De Staatssecretarissen van Financiën hebben op Prinsjesdag het wetsvoorstel Belastingplan 2025 bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel is onderdeel van het pakket Belastingplan 2025. Het is de bedoeling dat de wet op 1 januari 2025 in werking treedt.
Inkomstenbelasting
⁃
Het gezamenlijke basistarief in box 1 en loonbelasting wordt gesplitst in twee tarieven. Hierdoor moet gericht lastenverlichting plaatsvinden. Het tarief eerste schijf wordt 35,82%, het tarief in de tweede schijf vanaf € 38.441 wordt 37,48% en het tarief in de derde schijf vanaf € 76.817 blijft 49,50%. Voor belastingplichtigen ouder dan de AOW-leeftijd gelden de tarieven van 17,92%, 37,48% respectievelijk 49,50%.
⁃
Het aangrijpingspunt van het toptarief in de inkomstenbelasting wordt verlaagd, waardoor belastingplichtigen eerder onder het toptarief vallen. Ook wordt het aangrijpingspunt jaarlijks geïndexeerd.
⁃
Het tarief van de tweede schijf in box 2 van 33% wordt met 2%-punt verlaagd naar 31%. Het toptarief voor aanmerkelijkbelanghouders komt hierdoor uit op 48,80%.
⁃
De algemene heffingskorting wordt verlaagd naar € 3068.
⁃
Het punt waarop de algemene heffingskorting afbouwt, wordt gekoppeld aan het wettelijk minimumloon (WML).
⁃
De uitbetaling van de algemene heffingskorting (AHK) aan minstverdienende partners geboren op of na 1 januari 1963, wordt gedeeltelijk teruggebracht. Hierbij geldt een aantal aanvullende voorwaarden. Zo moet de minstverdienende partner de AHK zelf niet of beperkt kunnen verrekenen (beneden een niveau van 55% van de voor de belastingplichtige geldende algemene heffingskorting); de minstverdienende partner bij aanvang van het kalenderjaar ten minste 21 jaar is en in het kalenderjaar niet gedurende meer dan zes maanden in belangrijke mate door de ouders is onderhouden; de meestverdienende partner voldoende belasting en premie voor de volksverzekeringen is verschuldigd, na vermindering met de gecombineerde heffingskorting; het gezamenlijke verzamelinkomen minder dan € 48.500 (geschat bedrag 2028) bedraagt; en dat het bedrag van de AK waar de meestverdienende partner recht op heeft niet te hoog is.
⁃
Er wordt verduidelijkt dat huurderslasten voor de niet-zelfstandige werkruimte in een als ondernemingsvermogen geëtiketteerde woning niet-aftrekbaar is. Zie ook Hof Arnhem-Leeuwarden van 29 november 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9544, V-N 2017/14.15.
⁃
De regelgeving met betrekking tot de MIA en Vamil wordt aangepast conform de EIA. De integratie van het aanvraagproces en de bezwaarprocedure leidt voor de MIA/Vamil tot een beschikking van RVO waartegen bezwaar en beroep open staat. De milieudeskundige beoordeling van de aangemelde investering komt daarmee bij de RVO te liggen in plaats van bij de inspecteur (die daarvoor nu afhankelijk is van de kennis van RVO bij het opleggen van de aanslag).
⁃
Ten aanzien van excessief lenen komt er een regeling ter voorkoming van onvoorziene dubbeltellingen bij personenvennootschappen. Verplichtingen die voortkomen uit de verbondenheid van de participanten in een samenwerkingsverband, worden uitgesloten van het schuldenbegrip. Daarnaast wordt een samentelbepaling ingevoerd voor situaties waarin een schuld voor meer dan de nominale waarde bij verschillende belastingplichtigen die participeren in een samenwerkingsverband in aanmerking wordt genomen bij de berekening van het fictief regulier voordeel. Ook wordt een dubbeltelling weggenomen doordat het meerdere van het gezamenlijk in aanmerking te nemen bedrag in gelijke delen in mindering wordt gebracht op het bij de belastingplichtige in aanmerking te nemen bedrag van de schuld.
⁃
Voor bepaalde vermogensrechten in verband met het herstel van aardbevingsschade in Groningen en Noord-Drenthe komt een specifieke vrijstelling in box 3.
⁃
De fiscale regelingen rond giften (giftenaftrek in de IB en de VPB, alsmede geven uit de vennootschap) worden beperkt. Voorgesteld wordt met ingang van 1 januari 2025 de regeling geven uit de vennootschap af te schaffen en voor giften gedaan op of na 1 januari 2025 de giftenaftrek in de VPB af te schaffen. De giftenaftrek in de IB blijft ongewijzigd. Er wordt geen uniformering voorgesteld, zoals eerder wel was aangekondigd.
⁃
In de regeling aftrek voor specifieke zorgkosten worden enkele aanpassingen gedaan. Voor de kosten van vervoer voor het verkrijgen van medische hulp en (farmaceutische) hulpmiddelen wordt voorgesteld aan te sluiten bij de wijze waarop reiskosten voor het bezoeken van langdurig verpleegde personen wordt berekend. Hierbij worden de aftrekbare uitgaven gesteld op € 0,23 per kilometer indien gereisd wordt per auto, niet zijnde een taxi. Bij leefkilometers wordt voorgesteld om een vast bedrag voor aftrek in aanmerking te laten komen. Bij de uitgaven voor reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen wordt de voorwaarde dat de bezoeker bij aanvang van de ziekte of invaliditeit een gezamenlijke huishouding voerde met de verpleegde gewijzigd in de voorwaarde dat de bezoeker bij aanvang van de verpleging een gezamenlijke huishouding voerde met de verpleegde.
⁃
Er wordt een aantal wijzigingen voorgesteld in de Wet IB 2001 en de Wet VPB 1969 waarmee redactionele onjuistheden en onbedoelde gevolgen van de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen (Wet FKR) worden hersteld. De wijzigingen zien op het volgende: i) een verwijzingsfout in de regeling voor buitenlandse belastingplichtigen voor de inkomstenbelasting; ii) een toevoeging aan het begrip kerkgenootschappen als vennootschapsbelastingplichtig lichaam; iii) een overbodig geworden toerekeningsbepaling voor commanditaire vennoten in de vennootschapsbelasting; iv) een aanpassing van de aftrekbeperking in de vennootschapsbelasting met betrekking tot de toekenningen en uitreikingen van aandelen en optierechten binnen een concern; en ten slotte v) een aanpassing van de specifieke aftrekbeperking voor rente die verschuldigd is aan verbonden lichamen of personen.
Loonbelasting
⁃
De tekst over de gerichte vrijstelling voor OV-abonnementen wordt aangepast omdat de gerichte vrijstelling voor een verstrekte OV-kaart nog niet helemaal op de juiste wijze is geregeld. Tevens wordt voorgesteld het in de huidige regeling opgenomen onderscheid tussen reizen per Nederlands openbaar vervoer en reizen met ander openbaar vervoer te laten vervallen. Ten slotte wordt voorgesteld de in de huidige regeling gebruikte terminologie aan te passen. Het gaat er dan bijvoorbeeld over wat als een OV-abonnement en wat als een voordeelurenkaart moet worden beschouwd.
⁃
De eindheffing bestelauto wordt gecorrigeerd voor inflatie over de afgelopen jaren. De bestelauto van de zaak, die afwisselend door meerdere werknemers wordt gebruikt is nu geminimaliseerd op een forfait van € 300. In 2025 geldt een bedrag van € 438. Met ingang van 1 januari 2026 wordt dit jaarlijks geïndexeerd
⁃
Het heffingslek waar in België woonachtige zeevarenden tegenaan lopen, wordt gerepareerd. Zij kunnen de ingehouden loonbelasting in principe niet verrekenen met de aanslag inkomstenbelasting. De inspecteur dient op grond van art. 15 AWR de ingehouden loonbelasting – zo nodig ambtshalve – bij voor bezwaar vatbare beschikking te verrekenen. Het voorstel is dat als de dienstbetrekking volledig buiten Nederland wordt vervuld deze dienstbetrekking wordt geacht in Nederland te zijn vervuld voor zover het heffingsrecht over het loon ter zake van die dienstbetrekking op grond van een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting of op grond van enige andere regel van interregionaal of internationaal recht aan Nederland is toegewezen
⁃
Ook wordt geanticipeerd op een wijziging van een belastingverdrag in situaties dat Nederland aanvullende afspraken maakt over het heffingsrecht ter zake van het loon dat kan worden toegerekend aan thuiswerkdagen. Dit heeft tot gevolg dat als Nederland als “werkstaat” op grond van een aangepast belastingverdrag toch een heffingsrecht heeft over de in het woonland gewerkte thuiswerkdagen, Nederland dat heffingsrecht in alle situaties kan effectueren.
Vennootschapsbelasting
⁃
De giftenaftrek in de VPB vervalt met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2025. Daarnaast wordt de regeling geven uit de vennootschap met ingang van 1 januari 2025 voor wat betreft de dividendbelasting en de inkomstenbelasting afgeschaft.
⁃
Met ingang van 1 januari 2025 wordt een anti-fragmentatiemaatregel opgenomen in de earningsstrippingmaatregel voor vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed. De aftrekruimte van de earningsstrippingmaatregel wordt vanaf dan voor vastgoedlichamen met aan derden verhuurd vastgoed buiten toepassing gelaten
⁃
De liquidatieverliesregeling (art. 13d lid 7 Wet VPB 1969) wordt op twee punten aangepast. De eerste wijziging betreft de berekening van het voor de deelneming opgeofferde bedrag, dat nodig is om het in aanmerking te nemen liquidatieverlies te bepalen. De voorgestelde wijziging heeft tot gevolg dat bij de berekening van het door een belastingplichtige opgeofferde bedrag voor een deelneming tevens rekening wordt gehouden met een door die belastingplichtige ten gunste van de belastbare winst teruggenomen afwaardering van een vordering op die deelneming, zonder dat een bedrag gelijk aan de afwaardering aan de zogenoemde opwaarderingsreserve wordt toegevoegd. De tweede voorgestelde wijziging heeft betrekking op de zogenoemde tussenhoudsterbepaling in de liquidatieverliesregeling. Het is gebleken dat in strijd met doel en strekking van de liquidatieverliesregeling het in bepaalde situaties mogelijk is om een in beginsel niet-aftrekbaar verkoopverlies op een middellijk gehouden deelneming om te zetten in een aftrekbaar liquidatieverlies op een onmiddellijk gehouden deelneming. Met de voorgestelde wijziging moet de wettelijke regeling voortaan beter aansluiten bij doel en strekking daarvan.
⁃
De generieke renteaftrekbeperking (earningsstrippingmaatregel) in de VPB wordt van 20% naar het Europees gemiddelde van 25% gebracht.
⁃
Met een aanpassing van de kwijtscheldingswinstmaatregel moeten bepaalde belemmeringen worden weggenomen die ontstaan bij de sanering van verlieslijdende VPB-plichtige lichamen. Oorzaak daarvan is de samenloop tussen de verliesverrekeningsmaatregel en de kwijtscheldingswinstvrijstelling. Deze lichamen kunnen worden geconfronteerd met VPB-heffing over hun kwijtscheldingswinst. Met de voorgestelde maatregel wordt voor situaties met te verrekenen verliezen van meer dan € 1 miljoen de kwijtscheldingswinst volledig vrijgesteld voor zover de kwijtscheldingswinst de overigens in het jaar geleden verliezen overtreft.
De maatregel om de inkoopfaciliteit voor dividendbelasting met ingang van 2025 af te schaffen (V-N 2023/50.29) wordt teruggedraaid.
