RvdW 2022/230:Herziening. Mensenhandel in vereniging, meermalen gepleegd (art. 273f Sr). Aangevoerd wordt dat nieuwe feiten bekend zijn geworden waaruit blijkt dat aanvrager is veroordeeld o.b.v. een kennelijk leugenachtige verklaring van aangeefster, wat de nog niet gehoorde getuige kan bevestigen. Voor concretisering van de nieuwe feiten wordt volstaan met de stelling dat de getuige, die naar zeggen van aangeefster haar hartsvriendin is, een keer is langs geweest in Nederland en dat aangeefster haar toen zou hebben verteld over wat aan aanvrager ten laste is gelegd. HR: Hof heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster getoetst en geoordeeld dat die verklaringen op essentiële onderdelen steun vinden in elkaar en in andere (objectieve) bewijsmiddelen, zoals getapte telefoongesprekken en sms-berichten, en in andere getuigenverklaringen. Tegen die achtergrond is aangevoerde van onvoldoende gewicht om een ernstig vermoeden te wekken a.b.i. art. 457 lid 1 sub c Sv. Kennelijk ongegrond. Volgt afwijzing aanvraag.