c
361c De bewoordingen van de wet impliceren dat aan verweerder een verweermiddel wordt verschaft
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691535:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie daarover Hijma 2016b/28.
Vgl. HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810, r.o. 3.6, NJ 2019/446 met nt. Jac. Hijma (Eigen Haard/Y).
HR 10 augustus 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0673, NJ 1992/715 (Lensink/Koppenhagen). Zie voor de gezichtspunten (alle omstandigheden van het geval): HR 31 december 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC1217, NJ 1994/317 (Abbas/Woningbouwvereniging ‘s-Gravenhage) en HR 27 november 1998, ECLI:NL:HR:1999:ZC2789, NJ 1999/197 (De Bruin/Meiling).
HR 22 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA4122, NJ 2007/343 (Fisser/Tycho), JBPr 2007/64 met nt. K. Teuben.
HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810, r.o. 3.6, NJ 2019/446 met nt. Jac. Hijma (Eigen Haard); dit arrest wordt in nr. 374 behandeld.
W.L. Valk, Stelplicht & Bewijslast, commentaar op art. 3:296 BW: ‘Eiser kan volstaan met het stellen en zo nodig bewijzen van de verplichting; de afdwingbaarheid van de verplichting hoeft hij niet te bewijzen.’
Bij wettelijke bepalingen waar bepaalde woorden worden gebruikt, is duidelijk dat verweerder een beroep zal moeten doen op de uitzondering en de rechter de uitzondering niet ambtshalve mag toepassen: bijvoorbeeld bepalingen met een ‘tenzij’, een ‘behalve’ (art. 5:67 lid 2 BW) en een ‘behoudens’ (art. 5:50 lid 4 en 6:162 lid 2 BW) in een bijzin.
Voorbeelden van wetsartikelen met bepaalde woorden
Bij een vordering op grond van art. 6:74 BW mag de rechter de vraag of een tekortkoming niet-toerekenbaar is (het overmachtsverweer, ingeleid met het woord ‘tenzij’), niet ambtshalve opwerpen.
Zinsneden na het woord ‘tenzij’ in art. 6:237 onder c, j, k en n BW en de zinsneden na het woord ‘behoudens’ in art. 6:237 onder h en i BW geven aan dat de gebruiker een beroep zal moeten doen op de uitzondering.1
De gebruikte woorden houden in dat de stelplicht op de partij rust ten behoeve van wie de uitzondering is gemaakt; deze partij zal door rechtsfeiten te stellen een beroep moeten doen op de uitzondering.2 Activiteit van de verweerder wordt verwacht om een uitzondering op de regel te formuleren. Consequentie van de formulering van deze bewoordingen in wetsbepalingen is dat wanneer de feiten die eiser heeft gesteld komen vast te staan, en verweerder geen beroep doet op de uitzondering, de rechter de vordering zal toewijzen. Eiser zal de feiten die worden gesteld door verweerder gemotiveerd moeten betwisten om te voorkomen dat de rechter die feiten als vaststaand aanmerkt.
Voorbeelden van de consequentie van de woorden
De rechter mocht tot voor kort niet ambtshalve treden in een onderzoek naar de vraag of een tekortkoming ernstig genoeg is om ontbinding te rechtvaardigen (art. 6:265 lid 1 BW);3 het was aan de tekortschietende partij om zich op deze uitzondering te beroepen.4 Sinds het Eigen Haard-arrest mag de rechter (onder de voorwaarde dat het grondslagverweer hiervoor relevante feiten vermeldt) ambtshalve onderzoeken of de tekortkoming de ontbinding met haar gevolgen rechtvaardigt, ook indien de tekortschietende partij daarop geen beroep doet.5
De drie uitzonderingen genoemd in art. 3:296 lid 1 BW: “Tenzij uit de wet, de aard der verplichting of uit een rechtshandeling anders volgt (…)”, dienen te worden gelezen als door de schuldenaar in te roepen verweermiddelen en niet als van rechtswege werkende beperkingen van het recht op nakoming.6