⁃
De per 1 januari 2024 in werking getreden maatregel van de registratiedatum in de dividendbelasting wordt verduidelijkt, zodat de regeling enkel het moment aanwijst waarop de gerechtigde tot de opbrengst van beursgenoteerde aandelen wordt bepaald.
Bronbelasting
⁃
Er wordt een nieuw en eigen groepsbegrip in de Wet bronbelasting 2021 geïntroduceerd ter vervanging van het begrip ‘samenwerkende groep’. Het voorgestelde nieuwe groepsbegrip wordt aangeduid als ’kwalificerende eenheid’. Het begrip richt zich op situaties waarin lichamen gezamenlijk handelen met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van bronbelasting bij een van die lichamen te ontgaan. De bewijslast ter zake van het bestaan van een kwalificerende eenheid rust bij de inspecteur.
Belastingen van rechtsverkeer
⁃
De kavelruilvrijstelling in de overdrachtsbelasting is niet langer van toepassing op de verkrijging van een woning, inclusief rechten, de ondergrond en eventuele aanhorigheden daarbij, met uitzondering van agrarische bedrijfswoning. De kavelruilvrijstelling is niet meer van toepassing op de verkrijging van een andere opstal dan een woning inclusief de ondergrond en rechten waaraan die opstal is onderworpen en tot die opstal behorende aanhorigheden (andere opstal), tenzij die geheel of nagenoeg geheel ten behoeve van de landbouw (agrarisch) bedrijfsmatig geëxploiteerd wordt (de landbouweis). Voor de opstallen die wél voldoen aan de landbouweis en daardoor in aanmerking komen voor de kavelruilvrijstelling, geldt dat de bedrijfsmatig agrarische exploitatie gedurende ten minste tien jaar na de verkrijging als zodanig moet worden voortgezet (de voortzettingseis). Als niet aan de voortzettingseis wordt voldaan is ten aanzien van de verkrijging van die opstal(len) die niet langer aan de landbouweis voldoet of voldoen alsnog overdrachtsbelasting verschuldigd. Een vergelijkbare eis geldt ook voor de agrarische bedrijfswoning. Overdrachtsbelasting is niet alsnog verschuldigd indien niet aan de voortzettingseis wordt voldaan als gevolg van het feit dat een opstal door overheidsingrijpen aan de landbouw wordt onttrokken ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van natuur en landschap. Voor onbebouwde grond geldt de landbouweis (en daarmee de voortzettingseis) niet.
Omzetbelasting
⁃
Er wordt een aftrekherziening op bepaalde onroerende investeringsdiensten voorgesteld. Hiermee wil het kabinet met name short-staystructuren bestrijden. De herzieningsregeling zoals die al geldt voor (on)roerende investeringsgoederen wordt uitgebreid naar diensten aan onroerende zaken van tenminste € 30.000, zoals verbouwingen en groot onderhoud. De herzieningstermijn is vijf jaar. De eerder toegepaste BTW-aftrek wordt elk jaar, telkens voor 1/5 deel, vergeleken met het gebruik van de dienst in dat jaar. Er is overgangsrecht opgenomen in de vorm van een uitgestelde inwerkingtreding per 1 januari 2026.
⁃
Voorgesteld wordt het verlaagde BTW-tarief voor het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden (hierna: logies) en voor bepaalde culturele goederen en diensten af te schaffen met ingang van het jaar 2026. Het huidige lage BTW-tarief voor kampeerterreinen blijft behouden en is uitgezonderd van de verhoging. Verder gaat een uitzondering gelden voor het verlenen van toegang tot attractieparken, speel- en siertuinen, en andere dergelijke primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen, circussen, dierentuinen en bioscopen. Er is een overgangsbepaling in het wetsvoorstel opgenomen. Die bepaling regelt dat ten aanzien van de posten waarvoor het BTW-tarief met dit voorstel worden verhoogd het BTW-tarief geldt van het moment waarop de prestatie wordt verricht.
BPM, MRB
⁃
De specifieke tarieftabel in de BPM voor plug-in hybride voertuigen (PHEV's) wordt beëindigd per 1 januari 2025. Aanleiding is de Europese regelgeving die leidt tot een nieuwe methode waarop de CO2-uitstoot van PHEV’s wordt bepaald.
⁃
De fiscale voertuigdefinities worden gestroomlijnd met het kentekenregister. Het voorstel is om in de fiscaliteit vanaf 2025 de officiële voertuigregistraties te volgen. De voorgestelde wijzigingen in de BPM hebben als gevolg dat iets meer auto’s kwalificeren als bestelauto en, daardoor, in aanmerking komen voor de uitzonderingen voor het privégebruik auto in de loon- en inkomstenbelasting. De fiscaal afwijkende definitie van ‘kampeerwagen’ vervalt. In plaats daarvan wordt fiscaal volledig aangesloten op de aanduiding ‘kampeerwagen’ in het kentekenregister. De vereenvoudiging treedt in werking met ingang van 1 januari 2027.
⁃
Vanaf 1 januari 2026 geldt voor emissievrije personenauto’s een aangepaste tariefkorting van 25% in de MRB. Vanaf 2030 vervalt de korting.
Accijnzen
⁃
Voorgesteld wordt om de accijnstarieven (zoals geldend per 1 juli 2023) voor ongelode benzine, diesel en LPG te verlengen tot en met 31 december 2025. Door wederom in 2025 niet te indexeren wordt de voorgestelde maatregel hiermee voor 2025 de facto ruimer dan de accijnskorting in voorgaande jaren.
Milieuheffingen
⁃
De energiebelasting op aardgas tot een verbruik van 170.000 m3 wordt verlaagd met 2,8 cent per m3 in 2025, oplopend naar 4,8 cent per m3 in 2030 (prijspeil 2024).
⁃
De belastingvermindering energiebelasting wordt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2024 met 3 cent (exclusief BTW) verhoogd (zie ook het besluit in V-N 2024/10.19). Dit gebeurt naar aanleiding van het amendement Omtzigt op het Belastingplan 2024 (36418, nr. 27; V-N 2023/50.29) dat het verlaagde energiebelastingtarief voor walstroom in tien jaar afbouwt naar het tarief in de derde schijf elektriciteit.
⁃
Waterstofverbruik in energetische processen wordt met ingang van 1 januari 2026 in de energiebelasting tegen een apart tarief belast.
⁃
Het kabinet stelt voor de reductieopgave voor afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) als gevolg van de CO2-heffing industrie te vergroten door de hoeveelheid beschikbare dispensatierechten voor het jaar 2030 te verminderen met 1 Mton. Deze beoogde aanscherping wordt bereikt met het voorstel tot introductie van een correctiefactor voor AVI’s (hierna: AVI-correctiefactor).
⁃
De vrijstellingen voor duaal gebruik van kolen en non-energetisch gebruik van kolen worden per 2027 afgeschaft. Dit voorstel was oorspronkelijk een onderdeel van het wetsvoorstel fiscale klimaat maatregelen industrie en elektriciteit (36432; V-N 2023/46.17) dat is verworpen door de Eerste Kamer.
⁃
Er worden enkele verbeteringen aangebracht in de CO2-heffing glastuinbouw.Door middel van een wijziging van de Wet Fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw (V-N 2024/4.3.11) wordt het nieuw vastgestelde tarief van de CO2-heffing glastuinbouw opgenomen in de Wbm. Er wordt voorgesteld om het bindingscriterium te vervangen door de eis dat ten minste 75% van de met aardgas opgewekte warmte direct of indirect wordt getransporteerd naar één of meer glastuinbouwbedrijven. Ook wordt de aangiftetermijn voor de CO2-heffing glastuinbouw gesteld op ten minste drie maanden na het einde van het tijdvak waarover aangifte wordt gedaan.
Kansspelbelasting
⁃
Het tarief kansspelbelasting wordt verhoogd van 30,5% naar 34,2% per 1 januari 2025 en daarna tot 37,8% per 1 januari 2026.
Aangekondigde nota’s van wijziging
De Staatssecretaris van Financiën heeft al twee nota’s van wijziging aangekondigd op het Belastingplan 2025.
⁃
In de nota van wijziging wordt een mogelijkheid gedicht om de met ingang van 1 januari 2025 voorziene aanpassing van het regime voor de fiscale beleggingsinstelling (fbi-regime) in de vennootschapsbelasting als gevolg van de Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling te ontgaan. Tevens wordt voor het begrip vastgoed in het fbi-regime aansluiting gezocht bij het begrip vastgoed elders in de vennootschapsbelasting.
⁃
Bijstellen hoogte proceskostenvergoeding WOZ- en BPM-bezwaarzaken: De Hoge Raad heeft op 12 juli 2024 een arrest gewezen (V-N 2024/33.18) als gevolg waarvan het lage tarief voor de proceskostenvergoeding in belasting- en premiezaken buiten toepassing moet blijven. Dit arrest wordt per 1 januari 2025 gecodificeerd in het Bpb. Enkel het tarief voor overige zaken, dat thans dubbel zo hoog is, blijft dan over. In de nota van wijziging wordt geregeld dat de factor met ingang van 1 januari 2025 wordt verlaagd naar 0,125. Dit zorgt ervoor dat de proceskostenvergoeding die in de bezwaarfase kan worden toegekend in lijn blijft met hetgeen de wetgever bij de invoering van de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM voor ogen stond.
In een aangekondigde tweede nota van wijziging worden maatregelen opgenomen waarover die in augustus 2024 niet tijdig voor het aanvragen van advies van de Raad van State afgerond waren. Deze moeten de koopkracht van burgers te versterken en de extra uitgaven of gederfde inkomsten dekken. Het gaat dan om:
⁃
De versobering van de 30%-regeling uit het Belastingplan 2024 (’30-20-10-regeling’) wordt grotendeels teruggedraaid en de maximale onbelaste vergoeding wordt op een constant forfait van 27% gesteld per 1 januari 2027. In de jaren 2025 en 2026 geldt voor alle ingekomen werknemers een percentage van 30%. Verder wordt de salarisnorm verhoogd van € 46.107 naar € 50.436 (prijzen 2024) en de salarisnorm voor ingekomen werknemers jonger dan 30 jaar met een mastergraad van € 35.048 naar € 38.338 (prijzen 2024). Voor ingekomen werknemers die vóór 2024 de 30%-regeling hebben toegepast geldt respecterend overgangsrecht. Voor hen blijft tot het einde van de looptijd een percentage van 30% gelden en de oude (geïndexeerde) salarisnormen.
⁃
Er komt een nieuw en gunstiger algemeen woningtarief van 8% in de overdrachtsbelasting. Met ingang van 1 januari 2026 wordt het algemeen tarief voor woningen verlaagd van 10,4% naar 8%. Dit nieuwe tarief is van toepassing op alle verkrijgingen van woning, met uitzondering van situaties waarin het bestaande verlaagd tarief van 2% of een vrijstelling, zoals de startersvrijstelling, geldt.
Nota van wijziging
Met deze nota van wijziging wordt een mogelijkheid gedicht om de met ingang van 1 januari 2025 voorziene aanpassing van het regime voor de fiscale beleggingsinstelling (FBI-regime) in de vennootschapsbelasting als gevolg van de Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling te ontgaan. Tevens wordt voor het begrip vastgoed in het FBI-regime aansluiting gezocht bij het begrip vastgoed elders in de vennootschapsbelasting. Verder wordt met deze nota van wijziging geregeld dat de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM zijn beoogde werking behoudt. De wijzigingen zorgen ervoor dat de vergoeding die in de bezwaarfase kan worden toegekend voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in lijn blijft met hetgeen de wetgever bij de invoering van deze wet voor ogen stond. Tenslotte is een redactionele wijziging opgenomen.
