Einde inhoudsopgave
Omgevingsbesluit - Nota van toelichting
§ 10.4.3 Waterprogramma's
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
03-07-2018, Stb. 2018, 290 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
Artikel 10.11 (overleg bij en actualisatie van stroomgebiedbe-heersplannen en overstromingsrisicobeheerplannen) [artikel 16.88, eerste lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet]
Eerste lid
Op grond van artikel 13 van de kaderrichtlijn water zorgen de lidstaten ervoor dat voor elk volledig op hun grondgebied liggend stroomgebiedsdistrict een stroomgebiedsbeheerplan wordt opgesteld. Dit moet gebeuren in samenwerking met de andere lidstaten in hetzelfde internationale stroomgebiedsdistrict. Ter implementatie van artikel 13 van de kaderrichtlijn water is in artikel 3.9, tweede lid, onder a, van de Omgevingswet bepaald dat de minister van Infrastructuur en Waterstaat (en eventuele andere verantwoordelijke ministers) de stroomgebiedsbeheerplannen vaststelt voor de stroomgebiedsdistricten Rijn, Maas, Schelde en Eems voor zover die (ook) betrekking hebben op het Nederlands grondgebied.
Daarnaast verplicht artikel 7, eerste lid, van de richtlijn overstromingsrisico's lidstaten tot het opstellen van overstromingsrisicobeheerplannen. Het overstromingsrisicobeheerplan bevat doelstellingen voor het beheer van gebieden waarvoor een potentieel significant overstromingsrisico bestaat of kan worden verwacht en maatregelen om die doelstellingen te verwezenlijken.
Ter implementatie van artikel 7, eerste lid, van de richtlijn overstromingsrisico's is in artikel 3.9, tweede lid, onder b, van de Omgevingswet bepaald dat de minister van Infrastructuur en Waterstaat (en eventuele andere verantwoordelijke ministers) de overstromingsrisicobeheerplannen, bedoeld in de artikelen 7 en 8 van de richtlijn overstromingsrisico's, voor de stroomgebiedsdistricten vaststelt. Nederland is verdeeld in vier stroomgebiedsdistricten: Rijn, Maas, Schelde en Eems. Zowel voor elk Nederlands deel van het stroomgebiedsdistrict als voor het internationale stroomgebiedsdistrict worden overstromingsrisicobeheerplannen opgesteld.
Met artikel 10.11 is artikel 13, tweede lid, van de kaderrichtlijn water en artikel 8, tweede lid, van de richtlijn overstromingsrisico's geïmplementeerd. De kaderrichtlijn water en de richtlijn overstromingsrisico's bepalen dat wanneer een internationaal stroomgebiedsdistrict volledig binnen de Europese Gemeenschap ligt, de lidstaten ervoor zorgen dat er coördinatie plaatsvindt. Gezamenlijk moeten de lidstaten die deel uitmaken van een internationaal stroomgebiedsdistrict één internationaal stroomgebiedsbeheerplan en één internationaal overstromingsrisicobeheerplan opstellen, of een geheel van stroomgebiedsbeheerplannen en overstromingsrisicobeheerplannen, die op het niveau van het stroomgebied wordt gecoördineerd. Het eerste lid is ter implementatie van deze verplichting opgenomen. De hiervoor al onder het systeem van de Waterwet en het Waterbesluit bestaande overlegstructuren worden voortgezet. Voor de uitvoerbaarheid van de overlegverplichting ten aanzien van gemeenten geldt dat overleg met vertegenwoordigers van gemeenten net als onder de huidige Waterwet voldoende is.
Tweede lid
Het tweede lid bepaalt dat een stroomgebiedsbeheerplan en een overstromingsrisicobeheerplan om de zes jaar geactualiseerd moet worden. Deze verplichting volgt uit artikel 13, zevende lid, van de kaderrichtlijn water en artikel 14, derde lid, van de richtlijn overstromingsrisico's.
Artikel 10.12 (overleg bij, actualisatie en operationaliteit programma van maatregelen mariene strategie) [artikel 16.88, eerste lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet]
Met dit artikel is een deel van de kaderrichtlijn mariene strategie geïmplementeerd. Doel van deze richtlijn is om een kader te stellen waarbinnen de lidstaten de nodige maatregelen nemen om uiterlijk in 2020 een goede milieutoestand van het mariene milieu te bereiken of te behouden (artikel 1, eerste lid, van de kaderrichtlijn mariene strategie). Daartoe moeten de lidstaten een mariene strategie maken. Om tot die mariene strategie te komen moeten de lidstaten een actieplan opstellen. Onderdeel van dat actieplan zijn:
- —
de initiële beoordeling, omschrijving goede milieutoestand en milieudoelen, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder a, sub i tot en met iii, van de kaderrichtlijn mariene strategie,
- —
het monitoringsprogramma, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder a, onder iv, van de kaderrichtlijn mariene strategie, en
- —
het programma van maatregelen mariene strategie, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b, van de kaderrichtlijn mariene strategie.
