Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/76:76 Introductie
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/76
76 Introductie
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691701:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zoals in Hoofdstuk 1 is aangegeven, wordt in dit onderzoek het begrip bevrijdend verweer als overkoepelende term gebruikt en omvat de term ‘bevrijdend verweer’ zowel ‘rechtsvernietigend verweer’ als ‘rechtsverhinderend verweer’.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Voor de terreinverkenning wordt begonnen met enkele definities van het fenomeen bevrijdend verweer (3.1). Vervolgens wordt aandacht besteed aan het rechtsvernietigend bevrijdend verweer en een rechtsverhinderend bevrijdend verweer.1
Bij een rechtsvernietigend bevrijdend verweer (3.2) doet verweerder een beroep op het rechtsgevolg dat de verbintenis waarop eiser recht had is tenietgegaan. Verweerder beroept zich op het rechtsgevolg van de door hem gestelde nakoming.
In geval van een rechtsverhinderend verweer (3.3) geeft verweerder aan dat hij gerechtigd is de door eiser gestelde prestatie niet te verrichten: verweerder voert aan dat het feitencomplex dat eiser stelt wordt overruled door het feitencomplex, zoals door hem gesteld.
Of het maken van een onderscheid tussen beide typen van bevrijdend verweer noodzakelijk is of anderszins nuttig komt aan de orde in 3.4. Daarbij wordt het in het spraakgebruik bekende adagium ‘ja, maar’-verweer tegenover het ‘nee, want’-verweer onder de loep genomen. De volgorde van de behandeling van primair en subsidiair aangevoerde verweren wordt besproken (3.5); in dat kader wordt de term ‘sprongbeslissing’ geïntroduceerd.
Afgesloten wordt met een conclusie.