Tweede nota van wijziging
De versobering van de 30%-regeling uit het Belastingplan 2024 wordt grotendeels teruggedraaid met ingang van 1 januari 2025 en daarnaast wordt per 1 januari 2027 de maximale onbelaste vergoeding op een constant forfait van 27% gesteld. Ook gaat de nieuwe expatregeling hogere salarisnormen bevatten via een wijziging van de betreffende lagere regelgeving. Op grond van het getroffen overgangsrecht hebben deze wijzigingen geen gevolgen voor ingekomen werknemers waarvoor uiterlijk in 2023 de 30%-regeling is toegepast. Het constante forfait van 27% gaat gelden voor zowel ingekomen als uitgezonden werknemers.
De vervoerskosten aftrek specifieke zorgkosten wordt aangepast door bij zorgkilometers, naast de voorgestelde aftrek van autokosten voor een bedrag van € 0,23 per kilometer, ook de in dat kader werkelijk gemaakte parkeer-, veer- en tolgelden in aftrek toe te staan. Dit gaat ook gelden bij de aftrek van reiskosten voor het regelmatig bezoeken van een langdurig verpleegde persoon.
Met ingang van 1 januari 2026 wordt voor de verkrijging van woningen het algemeen overdrachtsbelastingtarief 8% in plaats van 10,4%.
Bij de antifragmentatiemaatregel in de generieke renteaftrekbeperking uit het wetsvoorstel Belastingplan 2025 wordt de inwerkingtredingsbepaling zodanig aangepast dat de maatregel voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2025. Verder acht het kabinet het wenselijk dat als sprake is van een buitenlandse belastingplichtige met een vaste inrichting in Nederland – de bezittingen van het buitenlandse hoofdhuis ook worden uitgesloten van de gecorrigeerde bezittingen voor de bezittingentoets in de antifragmentatiemaatregel.
Er wordt zeker gesteld dat ook de overdrachten van vouchers die betrekking hebben op prestaties die vanaf 1 januari 2026 worden verricht, worden belast naar het algemene BTW-tarief.
De inwerkingtredingsbepaling van de Wet Stb. 2024, 240 (V-N 2024/36.20.4) waarmee de gewijzigde Eurovignetrichtlijn wordt geïmplementeerd, wordt aangepast, zodat bij koninklijk besluit kan worden vastgesteld wanneer de vastgestelde wijzigingen van de Wet belasting zware motorrijtuigen in werking kunnen treden.
Er wordt een omissie hersteld in de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). Bij de Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw is verzuimd de tarieven van de derde en vierde schijf met ingang van 1 januari 2025 van rechtswege te koppelen aan de reguliere energiebelastingtarieven op aardgas. Dit wordt hersteld.
Derde nota van wijziging
Met de derde nota van wijziging wordt een overgangsbepaling opgenomen in de Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling (V-N 2024/4.3.5). Hierdoor wordt een fonds voor gemene rekening (fgr) geacht met ingang van 1 januari 2025 een zogenoemd inkoopfonds te zijn, indien reeds voor die datum het voornemen bestond om te herstructureren en het fonds uiterlijk op 31 december 2025 aan de voorwaarde voor het zijn van inkoopfonds voldoet. Vanuit de praktijk en vanuit de Belastingdienst zijn namelijk signalen ontvangen dat in bepaalde gevallen de tijdsdruk voor een herstructurering toeneemt, omdat blijkt dat bepaalde beleggingsfondsen wel de intentie hebben om met ingang van 1 januari 2025 een inkoopfonds (en daarmee niet zelfstandig belastingplichtig) te zijn, maar dat dat om praktische redenen niet altijd haalbaar is. De vertraagde herstructureringen kunnen tot gevolg hebben dat fondsen voor een korte periode zelfstandig belastingplichtig worden, en die zelfstandige belastingplicht verliezen als zij later in het jaar alsnog aan de voorwaarden voor het zijn van inkoopfonds voldoen.
Enkele inwerkingtredingsbepalingen worden aangepast.
Maatregelen in aangenomen amendementen:
⁃
De tarieven in de energiebelasting voor waterstof voor na 2030 moeten zo snel mogelijk worden vastgesteld. Daartoe wordt de opgenomen horizonbepaling daarvoor uit het wetsvoorstel gehaald, zodat de tarieven die vanaf 2026 gelden ook na 2030 van kracht blijven (amendement 36602, nr. 60).
⁃
Er wordt – met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2023 - een technische omissie gerepareerd omtrent de fiscale rekenregels inzake het nettopensioen (amendement 36602, nr. 63.
⁃
De LPG-G3 kortingsregeling in de motorrijtuigenbelasting wordt niet afgeschaft per 1 januari 2026 (amendement 36602, nr. 66).
⁃
Het budget voor de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) wordt structureel verhoogd. De aftrek voor starters wordt verhoogd naar 50%. Het tarief van de eerste schijf wordt verhoogd naar 36%. De eerste schijf wordt verruimd van € 350.000 naar € 380.000 (amendement 36602, nr. 68).
⁃
Fiscale constructies in de samenloop van de MIA en de Vamil worden afgeschaft (amendement 36602, nr. 90).
⁃
Bij het begin van de kalenderjaren 2025 en 2026 worden de maximale premiegrondslag voor het bepalen van de zogenoemde jaarruimte (pensioentekort); en de aftoppingsgrens van het pensioengevend loon, niet geïndexeerd (amendement 36602, nr. 90).
⁃
De giftenaftrek in de vennootschapsbelasting blijft in stand en de periodieke giftenaftrek in de inkomstenbelasting wordt verruimd van € 250.000 naar € 1,5 miljoen (amendement 36602, nr. 90).
⁃
De vrijstelling groene beleggingen wordt per 1 januari 2025 verlaagd met € 4000 per belastingplichtige. De heffingskorting groene beleggingen gaat van 0,7% naar 0,1%. Per 1 januari 2027 vervallen de vrijstelling en heffingskorting groene beleggingen (amendement 36602, nr. 93).
⁃
Per 1 januari 2025 wordt het percentage van de eerste schijf van de vrije ruimte in de werkkostenregeling verhoogd van 1,92% naar 2%. Daarnaast wordt per 1 januari 2027 het percentage van de eerste schijf van de vrije ruimte verhoogd van 2% naar 2,16% (amendement 36602, nr. 93).
⁃
De overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting gaat per 1 januari 2028 ook voor werkende eenverdieners gelden (amendement 36602, nr. 99).
⁃
De antifragmentatiemaatregel in de generieke renteaftrekbeperking wordt niet ingevoerd. Verder wordt de voorgenomen verhoging van het percentage van de generieke renteaftrekbeperking niet doorgevoerd. Dit betekent dat dit percentage niet wordt verhoogd tot 25%, maar tot 24,5% (amendement 36602, nr. 130).
Moties
In de moties is onder meer geregeld om een alternatieve invulling voor de afschaffing van de verlaagde BTW-tarieven (sport, cultuur en media) te presenteren. Daarbij moet gebruik gemaakt worden van het handboek Omzetbelasting. Ook moeten willekeurige aanpassingen worden voorkomen en moet worden gestreefd naar vereenvoudiging.
Stand van zaken:
Het voorstel is ingediend bij de Tweede Kamer. Op 14 november 2024 stemt de Tweede Kamer over het voorstel. De Tweede Kamer heeft het voorstel op 14 november 2024 aangenomen. Ook zijn amendementen 60, 63, 66, 68, 90, 93, 99 en 130 aangenomen. Verder zijn moties 100, 101, 102, 103, 104, 105, 107, 109, 110, 111, 113, 119, 120, 121, 122, 124, 125 en 127 aangenomen.
Documenten bij dit thema
Wetgeving
Wetgeving in wording
Kies de voorgestelde versie per 1 januari 2025 in de tijdsbalk bij het wetsartikel. Bij het wetsartikel is vergelijken van versies ook mogelijk.
Redactie
De Staatssecretarissen van Financiën hebben op Prinsjesdag het wetsvoorstel Belastingplan 2025 bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel is onderdeel van het pakket Belastingplan 2025. Het is de bedoeling dat de wet op 1 januari 2025 in werking treedt.
Inkomstenbelasting
Het gezamenlijke basistarief in box 1 en loonbelasting wordt gesplitst in twee tarieven. Hierdoor moet gericht lastenverlichting plaatsvinden. Het tarief eerste schijf wordt 35,82%, het tarief in de tweede schijf vanaf € 38.441 wordt 37,48% en het tarief in de derde schijf vanaf € 76.817 blijft 49,50%. Voor belastingplichtigen ouder dan de AOW-leeftijd gelden de tarieven van 17,92%, 37,48% respectievelijk 49,50%.
Het aangrijpingspunt van het toptarief in de inkomstenbelasting wordt verlaagd, waardoor belastingplichtigen eerder onder het toptarief vallen. Ook wordt het aangrijpingspunt jaarlijks geïndexeerd.
Het tarief van de tweede schijf in box 2 van 33% wordt met 2%-punt verlaagd naar 31%. Het toptarief voor aanmerkelijkbelanghouders komt hierdoor uit op 48,80%.
De algemene heffingskorting wordt verlaagd naar € 3068.
Het punt waarop de algemene heffingskorting afbouwt, wordt gekoppeld aan het wettelijk minimumloon (WML).
De uitbetaling van de algemene heffingskorting (AHK) aan minstverdienende partners geboren op of na 1 januari 1963, wordt gedeeltelijk teruggebracht. Hierbij geldt een aantal aanvullende voorwaarden. Zo moet de minstverdienende partner de AHK zelf niet of beperkt kunnen verrekenen (beneden een niveau van 55% van de voor de belastingplichtige geldende algemene heffingskorting); de minstverdienende partner bij aanvang van het kalenderjaar ten minste 21 jaar is en in het kalenderjaar niet gedurende meer dan zes maanden in belangrijke mate door de ouders is onderhouden; de meestverdienende partner voldoende belasting en premie voor de volksverzekeringen is verschuldigd, na vermindering met de gecombineerde heffingskorting; het gezamenlijke verzamelinkomen minder dan € 48.500 (geschat bedrag 2028) bedraagt; en dat het bedrag van de AK waar de meestverdienende partner recht op heeft niet te hoog is.
Er wordt verduidelijkt dat huurderslasten voor de niet-zelfstandige werkruimte in een als ondernemingsvermogen geëtiketteerde woning niet-aftrekbaar is. Zie ook Hof Arnhem-Leeuwarden van 29 november 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9544, V-N 2017/14.15.
De regelgeving met betrekking tot de MIA en Vamil wordt aangepast conform de EIA. De integratie van het aanvraagproces en de bezwaarprocedure leidt voor de MIA/Vamil tot een beschikking van RVO waartegen bezwaar en beroep open staat. De milieudeskundige beoordeling van de aangemelde investering komt daarmee bij de RVO te liggen in plaats van bij de inspecteur (die daarvoor nu afhankelijk is van de kennis van RVO bij het opleggen van de aanslag).
Ten aanzien van excessief lenen komt er een regeling ter voorkoming van onvoorziene dubbeltellingen bij personenvennootschappen. Verplichtingen die voortkomen uit de verbondenheid van de participanten in een samenwerkingsverband, worden uitgesloten van het schuldenbegrip. Daarnaast wordt een samentelbepaling ingevoerd voor situaties waarin een schuld voor meer dan de nominale waarde bij verschillende belastingplichtigen die participeren in een samenwerkingsverband in aanmerking wordt genomen bij de berekening van het fictief regulier voordeel. Ook wordt een dubbeltelling weggenomen doordat het meerdere van het gezamenlijk in aanmerking te nemen bedrag in gelijke delen in mindering wordt gebracht op het bij de belastingplichtige in aanmerking te nemen bedrag van de schuld.
