Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/80
80 Andere grondlagen van tenietgegaan
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691865:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Het beroep op verrekening is een bevrijdend verweer aangezien de betalingsverbintenis waarvan eiser nakoming vordert daardoor tenietgaat; zie nr. 250.
Een vordering gaat teniet door een overeenkomst van de schuldeiser met de schuldenaar waarbij hij van zijn vordering afstand doet. Zie HR 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:975, NJ 2018/279 met Red. Aant., Bb 2018/73 met nt. M.R. Ruygvoorn (Citadel/Bela) en HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2098, RvdW 2014/92 (Prorail/X), besproken in nr. 242.
Nakoming van dit recht kan niet langer in rechte worden gevorderd (de zwakke werking van verjaring); het erdoor beschermde recht blijft bestaan (een natuurlijke verbintenis). Ingeval van een natuurlijke verbintenis onthoudt de wet of een rechtshandeling aan de verbintenis de afdwingbaarheid (Asser/Sieburgh 6-I 2020/73). Eventuele mogelijkheden tot verrekening kunnen blijven bestaan.
Bijv. primair: ‘er bestaat geen causaal verband’ en subsidiair: ‘de vordering is verjaard’.
HR 16 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1108, NJ 2017/266 met Red. Aant., JIN 2017/143 met nt. M.A.J.G. Janssen (Grafsschafter Volksbank/Platvoet). Zie art. 7:852 lid 1 BW. De stelplicht en bewijslast van het bestaan van de borgtocht en de hoofdschuld berusten in beginsel op de schuldeiser en op de borg rust de last te stellen en zo nodig te bewijzen dat de hoofdschuld is tenietgegaan (conclusie A-G R.H. de Bock, ECLI:NL:PHR:2017:234 randnr. 1.8).
Rb. Utrecht 20 mei 2009, RBUTR:2009:BI4713.
Andere grondslagen waarbij gedaagde zich erop beroept dat een verbintenis is tenietgegaan zijn: verrekening (art. 6:127 BW),1 schuldvermenging (art. 6:161 BW) of een beroep op afstand van een vorderingsrecht (art. 6:160 lid 2 BW), waaronder kwijtschelding.2
Daarnaast gaat een rechtsvordering teniet door extinctieve verjaring (art. 3:306 e.v. BW).3
Hierna volgen twee toepassingen van een beroep op tenietgegaan zijn van een verbintenis. In de voorbeelden wordt ervan uitgegaan dat eiser heeft voldaan aan zijn stelplicht. Verweerder kan ook primair verweer voeren met een gemotiveerde betwisting en subsidiair een beroep doen op het feit dat de verbintenis is tenietgegaan.4
Voorbeelden
Borgstelling
De borg die door de schuldeiser wordt aangesproken tot betaling en het verweer voert dat de verbintenis van de hoofdschuldenaar niet meer bestaat omdat de hoofdschuldenaar reeds heeft betaald en dat de schuld daardoor is tenietgegaan, voert een bevrijdend verweer. Evenals het geval zou zijn indien de hoofdschuldenaar dat verweer zou voeren, rust de bewijslast van de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden op degene die dat bevrijdend verweer voert, in dit geval dus op de borg.5
Verrekening
“Gedaagde beroept zich op het rechtsgevolg van de door haar gestelde bonusafspraak, te weten verrekening van de daaruit voortvloeiende vordering met haar schuld aan Grolsch. Gedaagde draagt op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv de bewijslast van de door haar gestelde bonusafspraak.”6