De initiële beoordeling, omschrijving goede milieutoestand en milieudoelen en het monitoringsprogramma dienen ter voorbereiding van het programma van maatregelen mariene strategie.
De verplichting om de onderdelen van het actieplan uit te voeren of op te stellen zijn grotendeels geïmplementeerd in artikel 3.9, tweede lid, onder c, van de wet en de artikelen 3.1, 4.8 en 10.16 van het Besluit kwaliteit leefomgeving. De procedurele bepalingen (samenwerkingsplicht, actualisatieplicht, termijn waarbinnen het programma van maatregelen mariene strategie operationeel moet zijn) zijn echter opgenomen in dit besluit.
Eerste lid
In dit lid zijn de artikelen 5, tweede lid, (voor zover het gaat over de samenwerkingsplicht) en 7, eerste lid, vierde alinea, van de kaderrichtlijn mariene strategie geïmplementeerd. Voor het overleg met de betreffend bevoegde autoriteiten van andere lidstaten wordt gebruik gemaakt van bestaande geïnstitutionaliseerde overlegstructuren. Hierbij kan gedacht worden aan bestaande structuren onder het Ospar-verdrag. Dit volgt uit artikel 6, eerste lid, van de kaderrichtlijn mariene strategie. Het ligt voor de hand dat dit overleg in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken en Klimaat wordt gevoerd.
Samenwerking is op grond van 5, tweede lid, van de kaderrichtlijn mariene strategie verplicht met lidstaten die deel uitmaken van dezelfde mariene subregio. Voor Nederland gaat het daarbij om de mariene subregio ‘Noordzee in ruime zin, met inbegrip van het Kattegat en het Kanaal’ (artikel 4, eerste en tweede lid, van de kaderrichtlijn mariene strategie). Uit artikel 4, eerste lid, van de kaderrichtlijn mariene strategie volgt dat de onder hun soevereiniteit of jurisdictie vallende mariene wateren een integraal deel uitmaken van de mariene regio's en subregio's.
Tweede lid
Het tweede lid implementeert artikel 17, tweede lid, onder d, van de kaderrichtlijn mariene strategie, dat vereist dat het programma van maatregelen mariene strategie om de zes jaar wordt geactualiseerd.
Derde lid
Dit lid regelt de termijn waarbinnen het programma van maatregelen operationeel moet zijn. Hiermee is artikel 5, tweede lid, onder b, onder ii, in samenhang met artikel 13, tiende lid, van de kaderrichtlijn mariene strategie geïmplementeerd.
Artikel 10.13 (overleg bij en actualisatie documenten ter voorbereiding van programma van maatregelen mariene strategie — initiële beoordeling, omschrijving goede milieutoestand en milieudoelen) [artikel 16.88, eerste lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet]
Met dit artikel is een deel van de kaderrichtlijn mariene strategie geïmplementeerd. Voor een nadere toelichting op de opbouw van de kaderrichtlijn mariene strategie en de verhouding met het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.12. De initiële beoordeling, omschrijving goede milieutoestand en milieudoelen dienen ter voorbereiding van het programma van maatregelen mariene strategie.
Eerste lid
In dit lid zijn de artikelen 5, tweede lid, (voor zover het gaat over de samenwerkingplicht), 6, 7, eerste lid, vierde alinea, en 8, derde lid, van de kaderrichtlijn mariene strategie geïmplementeerd. Voor een nadere toelichting op de samenwerkingsplicht wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.12.
Tweede lid
In dit lid is artikel 17, eerste lid, in samenhang met het tweede lid, onder a en b, van de kaderrichtlijn mariene strategie, geïmplementeerd.
Artikel 10.14 (overleg bij en actualisatie documenten ter voorbereiding van programma van maatregelen mariene strategie — monitoringsprogramma) [artikel 16.88, eerste lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet]
Met dit artikel is een deel van de kaderrichtlijn mariene strategie geïmplementeerd. Voor een nadere toelichting op de opbouw van de kaderrichtlijn mariene strategie en de verhouding met het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.12. De initiële beoordeling, omschrijving goede milieutoestand en milieudoelen en het monitoringsprogramma dienen ter voorbereiding van het programma van maatregelen mariene strategie.
Eerste lid
In dit lid zijn de artikelen 5, tweede lid, (voor zover het gaat over de samenwerkingplicht), 6, 7, eerste lid, vierde alinea, en 11, tweede lid, van de kaderrichtlijn mariene strategie geïmplementeerd. Voor een nadere toelichting op de samenwerkingsplicht wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 10.12.
Tweede lid
In dit lid is artikel 17, eerste lid, in samenhang met het tweede lid, onder c, van de kaderrichtlijn mariene strategie, geïmplementeerd.