Voor bepaalde vermogensrechten in verband met het herstel van aardbevingsschade in Groningen en Noord-Drenthe komt een specifieke vrijstelling in box 3.
De fiscale regelingen rond giften (giftenaftrek in de IB en de VPB, alsmede geven uit de vennootschap) worden beperkt. Voorgesteld wordt met ingang van 1 januari 2025 de regeling geven uit de vennootschap af te schaffen en voor giften gedaan op of na 1 januari 2025 de giftenaftrek in de VPB af te schaffen. De giftenaftrek in de IB blijft ongewijzigd. Er wordt geen uniformering voorgesteld, zoals eerder wel was aangekondigd.
In de regeling aftrek voor specifieke zorgkosten worden enkele aanpassingen gedaan. Voor de kosten van vervoer voor het verkrijgen van medische hulp en (farmaceutische) hulpmiddelen wordt voorgesteld aan te sluiten bij de wijze waarop reiskosten voor het bezoeken van langdurig verpleegde personen wordt berekend. Hierbij worden de aftrekbare uitgaven gesteld op € 0,23 per kilometer indien gereisd wordt per auto, niet zijnde een taxi. Bij leefkilometers wordt voorgesteld om een vast bedrag voor aftrek in aanmerking te laten komen. Bij de uitgaven voor reizen in verband met het regelmatig bezoeken van wegens ziekte of invaliditeit langer dan een maand verpleegde personen wordt de voorwaarde dat de bezoeker bij aanvang van de ziekte of invaliditeit een gezamenlijke huishouding voerde met de verpleegde gewijzigd in de voorwaarde dat de bezoeker bij aanvang van de verpleging een gezamenlijke huishouding voerde met de verpleegde.
Er wordt een aantal wijzigingen voorgesteld in de Wet IB 2001 en de Wet VPB 1969 waarmee redactionele onjuistheden en onbedoelde gevolgen van de Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen (Wet FKR) worden hersteld. De wijzigingen zien op het volgende: i) een verwijzingsfout in de regeling voor buitenlandse belastingplichtigen voor de inkomstenbelasting; ii) een toevoeging aan het begrip kerkgenootschappen als vennootschapsbelastingplichtig lichaam; iii) een overbodig geworden toerekeningsbepaling voor commanditaire vennoten in de vennootschapsbelasting; iv) een aanpassing van de aftrekbeperking in de vennootschapsbelasting met betrekking tot de toekenningen en uitreikingen van aandelen en optierechten binnen een concern; en ten slotte v) een aanpassing van de specifieke aftrekbeperking voor rente die verschuldigd is aan verbonden lichamen of personen.
Loonbelasting
De tekst over de gerichte vrijstelling voor OV-abonnementen wordt aangepast omdat de gerichte vrijstelling voor een verstrekte OV-kaart nog niet helemaal op de juiste wijze is geregeld. Tevens wordt voorgesteld het in de huidige regeling opgenomen onderscheid tussen reizen per Nederlands openbaar vervoer en reizen met ander openbaar vervoer te laten vervallen. Ten slotte wordt voorgesteld de in de huidige regeling gebruikte terminologie aan te passen. Het gaat er dan bijvoorbeeld over wat als een OV-abonnement en wat als een voordeelurenkaart moet worden beschouwd.
De eindheffing bestelauto wordt gecorrigeerd voor inflatie over de afgelopen jaren. De bestelauto van de zaak, die afwisselend door meerdere werknemers wordt gebruikt is nu geminimaliseerd op een forfait van € 300. In 2025 geldt een bedrag van € 438. Met ingang van 1 januari 2026 wordt dit jaarlijks geïndexeerd
Het heffingslek waar in België woonachtige zeevarenden tegenaan lopen, wordt gerepareerd. Zij kunnen de ingehouden loonbelasting in principe niet verrekenen met de aanslag inkomstenbelasting. De inspecteur dient op grond van art. 15 AWR de ingehouden loonbelasting – zo nodig ambtshalve – bij voor bezwaar vatbare beschikking te verrekenen. Het voorstel is dat als de dienstbetrekking volledig buiten Nederland wordt vervuld deze dienstbetrekking wordt geacht in Nederland te zijn vervuld voor zover het heffingsrecht over het loon ter zake van die dienstbetrekking op grond van een verdrag ter voorkoming van dubbele belasting of op grond van enige andere regel van interregionaal of internationaal recht aan Nederland is toegewezen
Ook wordt geanticipeerd op een wijziging van een belastingverdrag in situaties dat Nederland aanvullende afspraken maakt over het heffingsrecht ter zake van het loon dat kan worden toegerekend aan thuiswerkdagen. Dit heeft tot gevolg dat als Nederland als “werkstaat” op grond van een aangepast belastingverdrag toch een heffingsrecht heeft over de in het woonland gewerkte thuiswerkdagen, Nederland dat heffingsrecht in alle situaties kan effectueren.
Vennootschapsbelasting
De giftenaftrek in de VPB vervalt met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2025. Daarnaast wordt de regeling geven uit de vennootschap met ingang van 1 januari 2025 voor wat betreft de dividendbelasting en de inkomstenbelasting afgeschaft.
Met ingang van 1 januari 2025 wordt een anti-fragmentatiemaatregel opgenomen in de earningsstrippingmaatregel voor vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed. De aftrekruimte van de earningsstrippingmaatregel wordt vanaf dan voor vastgoedlichamen met aan derden verhuurd vastgoed buiten toepassing gelaten
De liquidatieverliesregeling (art. 13d lid 7 Wet VPB 1969) wordt op twee punten aangepast. De eerste wijziging betreft de berekening van het voor de deelneming opgeofferde bedrag, dat nodig is om het in aanmerking te nemen liquidatieverlies te bepalen. De voorgestelde wijziging heeft tot gevolg dat bij de berekening van het door een belastingplichtige opgeofferde bedrag voor een deelneming tevens rekening wordt gehouden met een door die belastingplichtige ten gunste van de belastbare winst teruggenomen afwaardering van een vordering op die deelneming, zonder dat een bedrag gelijk aan de afwaardering aan de zogenoemde opwaarderingsreserve wordt toegevoegd. De tweede voorgestelde wijziging heeft betrekking op de zogenoemde tussenhoudsterbepaling in de liquidatieverliesregeling. Het is gebleken dat in strijd met doel en strekking van de liquidatieverliesregeling het in bepaalde situaties mogelijk is om een in beginsel niet-aftrekbaar verkoopverlies op een middellijk gehouden deelneming om te zetten in een aftrekbaar liquidatieverlies op een onmiddellijk gehouden deelneming. Met de voorgestelde wijziging moet de wettelijke regeling voortaan beter aansluiten bij doel en strekking daarvan.
De generieke renteaftrekbeperking (earningsstrippingmaatregel) in de VPB wordt van 20% naar het Europees gemiddelde van 25% gebracht.
Met een aanpassing van de kwijtscheldingswinstmaatregel moeten bepaalde belemmeringen worden weggenomen die ontstaan bij de sanering van verlieslijdende VPB-plichtige lichamen. Oorzaak daarvan is de samenloop tussen de verliesverrekeningsmaatregel en de kwijtscheldingswinstvrijstelling. Deze lichamen kunnen worden geconfronteerd met VPB-heffing over hun kwijtscheldingswinst. Met de voorgestelde maatregel wordt voor situaties met te verrekenen verliezen van meer dan € 1 miljoen de kwijtscheldingswinst volledig vrijgesteld voor zover de kwijtscheldingswinst de overigens in het jaar geleden verliezen overtreft.
Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen; zie onderdeel Inkomstenbelasting
Dividendbelasting
De maatregel om de inkoopfaciliteit voor dividendbelasting met ingang van 2025 af te schaffen (V-N 2023/50.29) wordt teruggedraaid.
De per 1 januari 2024 in werking getreden maatregel van de registratiedatum in de dividendbelasting wordt verduidelijkt, zodat de regeling enkel het moment aanwijst waarop de gerechtigde tot de opbrengst van beursgenoteerde aandelen wordt bepaald.
Bronbelasting
Er wordt een nieuw en eigen groepsbegrip in de Wet bronbelasting 2021 geïntroduceerd ter vervanging van het begrip ‘samenwerkende groep’. Het voorgestelde nieuwe groepsbegrip wordt aangeduid als ’kwalificerende eenheid’. Het begrip richt zich op situaties waarin lichamen gezamenlijk handelen met als hoofddoel of een van de hoofddoelen om de heffing van bronbelasting bij een van die lichamen te ontgaan. De bewijslast ter zake van het bestaan van een kwalificerende eenheid rust bij de inspecteur.
Belastingen van rechtsverkeer
De kavelruilvrijstelling in de overdrachtsbelasting is niet langer van toepassing op de verkrijging van een woning, inclusief rechten, de ondergrond en eventuele aanhorigheden daarbij, met uitzondering van agrarische bedrijfswoning. De kavelruilvrijstelling is niet meer van toepassing op de verkrijging van een andere opstal dan een woning inclusief de ondergrond en rechten waaraan die opstal is onderworpen en tot die opstal behorende aanhorigheden (andere opstal), tenzij die geheel of nagenoeg geheel ten behoeve van de landbouw (agrarisch) bedrijfsmatig geëxploiteerd wordt (de landbouweis). Voor de opstallen die wél voldoen aan de landbouweis en daardoor in aanmerking komen voor de kavelruilvrijstelling, geldt dat de bedrijfsmatig agrarische exploitatie gedurende ten minste tien jaar na de verkrijging als zodanig moet worden voortgezet (de voortzettingseis). Als niet aan de voortzettingseis wordt voldaan is ten aanzien van de verkrijging van die opstal(len) die niet langer aan de landbouweis voldoet of voldoen alsnog overdrachtsbelasting verschuldigd. Een vergelijkbare eis geldt ook voor de agrarische bedrijfswoning. Overdrachtsbelasting is niet alsnog verschuldigd indien niet aan de voortzettingseis wordt voldaan als gevolg van het feit dat een opstal door overheidsingrijpen aan de landbouw wordt onttrokken ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van natuur en landschap. Voor onbebouwde grond geldt de landbouweis (en daarmee de voortzettingseis) niet.
Omzetbelasting
Er wordt een aftrekherziening op bepaalde onroerende investeringsdiensten voorgesteld. Hiermee wil het kabinet met name short-staystructuren bestrijden. De herzieningsregeling zoals die al geldt voor (on)roerende investeringsgoederen wordt uitgebreid naar diensten aan onroerende zaken van tenminste € 30.000, zoals verbouwingen en groot onderhoud. De herzieningstermijn is vijf jaar. De eerder toegepaste BTW-aftrek wordt elk jaar, telkens voor 1/5 deel, vergeleken met het gebruik van de dienst in dat jaar. Er is overgangsrecht opgenomen in de vorm van een uitgestelde inwerkingtreding per 1 januari 2026.
