De lading is inmiddels vernietigd. Dat staat aan de ontvankelijkheid van dit beroep niet in de weg, HR 14 december 2004, ECLI:NL:HR:AR4905, NJ 2006,64.
HR, 12-12-2023, nr. 22/02725
ECLI:NL:HR:2023:1738
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12-12-2023
- Zaaknummer
22/02725
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2023:1738, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑12‑2023; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2023:885
ECLI:NL:PHR:2023:885, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 31‑10‑2023
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2023:1738
- Vindplaatsen
Uitspraak 12‑12‑2023
Inhoudsindicatie
Beschikking Rb op vordering OvJ ex art. 552f.2 Sv tot onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen 717 kilo verpulverde/vermalen bast van plant Mimosa Hostilis, art. 36b.1.4 Sr, ‘bewerken’ a.b.i. art. 2.B Opiumwet en ‘preparaat’ a.b.i. art. 1.1.c en lijst I Opiumwet. Kon Rb oordelen dat verpulverde bast van plant onder lijst I Opiumwet valt en daardoor vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer, nu plant niet op lijst van Opiumwet staat maar wel stof (DMT) bevat die is vermeld op lijst I? HR: art. 81 lid 1 RO. Vervolg op 22/00593 B (niet gepubliceerd; geen middelen ingediend, betrokkene n-o).
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 22/02725 B
Datum 12 december 2023
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 20 juni 2022, nummer RK 22/008705, op een vordering als bedoeld in artikel 552f lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[belanghebbende],
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: de belanghebbende.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de belanghebbende. Namens deze heeft D.J.M. Dammers, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 december 2023.
Conclusie 31‑10‑2023
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Beschikking tot onttrekking aan het verkeer van gedroogde en vermaalde Mimosa Hostilis, een plant die van nature DMT bevat dat op Lijst I van de Opiumwet staat. Falend middel dat drogen en vermalen door de rechtbank ten onrechte als bewerking is aangemerkt. De conclusie stekt tot verwerping van het cassatieberoep (art. 81 RO).
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 22/02725 B
Zitting 31 oktober 2023
CONCLUSIE
A.E. Harteveld
In de zaak
[belanghebbende],
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: de belanghebbende
1. Bij beschikking van 20 juni 2022 van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem is de vordering van de officier van justitie ex art. 557f Sv toegewezen, is een lading van 717 kilogram verpulverde bast van de plant Mimosa Hostilis onttrokken aan het verkeer en is de belanghebbende een geldelijke vergoeding toegekend vanwege die onttrekking aan het verkeer.1.
2. Het cassatieberoep is ingesteld namens de belanghebbende en D.J.M. Dammers, advocaat te Amsterdam, heeft een middel van cassatie voorgesteld.
3. Het middel
3.1
Het middel klaagt over het oordeel van de rechtbank dat de 717 kilo verpulverde bast van de plant Mimosa Hostilis onder lijst I van de Opiumwet valt (en daarvoor vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer).
3.2
De bestreden uitspraak houdt in:
“Feiten
Op 4 augustus 2021 is onder [belanghebbende] een lading van 717 kilogram bruin poeder inbeslaggenomen. Dit bruine poeder betrof de verpulverde of vermalen bast van de Mimosa Hostilis. Mimosa Hostilis is een plant die van nature de stof DMT (N,N-dimehyltrypatemine [ AEH: kennelijk is bedoeld N,N-dimehyltryptamine]) bevat. De plant zelf komt niet voor op lijst I van de Opiumwet, de stof DMT wel.
Belanghebbende importeert sinds 2015 de boomschors van deze plant in gemalen vorm vanuit Mexico. In Mexico worden de delen van de schors van de Mimosa Hostilis eerst een paar dagen in de zon gelegd ter droging en vervolgens worden ze in een fabriek vermalen tot poedervorm.
Er zijn meermalen soortgelijke ladingen onder belanghebbende inbeslaggenomen die vervolgens weer werden teruggegeven.
Belanghebbende verkoopt de Mimosa Hostilis in poedervorm aan bedrijven die er onder meer cosmeticaproducten mee produceren. Belanghebbende heeft in de disclaimer en algemene voorwaarden opgenomen dat het gebruik van Mimosa Hostilis voor het ontwikkelen van verdovende middelen wordt afgekeurd en dat bij het vermoeden daarvan de koop wordt ontbonden en de klantrelatie wordt beëindigd.
De inbeslaggenomen lading is door het Douane Laboratorium te Amsterdam onderzocht.
Vastgesteld is dat het inbeslaggenomen poeder de stof N,N-dimehyltrypatemine bevat.
Beoordeling onttrekking aan het verkeer
Onttrekking aan het verkeer naar aanleiding van een onderhavige vordering (552f Sv) kan alleen worden opgelegd als er een relatie is tussen het inbeslaggenomen voorwerp en een strafbaar feit, als het ongecontroleerde bezit van het voorwerp in strijd is met de wet of het algemeen belang en als er geen vervolging in de hoofdzaak wordt ingesteld.
