Einde inhoudsopgave
Omgevingsbesluit - Nota van toelichting
§ 10.4.2 Programma's kwaliteit van de buitenlucht
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
03-07-2018, Stb. 2018, 290 (uitgifte: 31-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
Artikel 10.10 (overleg bij kwaliteit van de buitenlucht) [artikel 16.88, eerste lid, aanhef en onder b, van de Omgevingswet]
Dit artikel stelt een procedureel vereiste aan de vaststelling van een programma bij overschrijding van de omgevingswaarde voor de kwaliteit van de buitenlucht. Dit artikel implementeert artikel 25, eerste lid, van de richtlijn luchtkwaliteit, dat lidstaten verplicht op een passende manier samen te werken als dat noodzakelijk is. Dit kan bijvoorbeeld door het gezamenlijk opstellen van een programma of door contact met elkaar te hebben over de mogelijk te nemen maatregelen. Het ligt voor de hand dat bij de uitvoering van een dergelijk programma ook overleg plaatsvindt als dat passend is. Artikel 25, eerste lid, van de richtlijn luchtkwaliteit verplicht alleen tot samenwerking als dat, gezien de omstandigheden, noodzakelijk is. Niet bij elke (dreigende) overschrijding van een omgevingswaarde aan de grens zal sprake zijn van aanzienlijke grensoverschrijdende gevolgen. Samenwerking is uiteraard niet noodzakelijk als naburige lidstaten geen hinder ondervinden van de overschrijding van de omgevingswaarde voor de luchtkwaliteit.
De overlegverplichting geldt in de eerste plaats voor het college van burgemeester en wethouders. Op grond van artikel 3.10, eerste lid, van de Omgevingswet rust op het college van burgemeester en wethouders de verplichting een programma vast te stellen. Ook in het geval de omgevingswaarde voor de kwaliteit van de buitenlucht afkomstig is van het Rijk of de provincie. De gemeente is in dat geval het bevoegd gezag om bij de totstandkoming en uitvoering van dat programma te overleggen met bevoegde autoriteiten van andere staten.
Een uitzondering op de hoofdregel dat het college van burgemeester en wethouders een programma vast moeten stellen, is beschreven in artikel 3.10, tweede lid, onder b, van de Omgevingswet. In artikel 4.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving zijn, in afwijking van artikel 3.10, eerste lid, van de wet, andere bestuursorganen aangewezen voor het vaststellen van het programma. Dat aangewezen orgaan is dan ook het bevoegde orgaan om met de bevoegde autoriteiten van andere staten te overleggen.