Voorgesteld wordt het verlaagde BTW-tarief voor het verstrekken van logies binnen het kader van het hotel-, pension- en vakantiebestedingsbedrijf aan personen die daar slechts voor een korte periode verblijf houden (hierna: logies) en voor bepaalde culturele goederen en diensten af te schaffen met ingang van het jaar 2026. Het huidige lage BTW-tarief voor kampeerterreinen blijft behouden en is uitgezonderd van de verhoging. Verder gaat een uitzondering gelden voor het verlenen van toegang tot attractieparken, speel- en siertuinen, en andere dergelijke primair en permanent voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen, circussen, dierentuinen en bioscopen. Er is een overgangsbepaling in het wetsvoorstel opgenomen. Die bepaling regelt dat ten aanzien van de posten waarvoor het BTW-tarief met dit voorstel worden verhoogd het BTW-tarief geldt van het moment waarop de prestatie wordt verricht.
BPM, MRB
De specifieke tarieftabel in de BPM voor plug-in hybride voertuigen (PHEV's) wordt beëindigd per 1 januari 2025. Aanleiding is de Europese regelgeving die leidt tot een nieuwe methode waarop de CO2-uitstoot van PHEV’s wordt bepaald.
De fiscale voertuigdefinities worden gestroomlijnd met het kentekenregister. Het voorstel is om in de fiscaliteit vanaf 2025 de officiële voertuigregistraties te volgen. De voorgestelde wijzigingen in de BPM hebben als gevolg dat iets meer auto’s kwalificeren als bestelauto en, daardoor, in aanmerking komen voor de uitzonderingen voor het privégebruik auto in de loon- en inkomstenbelasting. De fiscaal afwijkende definitie van ‘kampeerwagen’ vervalt. In plaats daarvan wordt fiscaal volledig aangesloten op de aanduiding ‘kampeerwagen’ in het kentekenregister. De vereenvoudiging treedt in werking met ingang van 1 januari 2027.
Vanaf 1 januari 2026 geldt voor emissievrije personenauto’s een aangepaste tariefkorting van 25% in de MRB. Vanaf 2030 vervalt de korting.
Accijnzen
Voorgesteld wordt om de accijnstarieven (zoals geldend per 1 juli 2023) voor ongelode benzine, diesel en LPG te verlengen tot en met 31 december 2025. Door wederom in 2025 niet te indexeren wordt de voorgestelde maatregel hiermee voor 2025 de facto ruimer dan de accijnskorting in voorgaande jaren.
Milieuheffingen
De energiebelasting op aardgas tot een verbruik van 170.000 m3 wordt verlaagd met 2,8 cent per m3 in 2025, oplopend naar 4,8 cent per m3 in 2030 (prijspeil 2024).
De belastingvermindering energiebelasting wordt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2024 met 3 cent (exclusief BTW) verhoogd (zie ook het besluit in V-N 2024/10.19). Dit gebeurt naar aanleiding van het amendement Omtzigt op het Belastingplan 2024 (36418, nr. 27; V-N 2023/50.29) dat het verlaagde energiebelastingtarief voor walstroom in tien jaar afbouwt naar het tarief in de derde schijf elektriciteit.
Waterstofverbruik in energetische processen wordt met ingang van 1 januari 2026 in de energiebelasting tegen een apart tarief belast.
Het kabinet stelt voor de reductieopgave voor afvalverbrandingsinstallaties (AVI’s) als gevolg van de CO2-heffing industrie te vergroten door de hoeveelheid beschikbare dispensatierechten voor het jaar 2030 te verminderen met 1 Mton. Deze beoogde aanscherping wordt bereikt met het voorstel tot introductie van een correctiefactor voor AVI’s (hierna: AVI-correctiefactor).
De vrijstellingen voor duaal gebruik van kolen en non-energetisch gebruik van kolen worden per 2027 afgeschaft. Dit voorstel was oorspronkelijk een onderdeel van het wetsvoorstel fiscale klimaat maatregelen industrie en elektriciteit (36432; V-N 2023/46.17) dat is verworpen door de Eerste Kamer.
Er worden enkele verbeteringen aangebracht in de CO2-heffing glastuinbouw.Door middel van een wijziging van de Wet Fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw (V-N 2024/4.3.11) wordt het nieuw vastgestelde tarief van de CO2-heffing glastuinbouw opgenomen in de Wbm. Er wordt voorgesteld om het bindingscriterium te vervangen door de eis dat ten minste 75% van de met aardgas opgewekte warmte direct of indirect wordt getransporteerd naar één of meer glastuinbouwbedrijven. Ook wordt de aangiftetermijn voor de CO2-heffing glastuinbouw gesteld op ten minste drie maanden na het einde van het tijdvak waarover aangifte wordt gedaan.
Kansspelbelasting
Het tarief kansspelbelasting wordt verhoogd van 30,5% naar 34,2% per 1 januari 2025 en daarna tot 37,8% per 1 januari 2026.
Aangekondigde nota’s van wijziging
De Staatssecretaris van Financiën heeft al twee nota’s van wijziging aangekondigd op het Belastingplan 2025.
In de nota van wijziging wordt een mogelijkheid gedicht om de met ingang van 1 januari 2025 voorziene aanpassing van het regime voor de fiscale beleggingsinstelling (fbi-regime) in de vennootschapsbelasting als gevolg van de Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling te ontgaan. Tevens wordt voor het begrip vastgoed in het fbi-regime aansluiting gezocht bij het begrip vastgoed elders in de vennootschapsbelasting.
Bijstellen hoogte proceskostenvergoeding WOZ- en BPM-bezwaarzaken: De Hoge Raad heeft op 12 juli 2024 een arrest gewezen (V-N 2024/33.18) als gevolg waarvan het lage tarief voor de proceskostenvergoeding in belasting- en premiezaken buiten toepassing moet blijven. Dit arrest wordt per 1 januari 2025 gecodificeerd in het Bpb. Enkel het tarief voor overige zaken, dat thans dubbel zo hoog is, blijft dan over. In de nota van wijziging wordt geregeld dat de factor met ingang van 1 januari 2025 wordt verlaagd naar 0,125. Dit zorgt ervoor dat de proceskostenvergoeding die in de bezwaarfase kan worden toegekend in lijn blijft met hetgeen de wetgever bij de invoering van de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM voor ogen stond.
In een aangekondigde tweede nota van wijziging worden maatregelen opgenomen waarover die in augustus 2024 niet tijdig voor het aanvragen van advies van de Raad van State afgerond waren. Deze moeten de koopkracht van burgers te versterken en de extra uitgaven of gederfde inkomsten dekken. Het gaat dan om:
De versobering van de 30%-regeling uit het Belastingplan 2024 (’30-20-10-regeling’) wordt grotendeels teruggedraaid en de maximale onbelaste vergoeding wordt op een constant forfait van 27% gesteld per 1 januari 2027. In de jaren 2025 en 2026 geldt voor alle ingekomen werknemers een percentage van 30%. Verder wordt de salarisnorm verhoogd van € 46.107 naar € 50.436 (prijzen 2024) en de salarisnorm voor ingekomen werknemers jonger dan 30 jaar met een mastergraad van € 35.048 naar € 38.338 (prijzen 2024). Voor ingekomen werknemers die vóór 2024 de 30%-regeling hebben toegepast geldt respecterend overgangsrecht. Voor hen blijft tot het einde van de looptijd een percentage van 30% gelden en de oude (geïndexeerde) salarisnormen.
Er komt een nieuw en gunstiger algemeen woningtarief van 8% in de overdrachtsbelasting. Met ingang van 1 januari 2026 wordt het algemeen tarief voor woningen verlaagd van 10,4% naar 8%. Dit nieuwe tarief is van toepassing op alle verkrijgingen van woning, met uitzondering van situaties waarin het bestaande verlaagd tarief van 2% of een vrijstelling, zoals de startersvrijstelling, geldt.
Nota van wijziging
Met deze nota van wijziging wordt een mogelijkheid gedicht om de met ingang van 1 januari 2025 voorziene aanpassing van het regime voor de fiscale beleggingsinstelling (FBI-regime) in de vennootschapsbelasting als gevolg van de Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling te ontgaan. Tevens wordt voor het begrip vastgoed in het FBI-regime aansluiting gezocht bij het begrip vastgoed elders in de vennootschapsbelasting. Verder wordt met deze nota van wijziging geregeld dat de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en BPM zijn beoogde werking behoudt. De wijzigingen zorgen ervoor dat de vergoeding die in de bezwaarfase kan worden toegekend voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in lijn blijft met hetgeen de wetgever bij de invoering van deze wet voor ogen stond. Tenslotte is een redactionele wijziging opgenomen.
Tweede nota van wijziging
De versobering van de 30%-regeling uit het Belastingplan 2024 wordt grotendeels teruggedraaid met ingang van 1 januari 2025 en daarnaast wordt per 1 januari 2027 de maximale onbelaste vergoeding op een constant forfait van 27% gesteld. Ook gaat de nieuwe expatregeling hogere salarisnormen bevatten via een wijziging van de betreffende lagere regelgeving. Op grond van het getroffen overgangsrecht hebben deze wijzigingen geen gevolgen voor ingekomen werknemers waarvoor uiterlijk in 2023 de 30%-regeling is toegepast. Het constante forfait van 27% gaat gelden voor zowel ingekomen als uitgezonden werknemers.
De vervoerskosten aftrek specifieke zorgkosten wordt aangepast door bij zorgkilometers, naast de voorgestelde aftrek van autokosten voor een bedrag van € 0,23 per kilometer, ook de in dat kader werkelijk gemaakte parkeer-, veer- en tolgelden in aftrek toe te staan. Dit gaat ook gelden bij de aftrek van reiskosten voor het regelmatig bezoeken van een langdurig verpleegde persoon.
Met ingang van 1 januari 2026 wordt voor de verkrijging van woningen het algemeen overdrachtsbelastingtarief 8% in plaats van 10,4%.
Bij de antifragmentatiemaatregel in de generieke renteaftrekbeperking uit het wetsvoorstel Belastingplan 2025 wordt de inwerkingtredingsbepaling zodanig aangepast dat de maatregel voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2025. Verder acht het kabinet het wenselijk dat als sprake is van een buitenlandse belastingplichtige met een vaste inrichting in Nederland – de bezittingen van het buitenlandse hoofdhuis ook worden uitgesloten van de gecorrigeerde bezittingen voor de bezittingentoets in de antifragmentatiemaatregel.
Er wordt zeker gesteld dat ook de overdrachten van vouchers die betrekking hebben op prestaties die vanaf 1 januari 2026 worden verricht, worden belast naar het algemene BTW-tarief.
De inwerkingtredingsbepaling van de Wet Stb. 2024, 240 (V-N 2024/36.20.4) waarmee de gewijzigde Eurovignetrichtlijn wordt geïmplementeerd, wordt aangepast, zodat bij koninklijk besluit kan worden vastgesteld wanneer de vastgestelde wijzigingen van de Wet belasting zware motorrijtuigen in werking kunnen treden.
Er wordt een omissie hersteld in de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). Bij de Wet fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw is verzuimd de tarieven van de derde en vierde schijf met ingang van 1 januari 2025 van rechtswege te koppelen aan de reguliere energiebelastingtarieven op aardgas. Dit wordt hersteld.
Derde nota van wijziging
Met de derde nota van wijziging wordt een overgangsbepaling opgenomen in de Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling (V-N 2024/4.3.5). Hierdoor wordt een fonds voor gemene rekening (fgr) geacht met ingang van 1 januari 2025 een zogenoemd inkoopfonds te zijn, indien reeds voor die datum het voornemen bestond om te herstructureren en het fonds uiterlijk op 31 december 2025 aan de voorwaarde voor het zijn van inkoopfonds voldoet. Vanuit de praktijk en vanuit de Belastingdienst zijn namelijk signalen ontvangen dat in bepaalde gevallen de tijdsdruk voor een herstructurering toeneemt, omdat blijkt dat bepaalde beleggingsfondsen wel de intentie hebben om met ingang van 1 januari 2025 een inkoopfonds (en daarmee niet zelfstandig belastingplichtig) te zijn, maar dat dat om praktische redenen niet altijd haalbaar is. De vertraagde herstructureringen kunnen tot gevolg hebben dat fondsen voor een korte periode zelfstandig belastingplichtig worden, en die zelfstandige belastingplicht verliezen als zij later in het jaar alsnog aan de voorwaarden voor het zijn van inkoopfonds voldoen.