Artikel 10.15 (overleg bij, actualisatie en eerste vaststelling van maritiem ruimtelijke plan) [artikel 16.88, eerste lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet]
Via de Invoeringswet Omgevingswet zal worden voorgesteld te bepalen dat de minister van Infrastructuur en Waterstaat en de minister van Economische Zaken en Klimaat een maritiem ruimtelijk plan als bedoeld in artikel 4 van de kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke planning moeten vaststellen.
Eerste lid
Met dit lid is artikel 11, eerste lid, van de kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke planning geïmplementeerd. Artikel 11, eerste lid, verplicht lidstaten tot samenwerking bij de totstandkoming van maritieme ruimtelijke plannen. In het eerste lid van artikel 10.15 is daarom een overlegverplichting opgenomen. Het gaat om het overleggen met de bevoegde autoriteiten van het Verenigd Koninkrijk, België en Duitsland, omdat zij direct grenzen aan de Nederlandse mariene wateren. Vanwege het grensoverschrijdende karakter van met name de scheepvaart en de bescherming van het mariene ecosysteem is ook overleg met de bevoegde autoriteiten van Frankrijk, Zweden en Denemarken aangewezen. Zoals artikel 11, tweede lid, van de kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke planning aangeeft, kan voor het overleg gebruik worden gemaakt van de al bestaande overlegstructuren. Dit kan, afhankelijk van de mate van transnationale beïnvloeding van de ruimtelijke planning op naburige staten, het netwerk van de Internationale Maritieme Organisatie zijn, maar ook de overlegstructuur in het kader van het Ospar-verdrag. Immers het Ospar-verdrag ziet op samenwerking op het gebied van milieubescherming in de noordoostelijke Atlantische oceaan, waarvan ook niet-EU-lidstaten, zoals IJsland en Noorwegen partij zijn. Het ligt voor de hand dat dit overleg in overeenstemming met de minister van Economische Zaken en Klimaat wordt gevoerd.
Tweede lid
Dit lid betreft de implementatie van artikel 6, derde lid, van de kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke planning, dat de termijn geeft waarbinnen het maritiem ruimtelijk plan tenminste geactualiseerd moet worden. Het ligt voor de hand dat wordt aangesloten bij de actualisatietermijn van zes jaar voor het programma van maatregelen van de mariene strategie, bedoeld in artikel 10.12, tweede lid, vanwege de samenhang tussen beide programma's.
Derde lid
Artikel 15, derde lid, van de kaderrichtlijn maritieme ruimtelijke planning bepaalt dat het maritiem ruimtelijk plan zo snel mogelijk moet worden vastgesteld, maar uiterlijk op 31 maart 2021. Dit lid geeft deze verplichting weer.
Artikel 10.16 (overleg bij, actualisatie en operationaliteit maatregelen van waterprogramma's) [artikel 16.88, eerste lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet]
Eerste lid
Op grond van artikel 3.9, tweede lid, onder d, van de Omgevingswet stelt de minister van Infrastructuur en Waterstaat (en eventuele andere verantwoordelijke ministers) een nationaal waterprogramma vast, waarin het nationale waterbeleid is opgenomen. Artikel 3, vierde lid en vijfde lid, van de kaderrichtlijn water verplicht lidstaten tot het coördineren van de doelstellingen, en in het bijzonder alle maatregelenprogramma's van de kaderrichtlijn water. Het eerste lid is ter implementatie van deze richtlijnverplichting opgenomen.
Tweede lid
Het tweede lid regelt dat de waterprogramma's iedere zes jaar geactualiseerd worden en is implementatie van artikel 11, achtste lid, van de kaderrichtlijn water. De waterprogramma's kunnen tussentijds partieel worden herzien als omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
Derde lid
Het derde lid bepaalt ter implementatie van artikel 11, achtste lid, van de kaderrichtlijn water dat maatregelen uiterlijk drie jaar na vaststelling en de actualisatie van het waterbeheerprogramma, het regionale waterprogramma en het nationale waterprogramma operationeel moeten zijn. Het gaat daarbij om maatregelen die op grond van artikel 11 van de kaderrichtlijn water moeten worden vastgesteld voor elk stroomgebiedsdistrict om de doelen van de kaderrichtlijn water te verwezenlijken. Deze maatregelen worden op verschillende bestuurlijke niveaus getroffen. Elke maatregel wordt verwerkt in het programma dat daar het meest voor in aanmerking komt, volgens de reikwijdte van dat programma. Ter verduidelijking is in dit artikel dan ook een verwijzing naar de relevante programma's opgenomen, namelijk de waterbeheerprogramma's, de regionale waterprogramma's en het nationale waterprogramma. De zesjaarlijkse cyclus van actualisatie van de maatregelen is geregeld in artikel 10.16, tweede lid, van het Omgevingsbesluit.