Einde inhoudsopgave
Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie
Artikel 72
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2013
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2014.
- Bronpublicatie:
22-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1023/2013)
- Inwerkingtreding
01-11-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-10-2013, PbEU 2013, L 287 (uitgifte: 29-10-2013, regelingnummer: 1023/2013)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Ambtenarenrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Volgens een door de tot aanstelling bevoegde gezagsorganen van de instellingen van de Unie in onderlinge overeenstemming en na advies van het Comité voor het Statuut vastgestelde regeling zijn de kosten in geval van ziekte van de ambtenaar, zijn echtgenoot, wanneer deze niet onder toepassing van enig andere wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling prestaties van dezelfde aard of dezelfde hoogte kan verkrijgen, zijn kinderen en andere personen die in de zin van artikel 2 van bijlage VII te zijnen laste komen, tot ten hoogste 80 % gedekt. Dit percentage wordt verhoogd tot 85 voor de volgende prestaties: consulten en visites, operaties, ziekenhuisopneming, geneesmiddelen, radiologisch onderzoek, analyses, laboratoriumonderzoek en prothesen op doktersvoorschrift met uitzondering van tandprothesen. Het percentage wordt verhoogd tot 100 in geval van tuberculose, kinderverlamming, kanker, geestesziekte en andere ziekten die naar oordeel van het tot aanstelling bevoegde gezag even ernstig zijn, alsmede voor preventief onderzoek en in geval van bevallingen. De vergoedingen tegen 100 % gelden echter niet in geval van een beroepsziekte of een ongeval dat heeft geleid tot toepassing van artikel 73.
De ongehuwde partner van een ambtenaar wordt op gelijke voet behandeld als een echtgenoot krachtens het ziektekostenverzekeringsstelsel, indien wordt voldaan aan de eerste drie voorwaarden van artikel 1, lid onder c), van bijlage VII.
In het kader van de in de eerste alinea bedoelde regeling kunnen de tot aanstelling bevoegde gezagsorganen van de instellingen aan een onder hen de bevoegdheid toekennen om op de wijze vastgesteld in artikel 110 nadere bepalingen vast te stellen betreffende de vergoeding van kosten.
Een derde deel van de voor deze dekking noodzakelijke bijdrage komt ten laste van de ambtenaar; dit deel mag ten hoogste 2 % van zijn basissalaris bedragen.
1 bis.
De ambtenaar die zijn dienst definitief beëindigt kan, wanneer hij geen winstgevende beroepsbezigheid uitoefent, uiterlijk in de maand volgende op de beëindiging van zijn dienst, verzoeken dat de in lid 1 bedoelde ziektekostendekking gedurende een periode van maximaal zes maanden na beëindiging van de dienst op hem van toepassing blijft. De in het vorige lid bedoelde bijdrage wordt berekend op de grondslag van het laatste basissalaris van de ambtenaar; deze bijdrage komt voor de helft te zijnen laste.
Bij besluit van het tot aanstelling bevoegde gezag, genomen na advies van de raadgevende arts van de Instelling, zijn de termijn van één maand voor de indiening van het verzoek en de in de vorige alinea bedoelde beperking tot 6 maanden niet van toepassing op de ambtenaar die aan een ernstige of langdurige ziekte lijdt, die bij hem reeds vóór de beëindiging van zijn dienst bestond en waarvan de Instelling voor het verstrijken van de in de vorige alinea bedoelde periode van 6 maanden in kennis is gesteld, zulks op voorwaarde dat hij zich aan de geneeskundige controle van de Instelling onderwerpt.
1 ter.
