RvdW 2024/912:Herziening. Faillissementsfraude in vastgoedmarkt. Medeplegen bedrieglijke bankbreuk (meermalen gepleegd) in faillissementen van vennootschap (holding) van vader van verdachte en van vader in privé (art. 341 sub a (oud) Sr), in geval van faillissement ter bedrieglijke verkorting van rechten van schuldeisers enig goed aan boedel onttrekken (art. 344 lid 1 (oud) Sr) en (feitelijk leiding geven aan) schuldwitwassen (door rechtspersoon) (meermalen gepleegd) (art. 420quater lid 1 sub b Sr). Aangevoerd wordt dat uit arrest van civiele kamer hof volgt dat benadelingsbedrag aanzienlijk lager is dan waar in strafrechtelijke procedure vanuit is gegaan en dat strafkamer hof, zou het bekend zijn geweest met dit bedrag, lagere straf of geen straf aan aanvrager zou hebben opgelegd, art. 457 lid 1 sub c Sv. Daarmee wordt miskend dat onder ‘minder zware strafbepaling’ a.b.i. art. 457 lid 1 sub c Sv moet worden verstaan strafbepaling met minder zware strafbedreiging. Oplegging door rechter van andere (minder zware) sanctie of achterwege laten van oplegging van sanctie valt daar niet onder. Aanvraag n-o.