De exhibitieplicht
Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/12.5.1.4:12.5.1.4 Afdoening van het incident zonder mondelinge behandeling
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/12.5.1.4
12.5.1.4 Afdoening van het incident zonder mondelinge behandeling
Documentgegevens:
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS380734:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Hendrikse & Jongbloed (red.) 2007, p. 274.
Art. 2.13 Landelijk reglement voor de civiele rol bij de rechtbanken.
Rb. Utrecht 12 september 2007, LJN BB3722, r.o. 2.1 (OPG/Quigley c.s.).
Art. 2.11 Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Art. 208 Rv bepaalt over de verdere procesgang dat een conclusie van antwoord in het incident (art. 128 Rv) genomen kan worden en dat desgewenst pleidooi (art. 134 Rv) gevraagd kan worden. Dat naar de letter de mogelijkheid om te pleiten wordt geboden, berust mogelijk1 op een misverstand: het wetsvoorstel voorzag aanvankelijk in de mogelijkheid dat pleidooi ter voorkoming van onredelijke vertraging van de procedure geweigerd zou kunnen worden. Later werd die tekst vervangen door de bepaling, dat pleidooi kan worden geweigerd, indien partijen hun standpunt op een comparitie voldoende hebben kunnen toelichten. Verzuimd werd toen om een mogelijkheid te handhaven, waarmee pleidooi in incidenten geweigerd zou kunnen worden.
In het Landelijk Reglement voor de Civiele Rol bij de Rechtbanken werd aanvankelijk de letterlijke tekst van de wet niet gevolgd, doch het uitgangspunt gekozen dat bij incidenten na antwoord zonder meer uitspraak wordt gedaan en derhalve zonder dat wordt gevraagd hoe partijen de procedure willen voortzetten.2 In de praktijk kwam het echter wel voor, dat in een incident over verstrekking van bescheiden pleidooi plaatsvindt.3 In het thans geldende Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de rechtbanken komt de uitzondering niet meer voor, zodat partijen ook bij incidenten kunnen aangeven, of zij pleidooi wensen.4