De van echt gescheiden echtgenoot van een ambtenaar, het kind dat niet langer ten laste van de ambtenaar is en de persoon die niet langer gelijkgesteld wordt met een kind ten laste in de zin van de bepalingen van artikel 2 van bijlage VII, kunnen, wanneer zij geen winstgevende beroepsbezigheid uitoefenen, gedurende een periode van maximaal een jaar aanspraak op de in lid 1 bedoelde ziektekostendekking blijven maken als verzekerden uit hoofde van de aangeslotene door wie zij voor deze vergoedingen in aanmerking kwamen; deze ziektekostendekking geeft geen aanleiding tot het innen van een bijdrage. Bovenbedoelde periode loopt vanaf de datum waarop de echtscheiding definitief is geworden of de dag waarop het kind of de met een kind ten laste gelijkgestelde persoon niet langer ten laste van de ambtenaar was.
2.
Op de ambtenaar die tot de pensioengerechtigde leeftijd in dienst van de Unie is gebleven of die invaliditeitsuitkering geniet, zijn na beëindiging van de dienst de bepalingen van lid 1 van toepassing. De bijdrage wordt op de grondslag van het pensioen of de uitkering berekend.
Op degene die een overlevingspensioen ontvangt ten gevolge van het overlijden van een ambtenaar in actieve dienst, van een ambtenaar die tot de pensioengerechtigde leeftijd in dienst der Unie is gebleven, of van een ambtenaar die invaliditeitsuitkering geniet, zijn deze bepalingen eveneens van toepassing. De bijdrage wordt op de grondslag van het overlevingspensioen berekend.
2 bis.
Mits de betrokkene geen winstgevende beroepsbezigheid uitoefent, is lid 1ook van toepassing op:
- i)
de gewezen ambtenaar die een ouderdomspensioen ontvangt en die de dienst van de Unie vóór de pensioengerechtigde leeftijd heeft verlaten;
- ii)
degene die een overlevingspensioen ontvangt ten gevolge van het overlijden van een gewezen ambtenaar die de dienst van de Unie vóór de pensioengerechtigde leeftijd heeft verlaten.
De in lid 1 bedoelde bijdrage wordt berekend op de grondslag van het pensioen van de gewezen ambtenaar, vóór toepassing van de in artikel 9 van bijlage VIII van het Statuut bedoelde coëfficiënt.
Op degene die een wezenpensioen ontvangt, is lid 1 evenwel slechts van toepassing wanneer hij daarom verzoekt. De bijdrage wordt op de grondslag van het wezenpensioen berekend.
2 ter.
De in de leden 2 en 2 bis bedoelde bijdrage mag voor personen die een ouderdoms- of een overlevingspensioen ontvangen, niet lager liggen dan de bijdrage berekend over het basissalaris vastgesteld voor rang AST 1, eerste salaristrap.
2 quater.
Het bepaalde in lid 1 is eveneens van toepassing op de ambtenaar die op grond van artikel 51 is ontslagen en geen ouderdomspensioen ontvangt, op voorwaarde dat hij geen winstgevende beroepsbezigheid uitoefent en dat hij de bijdrage, berekend over zijn laatste basissalaris, voor de helft voor zijn rekening neemt.
3.
Indien het bedrag der niet terugbetaalde kosten over een periode van twaalf maanden de helft van het maandelijkse basissalaris van de ambtenaar of van het uitgekeerde pensioen te boven gaat, kent het tot aanstelling bevoegde gezag op de grondslag van de in lid 1 bedoelde regeling een bijzondere vergoeding toe, waarbij rekening wordt gehouden met de gezinsomstandigheden van de betrokkene.
4.
De rechthebbende is verplicht opgave te doen van de vergoedingen die hij heeft ontvangen of waarop hij aanspraak kan maken krachtens een andere bij wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen voorgeschreven ziektekostenverzekering, voor zichzelf of voor een der uit zijnen hoofde verzekerde personen.
Indien het totale bedrag der vergoedingen die hij zou kunnen ontvangen, de in lid 1 bedoelde vergoedingen te boven gaat, wordt het verschil in mindering gebracht op het krachtens lid 1 te vergoeden bedrag, behalve in het geval van vergoedingen uit hoofde van een particuliere aanvullende ziektekostenverzekering ter dekking van het gedeelte der kosten dat niet wordt vergoed door het stelsel van ziektekostenverzekering der Unie.