De officier van justitie heeft meegedeeld dat zij vanwege het vertrouwensbeginsel niet tot vervolging zal overgaan.
De vraag die thans voorligt, is of Mimosa Hostilis in poedervorm valt onder lijst I van de Opiumwet en daarmee vatbaar is voor onttrekking aan het verkeer.
De rechtbank acht hierbij het volgende van belang:
Op grond van artikel 2 van de Opiumwet is het onder andere strafbaar een middel van lijst I van de Opiumwet in te voeren of aanwezig te hebben. Een middel is een substantie of een preparaat: Onder substantie wordt onder meer begrepen een stof van plantaardige oorsprong, waaronder, een plant of delen van een plant (artikel 1, lid 1 sub b Opiumwet). Een preparaat is volgens artikel 1, lid 1 sub c van de Opiumwet een vast of vloeibaar mengsel van substanties.
Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de Opiumwet geen betrekking heeft op (delen van) planten die weliswaar van nature substanties bevatten die voorkomen op de bij de Opiumwet behorende lijsten, maar daarop niet zelf zijn vermeld. Dit is anders als de (delen van) planten een bewerking hebben ondergaan, zoals drogen, stampen, malen en verwerking bijvoorbeeld in etenswaren (zie onder andere ECLI:NL:HR: 1997:ZD0865 en ECLI:NL:HR:2012:BX6729). Onder de term bewerken moet de betekenis worden verstaan die daar in het normale spraakgebruik aan toekomt (ECLI:NL:HR:2012:BX6729).
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de inbeslaggenomen Mimosa Hostilis is bewerkt. Immers, onder bewerking wordt in het normale spraakgebruik verstaan: door werken voor iets geschikt maken of iets een bepaalde vorm geven (Van Dale). In dit geval is sprake van het bewerken van de boomschors tot een poeder door droging en vermaling. Zo is een mengsel ontstaan van stoffen van plantaardige oorsprong waarin de verboden stof N,N-dimethyltryptamine, DMT is aangetroffen. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat de inbeslaggenomen Mimosa Hostilis in poedervorm een preparaat als bedoeld in de Opiumwet is en daarmee een verboden middel in de zin van de Opiumwet,
Nu sprake is van een relatie met het strafbare feit (de invoer van het verboden middel) en het ongecontroleerde bezit van het middel in strijd is met de wet, is de inbeslaggenomen Mimosa Hostilis vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.”
3.3
De rechtbank heeft geoordeeld dat in casus sprake is van “bewerken” en heeft, naast enkele voorbeelden van bewerken uit de jurisprudentie, ook aansluiting gezocht bij het eveneens uit de jurisprudentie ontwikkelde criterium van het normale spraakgebruik van wat onder bewerken moet worden verstaan.
3.4
Buiten kijf is dat:
- de plant Mimosa Hostilis als zodanig niet op de Opiumwet lijst I (of II) staat vermeld;
- deze plant van nature een stof bevat die wél op lijst I van de Opiumwet staat vermeld;
- het invoeren van de plant of delen van de plant die een bewerking hebben ondergaan, een strafbaar feit oplevert; en
- de schors is gedroogd, vermalen en vervolgens in poedervorm in Nederland is binnengebracht.
3.5
In HR 23 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX6729, NJ 2012/616 ging het om Acacia Mixture (verbrokkelde DMT-bevattende acaciabladen vermengd met passiebloem of enig ander product).2.Daarin overwoog de Hoge Raad in rechtsoverweging 2.3:
“De term "bewerken", zoals deze voorkomt in art. 2 Opiumwet, is - in aanmerking genomen dat noch de tekst van de Opiumwet noch de geschiedenis van die wet iets inhouden omtrent een aan die term toe te kennen specifieke betekenis - te verstaan in de betekenis die daaraan in het normale spraakgebruik toekomt (vgl. HR 15 oktober 2002, LJN AE6876, NJ 2003/82). Gelet hierop geeft het oordeel van het Hof dat de handelingen van de verdachte moeten worden aangemerkt als "bewerken" in voormelde zin, niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting.”
3.6
Een andere plant die DMT bevat is ayahuasca. De invoer van deze plant in onbewerkte vorm zal ook niet strafbaar zijn. Wel in gedroogde of vloeibare vorm.3.De plant wordt veelal gebruikt om thee van te maken, waar een hallucinerende werking aan wordt toegedicht.
