Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/361b
361b Op grond van bepalingen van semi-dwingend recht
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691436:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
O.m. bepalingen die de consument, huurder, werknemer, handelsagent, patiënt en reiziger betreffen.
Art. 7:303 BW (wijziging huurprijs bedrijfsruimte) is semi-dwingend recht (art. 7:291 lid 1 BW); ten nadele van de huurder kan van deze bepaling niet worden afgeweken. Indien een dergelijk beding toch wordt overeengekomen, kan in de regel alleen de huurder vernietiging van het beding inroepen (zie HR 28 mei 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL9562, NJ 2010/300 (Momus II/Bierbrouwerij De Leeuw)). Zie o.m. MvT, De Jonge-De Wijkerslooth-Vinke, Parl. Gesch. Huurrecht 2008, p. 7.
Zie HvJ EU 30 mei 2013, ECLI:EU:C:2013:341, NJ 2013/487 met nt. M.R. Mok (Asbeek Brusse). Zie ook nr. 384.
Verschillende dwingendrechtelijke bepalingen strekken uitsluitend ter bescherming van de belangen van bepaalde personen.1 Ten nadele van deze personen kan in een overeenkomst niet van de wettelijke bepaling worden afgeweken. Een daarmee strijdige rechtshandeling is niet nietig maar slechts vernietigbaar indien ingeroepen door de betrokken partij (art. 3:40 lid 2 BW). De partij in wier belang de desbetreffende rechtsregel is gegeven, moet zich op de toepasselijkheid daarvan hebben beroepen. Consequentie van de semi-dwingendrechtelijke inhoud van de wetsbepaling is dat wanneer de te beschermen persoon geen beroep doet op de wetsbepaling (in het bijzonder een bevrijdend verweer), de rechter de kwestie niet ambtshalve zal beoordelen.2 Bij vaststaan van de door eiser gestelde feiten zal de rechter de vordering van eiser toewijzen. Indien de te beschermen persoon als een consument is te beschouwen en een beding is overeengekomen dat in strijd is met de dwingendrechtelijke bepaling zal de rechter het beding als gevolg van verschillende uitspraken van het Europese Hof van Justitie zo nodig ambtshalve moeten vernietigen, ook als de consument ter zake geen verweer voert.3