Enkele inwerkingtredingsbepalingen worden aangepast.
Maatregelen in aangenomen amendementen:
De tarieven in de energiebelasting voor waterstof voor na 2030 moeten zo snel mogelijk worden vastgesteld. Daartoe wordt de opgenomen horizonbepaling daarvoor uit het wetsvoorstel gehaald, zodat de tarieven die vanaf 2026 gelden ook na 2030 van kracht blijven (amendement 36602, nr. 60).
Er wordt – met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2023 - een technische omissie gerepareerd omtrent de fiscale rekenregels inzake het nettopensioen (amendement 36602, nr. 63.
De LPG-G3 kortingsregeling in de motorrijtuigenbelasting wordt niet afgeschaft per 1 januari 2026 (amendement 36602, nr. 66).
Het budget voor de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) wordt structureel verhoogd. De aftrek voor starters wordt verhoogd naar 50%. Het tarief van de eerste schijf wordt verhoogd naar 36%. De eerste schijf wordt verruimd van € 350.000 naar € 380.000 (amendement 36602, nr. 68).
Fiscale constructies in de samenloop van de MIA en de Vamil worden afgeschaft (amendement 36602, nr. 90).
Bij het begin van de kalenderjaren 2025 en 2026 worden de maximale premiegrondslag voor het bepalen van de zogenoemde jaarruimte (pensioentekort); en de aftoppingsgrens van het pensioengevend loon, niet geïndexeerd (amendement 36602, nr. 90).
De giftenaftrek in de vennootschapsbelasting blijft in stand en de periodieke giftenaftrek in de inkomstenbelasting wordt verruimd van € 250.000 naar € 1,5 miljoen (amendement 36602, nr. 90).
De vrijstelling groene beleggingen wordt per 1 januari 2025 verlaagd met € 4000 per belastingplichtige. De heffingskorting groene beleggingen gaat van 0,7% naar 0,1%. Per 1 januari 2027 vervallen de vrijstelling en heffingskorting groene beleggingen (amendement 36602, nr. 93).
Per 1 januari 2025 wordt het percentage van de eerste schijf van de vrije ruimte in de werkkostenregeling verhoogd van 1,92% naar 2%. Daarnaast wordt per 1 januari 2027 het percentage van de eerste schijf van de vrije ruimte verhoogd van 2% naar 2,16% (amendement 36602, nr. 93).
De overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting gaat per 1 januari 2028 ook voor werkende eenverdieners gelden (amendement 36602, nr. 99).
De antifragmentatiemaatregel in de generieke renteaftrekbeperking wordt niet ingevoerd. Verder wordt de voorgenomen verhoging van het percentage van de generieke renteaftrekbeperking niet doorgevoerd. Dit betekent dat dit percentage niet wordt verhoogd tot 25%, maar tot 24,5% (amendement 36602, nr. 130).
Moties
In de moties is onder meer geregeld om een alternatieve invulling voor de afschaffing van de verlaagde BTW-tarieven (sport, cultuur en media) te presenteren. Daarbij moet gebruik gemaakt worden van het handboek Omzetbelasting. Ook moeten willekeurige aanpassingen worden voorkomen en moet worden gestreefd naar vereenvoudiging.
Stand van zaken:
Het voorstel is ingediend bij de Tweede Kamer. Op 14 november 2024 stemt de Tweede Kamer over het voorstel. De Tweede Kamer heeft het voorstel op 14 november 2024 aangenomen. Ook zijn amendementen 60, 63, 66, 68, 90, 93, 99 en 130 aangenomen. Verder zijn moties 100, 101, 102, 103, 104, 105, 107, 109, 110, 111, 113, 119, 120, 121, 122, 124, 125 en 127 aangenomen.
Documenten bij dit thema
Wetgeving
Wetgeving in wording
Kies de voorgestelde versie per 1 januari 2025 in de tijdsbalk bij het wetsartikel. Bij het wetsartikel is vergelijken van versies ook mogelijk.
Art. 2.10 Wet IB 2001
Art. 2.10a Wet IB 2001
Art. 2.12 Wet IB 2001
Art. 3.16 Wet IB 2001
Art. 3.31 Wet IB 2001
Art. 3.36 Wet IB 2001
Art. 3.40 Wet IB 2001
Art. 3.42a Wet IB 2001
Art. 4.13 Wet IB 2001
Art. 4.14a Wet IB 2001
Art. 5.10 Wet IB 2001
Art. 5.13 Wet IB 2001
Art. 6.17 Wet IB 2001
Art. 6.19 Wet IB 2001
Art. 6.38 Wet IB 2001
Art. 7.2 Wet IB 2001
Art. 8.9 Wet IB 2001
Art. 8.10 Wet IB 2001
Art. 8.19 Wet IB 2001
Art. 9.4 Wet IB 2001
Art. 10.1 Wet IB 2001
Art. 10.6a Wet IB 2001
Art. 10.6b Wet IB 2001
Art. 10a.25 Wet IB 2001
Art. 20a Wet LB 1964
Art. 20b Wet LB 1964
Art. 22 Wet LB 1964
Art. 31 Wet LB 1964
Art. 31a Wet LB 1964
Art. 23 Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen
Art. 1a Wet VPB 1969
Art. 2 Wet VPB 1969
Art. 3 Wet VPB 1969
Art. 7 Wet VPB 1969
Art. 8 Wet VPB 1969
Art. 10 Wet VPB 1969
Art. 10a Wet VPB 1969
Art. 13ba Wet VPB 1969
Art. 13d Wet VPB 1969
Art. 15ac Wet VPB 1969
Art. 15b Wet VPB 1969
Art. 16 Wet VPB 1969
Art. 18 Wet VPB 1969
Art. 20a Wet VPB 1969
Art. 21a Wet VPB 1969
Art. 1a Wet dividendbelasting 1965
Art. 3 Wet dividendbelasting 1965
Art. 4d Wet dividendbelasting 1965
Art. 1.2 Wet bronbelasting 2021
Art. 2.1 Wet bronbelasting 2021
Art. 6.2 Wet bronbelasting 2021
Art. 5 Wet op de kansspelbelasting
Art. 9 Wet belastingen van rechtsverkeer (per 1-1-2026)
Art. 13 Wet belastingen van rechtsverkeer (per 1-1-2026)
Art. 14 Wet belastingen van rechtsverkeer (per 1-1-2026)
Art. 15 Wet belastingen van rechtsverkeer
Art. 15a Wet belastingen van rechtsverkeer (per 1-1-2026)
Art. 2a Wet OB 1968 (iwtr 1-1-2026)
Tabel I Wet OB 1968 (iwtr 1-1-2026)
Art. 9 Wet BPM 1992
Art. 9c Wet BPM 1992
Art. 10 Wet BPM 1992
Art. 15 Wet BPM 1992
Art. 25b Wet MRB 1994
Art. 37d Wet MRB 1994
Art. 16b.17 Wet milieubeheer
Art. 59 Wet belastingen op milieugrondslag
Art. 63 Wet belastingen op milieugrondslag
Art. 71aa Wet belastingen op milieugrondslag
Art. 71i Wet belastingen op milieugrondslag
Art. 71t Wet belastingen op milieugrondslag
Art. 71ta Wet belastingen op milieugrondslag
Art. 71w Wet belastingen op milieugrondslag
Art. 71y Wet belastingen op milieugrondslag
Art. 71z Wet belastingen op milieugrondslag
Art. 90 Wet belastingen op milieugrondslag
Bijlage 2, art. 4 Awb
Art. 16 AWR
Art. 6 Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15
Artikel XLIV Belastingplan 2025 (accijns)
Artikel LVIII Belastingplan 2025 (IB)
Artikel LVIIIA Belastingplan 2025 (IB/LB)
Artikel LIX Belastingplan 2025 (IB)
Artikel LXII Belastingplan 2025 (OB)
Artikel IXA Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling
Artikel X Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling
Literatuur
Wijzigingen in de overdrachtsbelasting na akkoord Tweede Kamer, TaxVisions
Wijzigingen in de BTW na akkoord Tweede Kamer, TaxVisions
Wijzigingen in de dividend- en bronbelasting na akkoord Tweede Kamer, TaxVisions
Wijzigingen in de vennootschapsbelasting na akkoord Tweede Kamer, TaxVisions
Wijzigingen in de loonbelasting na akkoord Tweede Kamer, TaxVisions
Wijzigingen in de inkomstenbelasting na akkoord Tweede Kamer, TaxVisions
Inleiding, V-N 2024/49.1
Belastingplan 2025. Nota van wijziging, V-N 2024/49.2
Belastingplan 2025. Nota naar aanleiding van het verslag, V-N 2024/49.3
Fiscale beleidsnotities 2025, WFR 2024/269
IB-onderwerpen in het pakket Belastingplan 2025, WFR 2024/270
De Vpb-maatregelen in het Belastingplan, WFR 2024/271
Wetswijziging excessief lenen bij personenvennootschappen, WFR 2024/272
Het mes in de fiscale geefregelingen voor giften vanuit de vennootschap, WFR 2024/273
Klimaatmaatregelen Belastingplan 2025, WFR 2024/275
Belastingplan 2025. Advies Raad van State en nader rapport, V-N 2024/43.5
Belastingplan 2025. Voorgestelde wettekst met artikelsgewijze toelichting, V-N 2024/43.4
Belastingplan 2025. Memorie van toelichting. Algemeen, V-N 2024/43.3
Aanbiedingsbrief pakket Belastingplan 2025, V-N 2024/43.2
Inleiding, V-N 2024/43.1
Wijzigingen in de overdrachtsbelasting, TaxVisions
Wijzigingen in de BTW, TaxVisions
Wijzigingen in de dividend- en bronbelasting, TaxVisions
Wijzigingen in de vennootschapsbelasting, TaxVisions
Wijzigingen in de loonbelasting, TaxVisions
Wijzigingen in de inkomstenbelasting, TaxVisions
NOB: transformatie naar robuust toekomstbestendig belastingstelsel komt niet uit de verf in Belastingplan 2025, TaxLive
Internetconsultatie Eindejaarsregeling 2024, V-N Vandaag 2024/1781
Internetconsultatie aanpassing kavelruilvrijstelling, V-N 2024/19.15
Internetconsultatie BTW-herziening diensten aan onroerende zaken gestart, V-N 2024/14.9
Fiscale maatregelen hoofdlijnenakkoord PVV, VVD, NSC en BBB, V-N 2024/23.3
Fiscale plannen Voorjaarsnota, V-N 2024/21.4
Inhoud Belastingplan 2025 bekendgemaakt in Fiscale Beleids- en Uitvoeringsagenda, V-N 2024/21.3
Voorgenomen afschaffing € 1 mln.-drempel in "earningsstripping"-maatregel pas in Belastingpakket 2025, V-N 2023/39.8
Naslag
Documenten:
Brief van de staatssecretaris van Financiën - F&B over gevolgen van het niet aannemen van wetsvoorstel Belastingplan 2025, 36602, EK, D
Gewijzigd voorstel van wet, 36602, EK, C
Aangenomen amendement van het lid Vermeer (BBB) c.s. ter vervanging van nr. 55 over de anti-fragmentatiemaatregel niet invoeren, 36602, nr. 130
Pakket Belastingplan 2025 + wijziging van de Wet op de huurtoeslag (Wet vereenvoudiging van de huurtoeslag (36311)) plenaire behandeling in 1 termijn (ongecorrigeerd)
Motie van de leden Koekkoek en Dassen (beiden Volt) over de Innovatiebox dusdanig vormgeven dat het beleidsdoel "het bevorderen van innovatie" doelmatig en doeltreffend wordt behaald, 36602, nr. 129
Motie van de leden Koekkoek en Dassen (beiden Volt) over de halvering van de vrijstelling voor groen beleggen zo ver mogelijk terugdraaien en dit dekken door het verhogen van de tabaksaccijns, 36602, nr. 128
Aangenome motie van het lid Stoffer (SGP) c.s. over een scheiding tussen wetgeving die mee moet lopen in het strakke behandelschema van het Belastingplan en wetgeving met een langere behandeltijd, 36602, nr. 127
Motie van de leden Stoffer (SGP) en Inge van Dijk (CDA) over een belasting op toegevoegde suikers serieus meenemen in de besluitvorming, 36602, nr. 126
Aangenomen motie van het lid Stoffer (SGP) c.s. over de gevolgen van de versobering van de BOR voor de agrarische sector zo veel mogelijk beperken, 36602, nr. 125
Aangenomen motie van het lid Stoffer (SGP) c.s. over in een brief aan de Kamer varianten en keuzeopties meenemen die de kloof tussen een- en tweeverdieners verkleinen, 36602, nr. 124