3.7
Het oordeel van de rechtbank dat het drogen en vermalen van de bast van de Mimosa Hostilis “bewerken” oplevert, is onjuist noch onbegrijpelijk. Anders dan de steller van het middel wil, heeft de rechtbank niet al te gemakkelijk aansluiting gezocht bij het normale spraakgebruik zoals in het arrest van de Hoge Raad van 23 oktober 2012 is aangegeven, maar ook en terecht verwezen naar een arrest waarin het drogen en (ver)malen, als voorbeeld van een vorm van “bewerken” is genoemd, te weten Hoge Raad 18 november 1997, ECLI:NL:1997:ZD0865, NJ 1998/213. Ik citeer daaruit rechtsoverweging 4.6:
“…Voorzover het middel echter berust op de opvatting dat ook indien de hier in het geding zijnde paddestoelen enige bewerking hebben ondergaan zoals drogen, stampen, malen en verwerking bijvoorbeeld in etenswaren geen sprake is van een verboden middel kan het echter niet tot cassatie leiden, aangezien bedoelde opvatting onjuist is. Immers de Opiumwet moet, voorzover te dezen van belang, worden uitgelegd in het licht van hetgeen is bepaald in het Psychotrope Stoffen Verdrag (Verdrag van 21 februari 1971, Trb. 1989, 129), waarnaar lijst I onder C van de bij die wet behorende lijst ook verwijst. Uit dat verdrag en het "Commentary on the Convention On Psychotropic Substances, done at Vienna on 21 February 1971, United Nations New York, 1976 E/CN 7/589", moet worden afgeleid dat paddestoelen als waarvan hier sprake is, slechts dan niet onder de op lijst I onder C vermelde verboden middelen vallen indien deze niet enigerlei bewerking hebben ondergaan.”4.
3.8
In de schriftuur wordt onder punt 6 nog geklaagd dat de rechtbank rept van een mengsel (en een preparaat) en dat “door” het mengen de verboden stof DMT is ontstaan. Dat is echter niet wat de rechtbank heeft overwogen. De rechtbank heeft overwogen dat in het mengsel de verboden stof DMT is aangetroffen. Die klacht geeft dus blijk van een onjuiste lezing van de beschikking.
3.9
In de Opiumwet wordt in art. 1 lid 1 onder d. “middel” gedefinieerd als: substantie of preparaat. Ook die twee termen zijn in art. 1 lid 1 Opiumwet verder gedefinieerd. Een substantie (onder b.) is een stof van menselijke, dierlijke, plantaardige of chemische oorsprong, daaronder begrepen dieren, planten, delen van dieren of planten, alsmede micro-organismen. Een preparaat (onder c.) is een vast of vloeibaar mengsel van substanties.
3.10
In het arrest van de Hoge Raad van 23 oktober 2012 was er sprake van een mengsel - de delen van de plant waren vermengd met onder andere passiebloem. In de onderhavige zaak is niets toegevoegd, maar het poeder bevat zowel de verboden stof DMT als plantaardige resten; het poeder bestaat dus niet puur uit DMT. Het kan daarom als preparaat worden aangemerkt en is daarmee een middel dat in enige bewerkte vorm – hier in poedervorm - verboden is in te voeren.
3.11
Overigens zou men ook aan een substantie kunnen denken, in het geval er buiten de (delen van de) plant niets wordt toegevoegd. In het al genoemde HR 5 november 2002, NJ 2002/488 werd het uit het kweekbed verwijderen en het ter droging op matten en/of netten uitspreiden van de geoogste paddestoelen een bewerking genoemd die tot gevolg heeft dat de paddestoel een preparaat wordt in de zin van het Psychotrope Stoffen Verdrag en de Opiumwet. Veel verschil met de bewerkingswijze in de onderhavige zaak zie ik niet.
3.12
Hoe dan ook, zowel een preparaat als een substantie komen voort uit enige bewerking en beide zijn een middel in de zin van art. 1 Opiumwet, zodat het onderscheid in strafrechtelijke zin niet van belang is.
3.13
Het middel faalt en kan met een aan art. 81 lid 1 RO ontleende motivering worden afgedaan.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
5. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 31‑10‑2023
De Hoge Raad duidde de acacia in deze zaak ook aan als “Mimosa Hostilis”, rov 2.2.2.
HR 1 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1456. Vgl. eveneens HR 5 november 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE2094, NJ 2003/488 m.nt. Schalken (bewerkte paddestoelen). De invoer van weer iets anders, qat (de bladeren en takjes van de plant Catha Edulis Forsk), is ook verboden, maar dat middel staat als zodanig vermeld op lijst II van de Opiumwet. Zie het arrest hof Amsterdam van 18 december 2019, 23-002168-18, bij de Hoge Raad aan de orde geweest op 8 december 2020, onder nummer 19/05895: art. 80a zonder standpunt AG.
De officier van justitie repte volgens de toelichting op het middel over “noemenswaardige” bewerkingen en sloot bijvoorbeeld kauwen en roken als bewerking uit. De Hoge Raad bezigt de woorden “enige” bewerking. “Mengen” is ook bewerken, HR 15 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE6876.