De exhibitieplicht
Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/12.5.1.2:12.5.1.2 Het tijdstip van instellen van een incidentele vordering
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/12.5.1.2
12.5.1.2 Het tijdstip van instellen van een incidentele vordering
Documentgegevens:
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS375933:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Snijders (Burgerlijke Rechtsvordering), art. 208, aant. 2; zie voor een voorbeeld van een incident in een latere fase van de procedure: Rb. Arnhem 10 juni 2009, LJN BI8319(Talkline/Ares World-wide).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De keuze van procespartijen voor gebruikmaking van een incidentele vordering is ook begrijpelijk, nu deze vordering door elk van beide partijen kan worden ingesteld én het instellen daarvan kan geschieden in elke fase van het geding. Art. 208 Rv bepaalt immers dat incidentele vorderingen worden ingesteld bij dagvaarding of bij latere met redenen omklede conclusie. Dat betekent, dat deze vorderingen vóór, gelijktijdig met en na het eerste inhoudelijke processtuk ingediend kunnen worden.1 Deze in beginsel onbeperkte mogelijkheid om incidentele vorderingen in te dienen sluit ook goed aan op de praktijk bij bewijslevering, nu het debat zowel in de aanvang als in een latere fase van de procedure aanleiding kan geven tot het opvragen van bescheiden en brengt de bevoegheden van partijen op één lijn met die van de rechter, die immers ook in elke fase van het geding een bevel tot verstrekking van bescheiden kan geven.