Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/220
Bij strafbepaling o.g.v. art. 423 lid 4 Sv mag het hof een andere strafsoort toepassen dan waartoe de verdachte in eerste aanleg is veroordeeld.
HR 08-02-2022, ECLI:NL:HR:2022:154
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 februari 2022
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
20/01252
- Conclusie
A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:154, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑02‑2022
ECLI:NL:PHR:2021:1155, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑12‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑12‑2020
- Wetingang
Essentie
Bij strafbepaling o.g.v. art. 423 lid 4 Sv mag het hof een andere strafsoort toepassen dan waartoe de verdachte in eerste aanleg is veroordeeld.
Samenvatting
Indien bij samenloop van feiten het hoger beroep niet is gericht tegen het vonnis als geheel, maar slechts tegen een of meer van die feiten, zal het hof — in geval van vernietiging ten aanzien van de sanctieoplegging — op grond van art. 423 lid 4 Sv voor de niet aan zijn oordeel onderworpen feiten de sanctie moeten ‘bepalen’. Dit betekent dat het hof moet bepalen welk gedeelte van de hoofdstraf ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.