Motie van het lid Kostic over een generatietoets om de langetermijneffecten van de begroting op toekomstige generaties te kunnen beoordelen, 36602, nr. 123
Aangenomen motie van het lid Grinwis (ChristenUnie) c.s. over technische omissies in de wettekst van de Successiewet ten aanzien van de BOR zo spoedig mogelijk repareren, 36602, nr. 122
Aangenomen motie van het lid Grinwis (ChristenUnie) c.s. over burgers en ondernemers duidelijk maken dat elektrisch rijden vanaf 2026 aantrekkelijk blijft vergeleken met rijden op benzine, 36602, nr. 121
Aangenomen motie van de leden Vermeer (BBB) en Inge van Dijk (CDA) over in kaart brengen waar de beperking van de kavelruilvrijstelling de transitie van het landelijk gebied doorkruist, 36602, nr. 120
Aangenomen motie van het lid Vermeer (BBB) over de ACM verzoeken om een vaste opzegvergoeding voor energiecontracten vast te stellen die periodiek wordt herzien, 36602, nr. 119
Motie van het lid Dijk (SP) over ervoor zorgen dat mensen er niet op achteruitgaan door de verandering van de huurtoeslag, 36602, nr. 118
Motie van het lid Dijk (SP) over huurders compenseren voor het afschaffen van de salderingsregeling, 36602, nr. 117
Motie van het lid Dijk (SP) over onderzoek naar de staat van financiële stabiliteit en de effecten van beleid dat financiering via vreemd vermogen aantrekkelijk maakt, 36602, nr. 116
Motie van het lid Dijk (SP) over topprioriteit geven aan een nieuwe box 3-belasting of simpele vermogingsbelasting, 36602, nr. 115
Motie van het lid Van Vroonhoven (NSC) c.s. over onderzoeken of er budget is om een doelgroep in plaats van een woningtype te voorzien van een toeslag, 36602, nr. 114
Aangenomen motie van het lid Van Vroonhoven (NSC) c.s. over verkennen of de kamerverhuurvrijstelling uitgebreid kan worden zodat vrijstelling voor een tweede kamer geldig wordt, 36602, nr. 113
Motie van de leden Van Vroonhoven (NSC) en Vermeer (BBB) over de regelingen in de loon- en inkomstenbelasting ten aanzien van het onbelast verstrekken van extraterritoriale kosten voor ingekomen werknemers versoberen, 36602, nr. 112
Aangenomen motie van het lid Inge van Dijk (CDA) c.s. over de impact onderzoeken van het aflopen van de tienjaarstermijn voor mensen met letselschadevergoedingen, 36602, nr. 111
Aangenomen motie van het lid Inge van Dijk (CDA) c.s. over de impact van fiscale maatregelen op warmtebedrijven en investeringen in verduurzaming inzichtelijk maken, 36602, nr. 110
Aangenomen motie van het lid Inge van Dijk (CDA) c.s. over voor de Voorjaarsnota verschillende opties en uitvoeringsimplicaties voor tariefdifferentiatie in de kansspelbelasting in kaart brengen, 36602, nr. 109
Motie van het lid Inge van Dijk (CDA) c.s. over prioriteit geven aan maatregelen in het belang van de gezondheid van inwoners en alternatieve uitvoeringsopties in kaart brengen om verdringing te voorkomen, 36602, nr. 108
Aangenomen motie van het lid Inge van Dijk (CDA) c.s. over in overleg met de Kamer een alternatieve invulling voor de afschaffing van verlaagde btw-tarieven presenteren, 36602, nr. 107
Motie van de leden Van Eijk (VVD) en Grinwis (ChristenUnie) over een gedifferentieerde verbruiksbelasting op niet-alcoholische dranken inrichten op basis van toegevoegde suikers, 36602, nr. 106
Aangenomen motie van het lid Van Eijk (VVD) over onderzoek naar knelpunten rondom het fonds voor gemene rekening, 36602, nr. 105
Aangenomen motie van de leden Van Eijk (VVD) en Vermeer (BBB) over inzichtelijk maken welke antimisbruikmaatregelen er in de EU zijn tegen belastingconstructies waarbij misbruik wordt gemaakt van de generieke renteaftrekbeperking, 36602, nr. 104
Aangenomen motie van het lid Van Eijk (VVD) over onderzoeken hoe Nederland een nieuw systeem van duurzame innovatiekredieten kan vormgeven, 36602, nr. 103
Aangenomen motie van het lid Van Eijk (VVD) over het verder uitwerken van de beleidsoptie voor voordelige waardering van aandelenopties, 36602, nr. 102
Aangenomen motie van het lid Vlottes (PVV) c.s. over in de nog te ontvangen grenseffectenrapportages nadrukkelijk ingaan op een eventuele daling van verkoopvolumes en de oorzaken hiervan, 36602, nr. 101
Aangenom motie van het lid Vlottes (PVV) over bij de aanpassing van het belastingstelsel een rechtsvergelijkend onderzoek doen per maatregel, 36602, nr. 100
Aangenomen amendement van het lid Stoffer (SGP) c.s. ter vervanging van nr. 98 over de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting voor werkende eenverdieners, 36602, nr. 99
Amendement van de leden Stoffer (SGP) en Grinwis (ChristenUnie) over de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting voor werkende eenverdieners, 36602, nr. 98 (vervangen door nr. 99)
Amendement van het lid Dassen (Volt) c.s. over afschaffing van de algemene eenmalig verhoogde schenkingsvrijstelling voor kinderen, 36602, nr. 97
Amendement van de leden Dassen en Koekkoek (beiden Volt) over het introduceren van een derde schijf binnen de schenk- en erfbelasting, 36602, nr. 96
Amendement van de leden Dassen en Koekkoek (beiden Volt) over het verhogen van het effectieve tarief voor de innovatiebox, 36602, nr. 95
Amendement van de leden Dassen en Koekkoek (beiden Volt) over het per 2026 afschaffen van de landbouwvrijstelling, 36602, nr. 94
Aangenomen amendement van de leden Van Eijk (VVD) en Vermeer (BBB) over het uitbreiden van de vrije ruimte in de werkkostenregeling, 36602, nr. 93
Amendement van het lid Van Eijk (VVD) over het tot en met 2024 terugwerken van de kwijtscheldingswinstvrijstelling, 36602, nr. 92
Amendement van de leden Vijlbrief (D66) en Rooderkerk (D66) over de energiebelasting meer verminderen door de verlaging van de aardgasbelasting niet door te voeren, 36602, nr. 91
Aangenomen amendement van het lid Grinwis (ChristenUnie) c.s. over het in stand laten van de giftenaftrek in de winstbelasting en een verruiming van de periodieke giftenaftrek in de inkomstenbelasting, 36602, nr. 90
Gewijzigd amendement van het lid Grinwis (ChristenUnie) c.s. ter vervanging van nr. 15 over het in stand houden van de giftenaftrek en het aanpassen van de begrenzing van de generieke rentreaftrekbeperking in de vpb, 36602, nr. 89
Amendement van het lid Maatoug (GroenLinks-PvdA) c.s. over het tegengaan van fiscale ontwijkingsconstructies die gebruik maken van de energie-investeringsaftrek en milieu-investeringsaftrek, 36602, nr. 88
Amendement van de leden Maatoug en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) over een versobering van de expatregeling, 36602, nr. 87
Schriftelijke antwoorden op de vragen, gesteld tijdens het wetgevingsoverleg van 8 november 2024, over het pakket Belastingplan 2025 en appreciatie van de amendementen, 36602, nr. 86
Amendement van de leden Maatoug en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) over het afschaffen van de vrijstelling van leidingwaterbelasting voor grootgebruikers, 36602, nr. 85
Amendement van de leden Maatoug en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) over het afschaffen van de landbouwvrijstelling, 36602, nr. 84
Amendement van de leden Maatoug en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) over het vervallen van de doorstootregeling, 36602, nr. 83
Gewijzigd amendement van de leden Dobbe en Dijk (beiden SP) ter vervanging van nr. 39 over het afschaffen van de 30%-regeling en de ETK-regeling, 36602, nr. 82
Gewijzigd amendement van het lid Van Kent (SP) ter vervanging van nr. 20 over het afschaffen van de BTW voor openbaar vervoer, 36602, nr. 81
Nader gewijzigd amendement van de leden Dobbe en Dijk (beiden SP) ter vervanging van nr. 18 over het terugdraaien van de verhoging van het percentage van de renteaftrekbeperking, 36602, nr. 80
Amendement van de leden Maatoug en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) over een aanscherping van de verliesrekening binnen de vennootschapsbelasting, 36602, nr. 79
Amendement van de leden Maatoug en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) over het schrappen van de verlaging van de algemene heffingskorting, 36602, nr. 78
Amendement van de leden Maatoug en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) over het vervallen van de voorgenomen afschaffing van de dividendbelasting op de inkoop van eigen aandelen, 36602, nr. 77
Amendement van de leden Maatoug en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) over een verplichte waardering van effecten op marktwaarde indien het uiteindelijke belang in de belastingplichtige wijzigt 36602, nr. 76
Amendement van de leden Maatoug en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) over het belasten van terugbetaling van kapitaal voor de inkomstenbelasting, 36602, nr. 75
Amendement van de leden Maatoug en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) over het schrappen van de verlaging van het tarief in box 2, 36602, nr. 74
Amendement van de leden Maatoug en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) over afschrijven op immateriële activa zoals goodwill niet langer mogelijk maken, 36602, nr. 73
Amendement van de leden Maatoug en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) over het verlagen van het percentage van de renteaftrekbeperking naar 10%, 36602, nr. 72
Amendement van de leden Maatoug en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) over het schrappen van de aftrek van rente op onzakelijke geldleningen, 36602, nr. 71
Amendement van de leden Maatoug en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) over het afschaffen van fossiele subsidies, 36602, nr. 70
Amendement van de leden Maatoug en Stultiens (beiden GroenLinks-PvdA) over verhoging van het minimale bezitspercentage om gebruik te mogen maken van de deelnemingsvrijstelling in de vpb naar 10%, 36602, nr. 69
Aangenomen gewijzigd amendement van het lid Inge van Dijk (CDA) c.s. ter vervanging van nr. 38 over een structurele verhoging van het budget voor de WBSO, 36602, nr. 68
