Einde inhoudsopgave
Wet inkomstenbelasting 2001
Artikel 5.10 Vrijstelling bepaalde rechten
Geldend
Geldend van 01-01-2024 tot 01-01-2025. Let op: wordt geraakt door terugwerkende kracht
- Bronpublicatie:
20-12-2023, Stcrt. 2023, 32714 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000270123)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2023, Stcrt. 2023, 32714 (uitgifte: 29-12-2023, regelingnummer: 2023-0000270123)
- Terugwerkende kracht
Voor dit artikel is een wijziging met terugwerkende kracht gepubliceerd. Zie:
Artikel 5.10 Vrijstelling bepaalde rechten (01-01-2025 tot ---)
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Vermogensrendementsheffing (box 3)
Tot de bezittingen behoren niet:
- a.
rechten op kapitaalsuitkeringen of prestaties uit levensverzekering, uitsluitend bestaande uit een kapitaalsuitkering bij overlijden van de belastingplichtige, zijn partner of een bloed- of aanverwant, dan wel op prestaties in natura ter zake van de verzorging van een uitvaart, mits:
- 1°
de som van het verzekerde kapitaal uit dergelijke levensverzekeringen per verzekerde niet meer bedraagt dan € 8.665;
dan wel indien de som van het verzekerde kapitaal meer bedraagt dan € 8.665;
- 2°
de som van de waarde van die rechten per persoon niet meer bedraagt dan € 8.665;
- b.
rechten op kapitaalsuitkeringen die uitsluitend kunnen plaatsvinden bij invaliditeit, ziekte of ongeval;
- c.
rechten op termijnen van een in artikel 4.28 bedoelde overdrachtsprijs van een aanmerkelijk belang;
- d.
geld, elektronisch geld in de vorm van een chipkaart, alsmede vermogensrechten die zijn bestemd voor het doen van consumentenaankopen zoals cadeaubonnen, voor een bedrag van in totaal € 653 met dien verstande dat indien de belastingplichtige gedurende het gehele kalenderjaar dezelfde partner heeft of voor de toepassing van artikel 2.17 geacht wordt te hebben gehad, het genoemde bedrag voor de belastingplichtige en zijn partner gezamenlijk op € 1.306 wordt gesteld.