Amendement van de leden Grinwis (ChristenUnie) en Inge van Dijk (CDA) ter vervanging van nr. 28 over het verlagen van het tarief van de tweede schijf, 36602, nr. 67
Aangenomen amendement van het lid Vermeer (BBB) ter vervanging van nr. 59 over de LPG-G3 kortingsregeling niet afschaffen, 36602, nr. 66
36602, bijgewerkt t/m nr. 65 (3e NvW d.d. 11 november 2024)
Beslisnota bij derde nota van wijziging inzake Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025), 36602 (bijlage)
Derde nota van wijziging inzake Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025), 36602, nr. 65
Amendement van het lid Van Eijk (VVD) over inwerkingtreding van de materiële bepalingen uit de Wet FKR per 2026, 36602, nr. 64
Aangenomen amendement van het lid Van Eijk (VVD) over herstel van een omissie inzake de rekenregels voor het nettopensioen, 36602, nr. 63
Aanwezigheid minister van Financiën bij het wetgevingsoverleg Pakket Belastingplan 2025, 36602, nr. 62
Amendement van de leden Grinwis (ChristenUnie) en Vijlbrief (D66) ter vervanging van nr. 21 over het handhaven van het oorspronkelijke afbouwpad voor de korting op de motorrijtuigenbelasting voor emissievrije voertuigen, 36602, nr. 61
Aangenomen amendement van de leden Erkens (VVD) en Vijlbrief (D66) ter vervanging van nr. 53 over het schrappen van de horizonbepaling voor het aangepaste tarief voor waterstof, 36602, nr. 60
Amendement van het lid Vermeer (BBB) over de LPG-G3 kortingsregeling niet afschaffen, 36602, nr. 59 (vervangen door nr. 66)
Nader gewijzigd amendement van het lid Teunissen (PvdD) ter vervanging van nr. 45 over de btw op onbewerkte groente en fruit verlagen naar het nultarief, 36602, nr. 58
Gewijzigd amendement van het lid Teunissen (PvdD) ter vervanging van nr. 34 over het afschaffen van de vrijstelling van assurantiebelasting voor exportkredietverzekeringen, 36602, nr. 57
Gewijzigd amendement van het lid Teunissen (PvdD) ter vervanging van nr. 33 over het verlaagde btw-tarief op sierteelt verhogen naar het reguliere tarief, 36602, nr. 56
Amendement van de leden Vermeer (BBB) en Van Eijk (VVD) over de anti-fragmentatiemaatregel niet invoeren, 36602, nr. 55 (vervangen door nr. 130)
Schriftelijke antwoorden op de openstaande vragen, gesteld tijdens het wetgevingsoverleg Belastingplan 2025 van 21 oktober 2024, 36602, nr. 54
Amendement van het lid Erkens (VVD) over het schrappen van de horizonbepaling voor het aangepaste tarief voor waterstof, 36602, nr. 53 (vervangen door nr. 60)
Amendement van de leden Grinwis (ChristenUnie) en Stoffer (SGP) over het terugdraaien van de BTW-verhoging op boeken, 36602, nr. 52
Gewijzigd amendement van het lid Teunissen (PvdD) ter vervanging van nr. 31 over de vliegbelasting per 1 juli 2025 differentiëren naar afstand en reisklasse, 36602, nr. 51
Amendement van het lid Teunissen (PvdD) over de vliegbelasting per 1 juli 2025 ook heffen bij transferpassagiers, 36602, nr. 50
Convocatie wetgevingsoverleg Pakket Belastingplan 2025
Amendement van de leden Grinwis (ChristenUnie) en Inge van Dijk (CDA) ter vervanging van nr. 29 over een stijging van de algemene heffingskorting door het niet indexeren van de arbeidskorting, 36602, nr. 49
Verzoek voor de verdere behandeling van een deel van het pakket Belastingplan, 36602, nr. 48
Amendement van het lid Dijk (SP) over het vervallen van de doorstootregeling, 36602, nr. 47
Schriftelijke antwoorden op de vragen, gesteld tijdens het wetgevingsoverleg van donderdag 24 oktober 2024, over de wetsvoorstellen t.a.v. de huurtoeslag, over het pakket Belastingplan 2025, 36602, nr. 46
Gewijzigd amendement van het lid Teunissen (PvdD) ter vervanging van nr. 36 over de btw op onbewerkte groente en fruit verlagen naar het nultarief, 36602, nr. 45 (vervangen door nr. 58)
Toezegging aan het lid Vijlbrief (D66) over voornemens van het kabinet ten aanzien van de BTW-voorstellen, 36602, nr. 44
Schriftelijke beantwoording op een deel van de vragen, gesteld tijdens de voortzetting van het wetgevingsoverleg van 24 oktober 2024, over het pakket Belastingplan 2025, 36602, nr. 43
Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport, 36602, nr. 42
36602, bijgewerkt wetsvoorstel t/m nr. 41 (2e NvW d.d. 29 oktober 2024)
Beslisnota bij Tweede Nota van wijziging inzake wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025), 36602
Tweede Nota van wijziging, 36602, nr. 41
Convocatie wetgevingsoverleg Pakket Belasting 2025(PDF)
Schriftelijke beantwoording op een deel van de vragen, gesteld tijdens het wetgevingsoverleg van 21 oktober 2024, over het pakket Belastingplan 2025, 36602, nr. 40
Amendement van de leden Dobbe en Dijk (beiden SP) ter vervanging van nr. 10 over het afschaffen van de 30%-regeling en de ETK-regeling, 36602, nr. 39 (vervangen door nr. 82)
Amendement van het lid Inge van Dijk (CDA) c.s. over een structurele verhoging van het budget voor de WBSO, 36602, nr. 38 (vervangen door nr. 68)
Amendement van het lid Sneller (D66) over het verminderen van de verlaagde accijnstarieven voor brandstoffen, 36602, nr. 37
Amendement van het lid Teunissen (PvdD) over de btw op onbewerkte groente en fruit verlagen naar het nultarief, 36602, nr. 36 (vervangen door nr. 45)
Amendement van het lid Teunissen over het afschaffen van de landbouwvrijstelling, 36602, nr. 35
Amendement van het lid Teunissen over het afschaffen van de vrijstelling van assurantiebelasting voor exportkredietverzekeringen, 36602, nr. 34 (vervangen door nr. 57)
Amendement van het lid Teunissen over het verlaagde btw-tarief op sierteelt verhogen naar het reguliere tarief, 36602, nr. 33 33 (vervangen door nr. 56)
Amendement van het lid Teunissen over de vliegbelasting voor privéjets per 1 juli 2025 verhogen naar 600 euro per persoon, 36602, nr. 32
Amendement van het lid Teunissen over over het afschaffen van de vrijstelling van leidingwaterbelasting voor grootgebruikers, 36602, nr. 30
Amendement van het lid Grinwis (ChristenUnie) over een stijging van de algemene heffingskorting door het niet indexeren van de arbeidskorting, 36602, nr. 29 (vervangen door nr. 49)
Amendement van het lid Grinwis (ChristenUnie) over het verlagen van het tarief van de tweede schijf, 36602, nr. 28 (vervangen door nr. 67)
Kabinetsreactie evaluatie Wet differentiatie overdrachtsbelasting en verhoging algemene tarief naar 10,4%, 36602, nr. 27
Beslisnota bij nota naar aanleiding van het verslag, 36602
Nota naar aanleiding van het verslag inzake Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025), 36602. nr. 26
Amendement van de leden Dobbe (SP) en Dijk (SP) over het afschaffen van de vrijstelling van leidingwaterbelasting voor grootgebruikers, 36602, nr. 25
Advies Afdeling advisering Raad van State en Nader rapport, 36602, nr. 24
Beslisnota's bij o.a. 36602 Nota van wijziging inzake Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2025), 36602, nr. 23 (bijlage)
Nota van wijziging Belastingplan 2025 (FBI-regime en herwaardering proceskosten BPM en WOZ), 36602, nr. 23
Amendement van de leden Stoffer (SGP) en Grinwis (ChristenUnie) ter vervanging van nr. 19 over het per 2025 verhogen van de kansspelbelasting, 36602, nr. 22
Amendement van het lid Grinwis (ChristenUnie) over het handhaven van het oorspronkelijke afbouwpad voor de korting op de motorrijtuigenbelasting voor emissievrije voertuigen, 36602, nr. 21 (vervangen door nr. 61)
Amendement van het lid Van Kent (SP) over het afschaffen van de BTW voor openbaar vervoer, 36602, nr. 20 (vervangen door nr. 81)
Amendement van het lid Stoffer (SGP) over het per 2025 verhogen van de kansspelbelasting, 36602, nr. 19
Gewijzigd amendement van de leden Dobbe (SP) en Dijk (SP) ter vervanging van nr. 6 over het terugdraaien van de verhoging van het percentage van de renteaftrekbeperking, 36602, nr. 18 (vervangen door nr. 80)
Verslag, 36602, nr. 17
Amendement van het lid Van Nispen c.s. (SP) ter vervanging van nr. 12 over het verhogen van het tarief van de vennootschapsbelasting met 0,92 procentpunt, 36602, nr. 16
Amendement van het lid Grinwis c.s. (ChristenUnie) over het in stand houden van de giftenaftrek en het aanpassen van de begrenzing van de generieke renteaftrekbeperking in de vpb, 36602, nr. 15 (vervangen door nr. 89)
Amendement van het lid Jetten c.s. (D66) ter vervanging van nr. 8 over het terugdraaien van de btw-verhoging op sport, 36602, nr. 14
Gewijzigd amendement van het lid Jetten c.s. (D66) ter vervanging van nr. 11 over het terugdraaien van de btw-verhoging op boeken en cultuur, 36602, nr. 13
Amendement van de leden Van Nispen en Dijk (beiden SP) over het verhogen van het tarief van de vennootschapsbelasting met 0,92 procentpunt, 36602, nr. 12 (vervangen door nr. 16)
Gewijzigd amendement van de leden Jetten (D66) en Dijk (SP) ter vervanging van nr. 9 over het terugdraaien van de btw-verhoging op boeken en cultuur, 36602, nr. 11 (vervangen door nr. 13)
Amendement van de leden Dobbe en Dijk (beiden SP) over een verlaging van de 30%-regeling naar 25,9%, 36602, nr. 10
Amendement van de leden Jetten (D66) en Dijk (SP) ter vervanging van nr. 7 over het terugdraaien van de btw-verhoging op boeken en cultuur, 36602, nr. 9 (vervangen door nr. 11)
Amendement van de leden Jetten (D66) en Bontenbal (CDA) over het terugdraaien van de btw-verhoging op sport, 36602, nr. 8
Amendement van het lid Jetten (D66) over het terugdraaien van de btw-verhoging op boeken en cultuur, 36602, nr. 7 (vervangen door nr. 9)
Amendement van de leden Dobbe en Dijk (SP) over het terugdraaien van de verhoging van het percentage van de renteaftrekbeperking, 36602, nr. 6
Aanbieding pakket Belastingplan, 36602, nr. 5
Advies afdeling advisering Raad van State en nader rapport, 36602, nr. 4 (plus bijlagen)
Uitvoeringstoetsen Belastingdienst
Memorie van toelichting, 36602, nr. 3
Wetsvoorstel, 36602, nr. 2
Koninklijke boodschap, 36602, nr. 1
Aanbiedingsbrief Belastingplan 2025